• No results found

Structurele lasten (euro’s)

Artikel 3.19. Het beheer en de afscheiding van speeltegoeden

Ingevolge artikel 31l, tweede lid, onder b, Wok moet de vergunninghouder passende waarborgen treffen om de tegoeden van de bij hem ingeschreven spelers af te scheiden van zijn eigen en ander vermogen of die tegoeden verzekeren. Het staat de vergunninghouder vrij om te bepalen welke passende maatregelen hij treft. Hij kan bijvoorbeeld kiezen voor een kwaliteitsrekening, zoals die in de Nederlandse notariële en gerechtsdeurwaarderspraktijk wordt gebruikt, of voor een stichting naar het model waarop Nederlandse advocaten hun derdengelden afschermen.

Het onderhavige artikel bevat voorschriften met betrekking tot de afzonderlijke stichtingen die kunnen worden gebruikt om spelerstegoeden te beheren en af te scheiden, waaronder de organisatie van de stichting, het intern toezicht en de uitvoering van het beheer en de afscheiding van spelerstegoeden. Ook worden

voorschriften gesteld aan de vergunninghouder die een dergelijke stichting wenst in te zetten om aan zijn verplichtingen op grond van artikel 31l, tweede lid, onder b, van de Wok te voldoen. Mocht een stichting niet of niet langer aan de voorschriften van het onderhavige artikel voldoen, dan zal de vergunninghouder op een andere wijze het beheer van de speeltegoeden van zijn spelers moeten organiseren. De

vergunninghouder kan daarop door de kansspelautoriteit worden aangesproken.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de stichting ook moet voldoen aan de eisen die opgenomen zijn in artikel 24c, onder b, van de Vrijstellingsregeling Wft om in aanmerking te komen voor een vrijstelling van het in artikel 3:5, eerste lid, van de Wft opgenomen verbod om in de uitoefening van een bedrijf van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen en ter beschikking te hebben. In artikel 24c, onder b, van de Vrijstellingsregeling Wft wordt onder meer verwezen naar de voorwaarden die het onderhavige artikel stelt aan de stichting. Artikel 24c, onder a, van de Vrijstellingsregeling Wft voorziet in een vrijstelling van voornoemd verbod voor vergunninghouders die kansspelen op afstand organiseren en een hiervoor genoemde kwaliteitsrekening aanhouden.

Eerste lid

Het eerste lid bevat vereisten waaraan een stichting moet voldoen, die door de vergunninghouder wordt belast met het beheer van de spelerstegoeden. De stichting die is belast met het tijdelijke beheer van de spelerstegoeden op de door een

vergunninghouder ten behoeve van de speler aangehouden speelrekeningen, ontvangt gelden van zowel de speler, als van de vergunninghouder. Zij draagt zorg voor de uitkering van die gelden aan de speler of in voorkomend geval een andere

rechthebbende, bijvoorbeeld de vergunninghouder als de speler zijn inzet heeft

verloren. Naast de gelden die door de speler op diens speelrekening zijn gestort en die bestemd zijn als inzet bij de vergunde kansspelen, gaat het ook om vergoedingen voor de vergunninghouder voor het bieden van gelegenheid om aan de vergunde

kansspelen deel te nemen en om door de speler behaalde speelwinsten en bonussen.

Bij het beheer van de spelerstegoeden moet de stichting zich houden aan de

voorschriften die krachtens artikel 31l, eerste lid, Wok gesteld zijn met betrekking tot de speelrekening en de betalingstransacties tussen speler en vergunninghouder. Dit

omvat de voorschriften uit hoofdstuk 4, afdeling 4, van het Besluit kansspelen op afstand en het eerste lid van het onderhavige artikel.

Onderdelen a tot en met c

De stichting beheert in de vorm van speeltegoeden aanzienlijke bedragen die niet aan haar toebehoren. Om er – bij wijze van good governance – op toe te zien dat het bestuur de spelerstegoeden op juiste en rechtmatige wijze beheert en daartoe passende maatregelen heeft getroffen moet de stichting over een raad van toezicht beschikken van ten minste drie natuurlijke personen. Het bestuur en de raad van toezicht moeten hun taken onafhankelijk uitvoeren zonder inmenging van de

vergunninghouder ter voorkoming van onrechtmatige transacties ten gunste van die vergunninghouder. Met het oog op het beheer en de afscheiding van spelerstegoeden moet de betrouwbaarheid van het bestuur en de raad van toezicht buiten twijfel staan.

Voorts werken de bestuursleden en de leden van de raad van toezicht niet onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder en zijn zij niet ondergeschikt aan de vergunninghouder. Dit laat onverlet dat er een zakelijke relatie is tussen de stichting en de vergunninghouder die voortvloeit uit de overeenkomst tot het tijdelijke beheer van spelerstegoeden.

Onderdelen d tot en met j

De stichting moet de saldi van de speelrekeningen aanhouden op een afzonderlijke rekening. Op die rekening mogen uitsluitend de spelerstegoeden worden aangehouden van de spelers die ingeschreven zijn of zijn geweest bij de vergunninghouder met wie die stichting een overeenkomst tot beheer van de spelerstegoeden heeft gesloten. Op die rekening mag bijvoorbeeld geen eigen vermogen van de stichting, van de

vergunninghouder of van derden worden aangehouden. Ook tijdens de transacties naar en van de speelrekening mag het vermogen van de speler niet worden vermengd met vermogen van anderen. De stichting moet ervoor zorgen dat alleen zij kan beschikken over de saldi op de rekening met de spelerstegoeden en dat alleen zij die rekening beheert. Daarnaast moet zij passende maatregelen treffen om te voorkomen dat de saldi vanwege onrechtmatige transacties verloren gaan. Met het oog op

eventuele ontbinding van de stichting, moet de stichting passende maatregelen hebben getroffen die ertoe strekken dat de spelerstegoeden worden uitgekeerd aan de rechthebbenden. Het staat de stichting vrij om meerdere rekeningen aan te houden, mits ten aanzien van iedere rekening aan de voorwaarden wordt voldaan. Een stichting kan ook voor meer dan een vergunninghouder de tegoeden van spelers beheren. Om de vermogens van spelers die bij verschillende vergunninghouders ingeschreven zijn of zijn geweest genoegzaam af te scheiden, moet de stichting in dat geval per

vergunninghouder ten minste een afzonderlijke rekening aanhouden.

Onderdeel k

De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van de in dit artikel gestelde voorschriften. Daarom is het van belang dat de kansspelautoriteit rechtstreeks bij de stichting inlichtingen kan inwinnen en zich daarvoor niet tot de vergunninghouder hoeft te wenden.

Tweede en derde lid

Het tweede en derde lid bevatten voorschriften met betrekking tot de raad van toezicht van de stichting. Tot de taakstelling van de raad van toezicht behoort in ieder geval het (interne) toezicht op een rechtmatig beheer en afscheiding van de

spelerstegoeden en de naleving van wettelijke voorschriften door het bestuur van de

stichting. De raad van toezicht heeft verder – zodra deze is geïnstalleerd – tot taak de benoeming, de schorsing of het ontslag van het bestuur. Tevens gaat de raad van toezicht over de benoeming en het ontslag van de eigen leden.

De raad van toezicht moet als intern toezichtsorgaan zo veel mogelijk objectief en onafhankelijk opereren. Ten aanzien van de benoeming van leden van de raad van toezicht is daarom bepaald dat de raad van toezicht zelf een profielschets opstelt en uitsluitend een kandidaat benoemt die aan dat profiel voldoet. Ten aanzien van de benoeming van bestuursleden moet de raad van toezicht eveneens voorzien in een benoemingsprocedure aan de hand van een profielschets om een onbevooroordeelde selectie mogelijk te maken. Met het oog op transparantie en interne controle moet de raad van toezicht de profielschetsen aan het bestuur verstrekken.

Ten aanzien van de beoogde kandidaten voor een bestuursfunctie ligt het in de lijn der verwachting dat zij worden beoordeeld op betrouwbaarheid en deskundigheid, en dat daarbij dan ook om een verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd.

Vierde lid

De vergunninghouder blijft zelf verantwoordelijk voor de gebruikmaking van een stichting voor het beheer en de afscheiding van spelerstegoeden. Van de

vergunninghouder wordt daarom verwacht dat deze zicht heeft op het functioneren van de stichting, afspraken contractueel vastlegt ter waarborging van de goede uitvoering van het beheer en de afscheiding van spelerstegoeden en daarover verantwoording kan afleggen.

Onderdelen a tot en met d

De vergunninghouder die een stichting inschakelt voor het beheer en de afscheiding van spelerstegoeden moet zich vergewissen van de betrouwbaarheid van de

bestuursleden van de stichting en van de leden van het toezicht, zoals hij zich

ingevolge artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand ook moet vergewissen van de betrouwbaarheid van leidinggevenden en sleutelpersoneel van zijn eigen

organisatie. De kansspelautoriteit voert geen betrouwbaarheidsonderzoek naar de leden van het bestuur en de raad van toezicht van de stichting, maar kan en zal wel beoordelen of de vergunninghouder zich voldoende van hun betrouwbaarheid vergewist heeft. De vergunninghouder moet daarnaast bedingen dat de stichting de relevante wettelijke voorschriften naleeft en zorgt dat de kansspelautoriteit toezicht kan uitoefenen. Ook moet de vergunninghouder contractueel vastleggen dat de stichting bedragen aan de spelers uitbetaalt en dat de stichting geen financiële risico’s loopt, bijvoorbeeld in de vorm van schulden of zekerheidstellingen. De

vergunninghouder moet toezien op de nakoming van deze contractuele verplichtingen en kan daarop door de kansspelautoriteit worden aangesproken.

Onderdeel e

Dit onderdeel schrijft voor dat de vergunninghouder uitsluitend aanspraak heeft op de aan hem toekomende gelden. De stichting die spelerstegoeden beheert mag zodoende alleen de aan de vergunninghouder toekomende gelden aan die vergunninghouder uitkeren.

Onderdeel f

Het is van belang dat de vergunninghouder zodanig de afspraken en gegevens vastlegt, alsook de kennis heeft om deze toe te lichten aan de kansspelautoriteit. De

vergunninghouder moet zicht hebben op de wijze waarop hij de spelerstegoeden laat beheren, als hij daarvoor een stichting gebruikt.

Afdeling 4. Consumentenbescherming

Deze afdeling bevat nadere regels met het oog op consumentenbescherming. Het gaat hierbij onder meer om eisen aan de klantendienst die de vergunninghouder op grond van artikel 4.36 van het Besluit kansspelen op afstand dient te onderhouden.

Daarnaast worden in deze afdeling eisen gesteld met betrekking tot de afhandeling van klachten en de klachtenprocedure waar de vergunninghouder ingevolge artikel 4.37 van voornoemd besluit in dient te voorzien. Tot slot zijn in deze afdeling

informatieverplichtingen jegens de speler opgenomen waar de vergunninghouder aan moet voldoen.