• No results found

Structurele lasten (euro’s)

Artikel 2.2. De afdracht aan de draf- en rensport

Op grond van artikel 31f van de Wok en in navolging van hetgeen is medegedeeld in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2014/15, 33 996, nr. 6, p.

70-71) is in het onderhavige artikel een afdrachtsverplichting opgenomen ten behoeve van de Nederlandse draf- en rensport. Voorafgaand aan de regulering van kansspelen op afstand werd de afdracht aan die sport uitsluitend gegenereerd met de exploitatie van een landgebonden vergunning (artikel 25, tweede lid, aanhef en onder c, Wok).

Met de inwerkingtreding van deze regeling zal de totale afdracht tevens bestaan uit een deel dat wordt gegenereerd met het aanbieden van kansspelen op afstand (artikel

31f Wok), voor zover het daarbij gaat om het organiseren van weddenschappen op draf- en renwedstrijden die in Nederland zijn georganiseerd.

Indien geen afdrachtsverplichting zou gelden voor vergunninghouders die op afstand weddenschappen aanbieden op draf- en renwedstrijden die in Nederland worden georganiseerd, zou dit voor hen een kostenvoordeel inhouden ten opzichte van de landgebonden aanbieder die dezelfde (type) weddenschappen op aanbiedt. Vanwege dit kostenvoordeel kunnen deze weddenschappen op afstand – bij het ontbreken van een afdrachtsverplichting – zo worden georganiseerd dat deze attractiever zijn voor de speler om aan deel te nemen dan de weddenschappen van het landgebonden aanbod.

Hierdoor kunnen de inkomsten aan de kant van de landgebonden aanbieder

teruglopen. Dit kan vervolgens leiden tot een – in zijn totaliteit – afnemende afdracht aan de Nederlandse draf- en rensport, aangezien deze afdracht gebaseerd is op diezelfde inkomsten. Dit komt neer op een free riders probleem dat uiteindelijk het bestaan van de Nederlandse draf- en rensport kan bedreigen.

Vergunninghouders die op afstand weddenschappen organiseren op draf- en

renwedstrijden die in Nederland worden georganiseerd, moeten een percentage van het daaruit voortvloeiende BSR afdragen, zodat dit wordt besteed aan doelen die zijn gericht op het behoud van de Nederlandse draf- en rensport en daarmee het

voortbrengen van (ren)paarden. Deze sport bestaat uit meer dan enkel het houden van draf- en renwedstrijden. Naast de organisatie van wedstrijden is het cruciaal dat wedstrijdfitte renpaarden worden gefokt, (medisch) verzorgd en getraind, en een eerlijk wedstrijdverloop wordt geborgd door doping of andere onwenselijke beïnvloeding tegen te gaan.

De afdrachtsverplichting komt neer op een vorm van staatssteun, die wat betreft het doel en de opzet daarvan te vergelijken is met afdrachtsverplichtingen in andere landen binnen de Europese Unie, met name het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, ten behoeve van de draf- en rensport en die onder het Europees mededingingsrecht als gerechtvaardigde staatssteun zijn toegestaan.22 De afdrachtsverplichting is gebaseerd op onderlinge verwevenheid tussen de draf- en rensport, de

paardenfokkerij en de weddenschappen die daarop worden aangeboden, en de wederzijdse afhankelijkheid. Zonder weddenschappen zijn er geen wedstrijden mogelijk, en vice versa.

Het voornemen bestaat om de maatregel van afdracht te betrekken bij de evaluatie van de Wet kansspelen op afstand drie jaar na de inwerkingtreding daarvan. Overigens is ook het voornemen om de maatregel iedere vijf jaar te evalueren om de beoogde effectiviteit daarvan te beoordelen, namelijk het stimuleren van doelen als beschreven in het derde lid. Daarbij moet in ieder geval worden beoordeeld of het percentage – mede in het licht van de staatssteunaspecten – nog voldoende proportioneel is, aangezien het om aanvullende financiële verplichtingen gaat voor vergunninghouders die weddenschappen organiseren op in Nederland gehouden draf- en renwedstrijden.

Een dergelijk evaluatieonderzoek zal ook betrekking hebben op de hoogte van het afdrachtspercentage en een eventuele aanpassing daarvan.

22 Zie met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk besluit SA.46216 (Commissiedocument C(2017) 2478 final) en met betrekking tot Denemarken besluit SA.48604 (Commissiedocument C(2017) 7970 final). Zie voorts het groenboek Online gokken op de interne markt, COM(2011) 128 definitief, p. 34 e.v..

Eerste lid

Aan economisch onderzoeksbureau Ernst & Young Montesquieu (hierna: EY) is gevraagd om een analyse ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van het afdrachtspercentage.23 Mede op basis van de resultaten van deze analyse is de afdracht aan de Nederlandse draf- en rensport vastgesteld op 10% van het BSR over de weddenschappen die de vergunninghouder van kansspelen op afstand heeft afgesloten op draf- en renwedstrijden die in Nederland zijn gehouden. Bij het

vaststellen van dit percentage is aan de ene kant rekening gehouden met het streven naar budgetneutraliteit voor de Nederlandse draf- en rensport, namelijk dat de wettelijke afdracht aan deze sport – met de regulering van kansspelen op afstand – onder anderszins gelijkblijvende omstandigheden ongewijzigd blijft. Aan de andere kant is rekening gehouden met het streven om een verdienmodel voor

vergunninghouders niet te verhinderen en in het verlengde daarvan voldoende kansspelaanbod te hebben met het oog op kanalisatie van de vraag naar het kunnen afsluiten van weddenschappen op draf- en rensportwedstrijden.

Met het BSR als grondslag voor de afdracht wordt aangesloten bij de grondslag waarover kansspelbelasting wordt geheven ten aanzien van zowel landgebonden, als op afstand afgesloten weddenschappen op draf- en rensportwedstrijden. Deze grondslag is gewijzigd met de Wet aanpassing kansspelbelasting voor

sportweddenschappen24 en leidt tot verhoging van de kansspelbelasting op die weddenschappen. Onderkend is dat deze verhoging, naast de toetreding van nieuwe partijen vanwege de invoering van de Wet kansspelen op afstand, effect zal hebben op de afdracht die de Nederlandse draf- en rensport op grond van wettelijke

verplichtingen ontvangt. Ook met de introductie van de afdrachtsverplichting voor vergunninghouders die op afstand weddenschappen afsluiten op draf- en

renwedstrijden die in Nederland worden gehouden, neemt deze afdracht ten opzichte van voorgaande jaren af. De afdrachtsverplichting op grond van het onderhavige artikel – waarbij het afdrachtspercentage om voormelde redenen niet hoger dan 10%

van het BSR wordt vastgesteld – levert ongeveer een kwart op van de wettelijk verplichte afdracht die jaarlijks werd gegenereerd op grond van de landgebonden vergunning.

Tweede en derde lid

De vergunninghouder boekt het maandelijks in te houden afdrachtsbedrag de daarop volgende maand over aan een ontvanger die bij ministerieel besluit wordt

aangewezen. Die ontvanger heeft de taak om de verkregen afdrachtsgelden door te verstrekken en continue financiering van de draf- en renwedstrijden mogelijk te maken. Die financiering moet gericht zijn op het behoud van de draf- en rensport en kosten dekken die daarmee gemoeid zijn.

Het gaat daarbij om in ieder geval het ter beschikking stellen van geldprijzen die met draf- en renwedstrijden kunnen worden gewonnen om de draf- en rencompetities aantrekkelijk te houden. Voldoende prijzengeld zorgt ervoor dat paardeigenaren langdurig blijven investeren in de ontwikkeling en de verbetering van de

paardenfokkerij, alsmede het trainen voor en deelnemen aan wedstrijden. De afdracht

23

Afdrachtspercentage draf- en rensport, EY Montesquieu, 30 maart 2018.

24

Wet van 19 december 2018 tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor

landgebonden weddenschappen op de sport (Stb. 2018, 509).

is verder bedoeld om de draf- en rensport zuiver te houden en te beschermen tegen wedstrijdvervalsing, bijvoorbeeld vanwege dopinggebruik.

De kosten die samenhangen met de in het derde lid genoemde bestedingsdoeleinden kunnen uiteenlopen. Deze kosten kunnen – naast prijzengeld – onder andere

betrekking hebben op de huur van een renbaan, op de medische controle van de paarden en de opleiding van – verzorgers en/of toezichthoudend personeel. Het gaat hier steeds om kosten voor voorzieningen die van algemeen belang zijn met het oog op een aantrekkelijk aanbod en een zuiver verloop van de wedstrijden, alsmede de veiligheid en gezondheid van de paarden.

Vierde lid

Aan de aanwijzing van de ontvanger worden voorschriften verbonden ter borging van de vereiste taakuitoefening. Het gaat hier om inhoudelijke voorschriften met

betrekking tot de wijze waarop de ontvanger diens werkzaamheden verricht en de ontvangen gelden op effectieve en efficiënte wijze besteedt aan de doeleinden waarvoor zij bestemd zijn, bijvoorbeeld aan de hand van een jaarplan en

jaarbegroting. De ontvanger moet in ieder geval informatie bieden over de concrete kostenposten waar de gelden aan zullen worden besteed, zodat kan worden

beoordeeld of deze wezenlijk bijdragen aan de overkoepelende bestedingsdoeleinden, genoemd in het derde lid.

De aan de aanwijzing te verbinden voorschriften zullen voorts betrekking hebben op de wijze waarop de ontvanger (onder andere financieel) verantwoording daarover moet afleggen, bijvoorbeeld in de vorm van een (financieel) jaarverslag inclusief accountantsverklaring. Dit dient ertoe om zo veel mogelijk zeker te stellen dat de gelden die worden verkregen uit afdrachten op een verantwoorde en tevens inzichtelijke wijze worden besteed.

Vijfde lid

De aanwijzing kan worden ingetrokken, indien de aangewezen ontvanger de bedragen die deze ontvangt niet besteedt aan de doelen, bedoeld in het tweede lid, of indien deze zich niet houdt aan de voorschriften die aan de aanwijzing zijn verbonden.

Artikel 2.3. Het verbod op de vergunning van loterijen op afstand