• No results found

Het benaderen van de egodocumenten van de ‘toeschouwers’

In document Het Wonderjaar beleefd (pagina 44-47)

3 Reael’s herinnering, beschouwing en beeldvorming in de

3.1 Het benaderen van de egodocumenten van de ‘toeschouwers’

Voordat er gekeken kan worden naar de manier waarop Reael zijn herinnering en beschouwing van het Wonderjaar (en de representatie van deze gebeurtenissen) in de Gedenkschriften toont, zal er eerst moeten worden gekeken naar een theoretische benadering van egodocumenten. Zoals ik eerder al geschreven heb, is er al enig onderzoek gedaan naar de persoonlijke ervaring van de Reformatie aan de hand van egodocumenten. In the flight of Icarus, artisan autobiography in Early Modern Europe beschrijft James Amelang nader het belang van deze vroegmoderne egodocumenten. Volgens Amelang is er nog maar weinig aandacht geschonken aan deze geschriften an sich.98 Vooral wanneer het de

‘volksklassen’ (popular classes) betreft is de aandacht voor de persoonlijke beleving van de schrijver nog altijd weinig belicht. In de negentiende eeuw werden egodocumenten gebruikt als primaire bron, vanaf de vijftiger jaren werden ze bestudeerd voor sociale geschiedenis en het onderzoek naar

98 Amelang, Icarus, 11-12 en 19.

volksmentaliteit, maar pas sinds de jaren tachtig worden ze op zichzelf staand bestudeerd. Dit komt volgens Amelang door de toegenomen interesse in sociale mobiliteit en linguïstieke geschiedenis.99 Arianne

Baggerman en Rudolf Dekker, die in het artikel De gevaarlijkste van alle bronnen: egodocumenten, nieuwe wegen en perspectieven beschrijven wat egodocumenten zijn en hoe ze gebruikt kunnen worden, noemen ook het postmodernisme als oorzaak voor de opgekomen interesse in egodocumenten sinds de jaren tachtig. Volgens het postmodernisme heeft een egodocument verschillende lagen. Zo kan het inderdaad als primaire bron gebruikt worden, maar kan het ook dienen om de subjectiviteit van de schrijver te bestuderen.100 Inmiddels is het geen taboe meer om

egodocumenten (die immers subjectief en niet altijd representatief zijn) op zichzelf te bestuderen en worden ze door historici steeds vaker als onderwerp gebruikt voor kwalitatief onderzoek.101

Er zijn drie manieren om een document als de Gedenkschriften te bestuderen: de schrijver in de geschiedenis plaatsten, de geschiedenis bestuderen aan de hand van persoonlijke documenten (want er zijn weinig andere bronnen) en het beschrijven van de persoonlijke ervaring van de schrijver.102 Aan hand van de eerste en derde variant is het mogelijk om te

kijken naar persoonlijke verhalen en kan een persoon aan de hand van een egodocument in een context worden geplaatst, van waaruit zijn of haar belevenis kan worden beschreven. Ik richt mij voornamelijk op de derde variant.

De manier waarop de Gedenkschriften als (subjectieve) bron benaderd moeten worden is van cruciaal belang. Volgens Amelang is hierbij veel speculatie nodig. Dit geldt met name voor (ego)documenten die zijn gepubliceerd en waarvan we het manuscript niet meer kennen.103

Dit geldt ook voor de Gedenkschriften van Reael; het manuscript is

99 Ibiden, 15-19. Vooral Rudolf Dekker heeft hier in Nederland al veel aandacht aan

besteed.

100 Arianne Baggerman en Rudolf Dekker, ‘De gevaarlijkste van aller bronnen,

egodocumenten: nieuwe wegen en perspectieven’, in Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 1 (2004) 4.

101 Dekker, Childhood, memory, 12-13.

102Benedict, Philip, uses, 355-357.

verloren, maar er bestaan nog verscheidene afschriften, waardoor we een behoorlijk betrouwbaar beeld kunnen vormen van de originele inhoud van de Gedenkschriften. Het belang van interpretatie ligt ook in het feit dat de schrijver er vaak een droge schrijfstijl op nahoudt, waar desondanks veel persoonlijkheid in kan liggen. Amelang noemt dit een buried purpose.104

Reael had met het schrijven over de troebelen in het Wonderjaar van 1566-1567 een verslag van deze gebeurtenissen in Amsterdam voor ogen, waarin hij zijn eigen ervaringen uiteen kon zetten om een zo compleet mogelijke beschrijving te kunnen vormen. Maar er zijn ondanks Reael’s bedoelingen om een genuanceerd beschrijving te maken, duidelijke sporen van subjectiviteit in de Gedenkschriften terug te vinden. Volgens de Deense historicus Michael Harbsmeier, die zich heeft gespecialiseerd in historische reisbeschrijvingen, is dit niet verwonderlijk. Reisbeschrijvingen dienen volgens hem niet alleen als een beschrijving van het bereisde land maar ook van het land van herkomst van de schrijver, maar nog belangrijker: zij dienen ook als bron voor de mentaliteitsgeschiedenis. Een reisbeschrijving geeft namelijk een duidelijke inkijk in de gedachten van de schrijver en door nauwkeurig te lezen zal veel van de schrijver naar voren komen. Reisbeschrijvingen vallen volgens Harbsmeier daarom onder de term egodocumenten.105

Hetzelfde valt te zeggen over Reael. Het destilleren van zijn opinie over de in zijn Gedenkschriften beschreven gebeurtenissen aan de hand van interpretatie is echter wel aan enkele regels gebonden. Belangrijk hierbij is met name dat een verkeerde interpretatie al snel op de loer ligt.106 James Amelang betoogt het belang van interpretatie van

egodocumenten en sluit hierin dan ook aan bij Harbsmeier. Volgens Amelang was de impact van belangrijke gebeurtenissen voor veel vroegmoderne schrijvers de reden om te gaan schrijven. Dit is bij Reael zeer zeker het geval. Bij het schrijven van een (objectief) verslag geven

104 Ibidem, 182.

105 Fabian Brändle e.a., ‘Texte zwischen Erfahrung und Diskurs, Probleme der

Selbstzeugnisforschung’, in Kaspar von Greyerz, Hans Medick en Patrice Veit (eds.) Von der dargestellten Person zum erinnerten Ich, Europäische Selbstzeugnisse als historische Quellen (1500-1850) (Keulen, Weimar, Wenen 2001) 3-34, aldaar 7.

106 Amelang, Icarus, 115.

deze schrijvers alsnog hints van hun eigen bedoeling ‘in their diversity and power of contradiction, silences and evasions, repetitions, the highlighting of keywords and metaphors, patterned allusions: the reader must gauge the potential of all these to reveal intentions.’ 107 Hoe droog een tekst dus

ook is, met de juiste interpretatie kan de persoonlijkheid die een schrijver (bewust of onbewust) in zijn tekst heeft gelegd, worden achterhaald.

De Gedenkschriften zijn grofweg in drie delen op te delen; de eerste (legale) openbare predicatiën, de Beeldenstorm en de troebelen in het voorjaar van 1567. Over ieder van deze drie periodes van het Wonderjaar zal beschreven worden hoe Reael deze ervaren heeft, hoe hij deze weergaf en wat zijn mening erover was.

3.2 Vergelijkbare kronieken, dagboeken en memoires in de

In document Het Wonderjaar beleefd (pagina 44-47)