• No results found

Richtlijn

Starten met sondevoeding in de thuissituatie

Aniella Kabel Wendien Kars

Stappenplan diëtist voor het starten met sondevoeding in de eerstelijnsgezondheidszorg

1. Indicatie stellen voor het starten met sondevoeding (eventueel in overleg met (huis)arts). Cliënt screenen op ondervoeding. Bij vermoedens risico op refeeding syndroom vaststellen.

2. Samen met andere disciplines (o.a. (huis)arts, (wijk)verpleging, maatschappelijk werker en cliënt) bepalen of sondevoeding thuis kan worden gegeven.

3. Cliënten die voor sondevoeding thuis in aanmerking komen zijn:

- Cliënten die geen medische behandeling/ verzorging nodig hebben in het ziekenhuis - Cliënten die de psychische druk van thuis voeden aankunnen

- Cliënten die de toediening en verzorging van de sondevoeding zelfstandig kunnen uitvoeren (dit kan ook worden gedaan door familie of V&V)

4. Bepalen voedingsbehoefte en dit vertalen naar soort en hoeveelheid sondevoeding 5. Bepaling toedieningswijze (continu, intermitterend, portie/ bolus)

6. Bepalen voorkeur sonde (neus-maag, neus-duodenum, etc.) 7. Bepalen toedieningssysteem (verbinding tussen sonde en fles)

8. (Mede) bepalen noodzaak voedingspomp (eventueel ambulante voedingspomp) 9. (Indien noodzakelijk) bepalen van opklimschema

10. Bepalen of er naast de sondevoeding gegeten/ gedronken kan worden. Zo ja, wat en hoeveel?

11. Keuze maken voor leverancier

12. Invullen en opsturen van formulier voor het regelen van sondevoeding bij leverancier sondevoeding

13. Uitleg over toedieningswijze aan cliënt en naasten (ook verzorgd door leveranciers) 14. Regelen van inbrengen sonde (huisarts, V&V, verpleging, leveranciers). Voor deze

medisch technische handeling is handtekening van arts nodig.

15. Inschakelen V&V wanneer cliënt of zijn familie niet zelfstandig sondevoeding kan uitvoeren en verzorgen

16. Uitleg en advies t.a.v. eventuele lichamelijke problemen

17. Indien mogelijk opstellen van afbouw schema (overgang sondevoeding naar orale voeding)

1. Inleiding

De richtlijn starten met sondevoeding in de thuissituatie is ontwikkeld voor de diëtisten van Careyn te Utrecht. Omdat de diëtist een belangrijke rol speelt wanneer een cliënt gaat starten met sondevoeding in de thuissituatie, zijn de taken en verantwoordelijkheden van de diëtist, en andere betrokken disciplines, in deze richtlijn opgenomen.

Wanneer een cliënt ondervoed is en wanneer verwacht wordt dat bij een cliënt in goede voedingstoestand de orale voedselinname gedurende ten minste zeven dagen onvoldoende is, dient sondevoeding overwogen te worden. Het streven zal altijd zijn om de cliënt optimaal te voeden. De doelstelling is om 100% van de berekende energie- en eiwitbehoefte toe te dienen. Wanneer dit doel niet via de orale weg behaald kan worden, is het een optie om de noodzakelijke voedingsstoffen via een alternatieve route toe te dienen (1). Zie bijlage 1 voor de indicaties van sondevoeding.

Sondevoeding is een dun vloeibare voeding. Deze voeding bevat alle voedingsstoffen, zoals koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines, mineralen en vocht om de cliënt een optimale voeding aan te bieden. Sondevoeding wordt via een kunstmatige weg direct aangeboden in het maag-darmkanaal en behoort alleen tot de mogelijkheden wanneer de cliënt een

2. Betrokken disciplines en taken bij sondevoeding in de eerstelijnsgezondheidszorg 2.1 Betrokken disciplines en bereikbaarheid

Eurocept

Telefoon : 030 280 42 71 Bereikbaarheid : 24 uur p/d

Email : info@eurocept-homecare.nl

Website : https://www.eurocept-homecare.nl/ Postadres : Loodsboot 7, 3991 CJ Houten Mediq tefa

Telefoon : 030 282 12 22

Bereikbaarheid : werkdagen: 8.15-17.30. In geval van nood ook avonduren en weekenden

Email : voeding@mediqtefa.nl Website : https://www.mediqtefa.nl/

Postadres : Antwoordnummer 4730, 3500 SJ Utrecht Sorgente

Telefoon : 030 634 62 69

Bereikbaarheid : werkdagen: 08.30-18.00, in geval van nood 24 uur p/d Email : teamsondevoeding@sorgente.nl

Website : http://www.sorgente.nl/

Postadres : Postbus 281, 3990 GB, Houten

V&V

Telefonisch via de Careyn klantenservice: (088) 123 99 88

2.2 Betrokken disciplines en taken

Bij de organisatie van sondevoeding thuis dient een multidisciplinair team van zorgverleners betrokken te zijn. Een multidisciplinair team heeft gezamenlijk een grote deskundigheid. Het multidisciplinaire team houdt zich vanuit verschillende disciplines bezig met

sondevoeding. In de praktijk kan een team bestaan uit de behandelend arts/ huisarts, verpleegkundige, wijkverpleegkundige, diëtist, apotheker en/of een leverancier van hulpmiddelen voor de toediening van sondevoeding en de zorgverzekeraar.

Een afdeling of polikliniek van het ziekenhuis is bij de organisatie van sondevoeding in de thuissituatie vaak betrokken. Verschillende afdelingen/ poliklinieken, zoals oncologie, interne geneeskunde, keel-, neus- en oogartsen, kunnen deel uitmaken van het team

2.2.1 TODU

De TODU-deelnemers die ervaring hebben met sondevoeding, staan vermeld op de TODU- site. In de ziekenhuizen en verpleeghuizen worden mensen zo vaak met sondevoeding gevoed dat ervan uit gegaan mag worden dat de expertise daar aanwezig is.

In de thuissituatie wordt binnen TODU de diëtistische begeleiding gedaan door diëtisten die sondevoeding als aandachtsgebied hebben. Binnen TODU is de afspraak dat deze diëtisten voldoen aan de volgende eisen:

- ingeschreven in het kwaliteitsregister paramedici/deelnemer van TODU - instapeis: gevolgd hebben van een sondevoedingsscholing

- overleg/meelopen met een collega in de 2e lijn om praktijkervaringen uit te wisselen, zelf regelen

- 5 dagen per week en 8 uur per dag bereikbaar. Altijd vervanging in geval van ziekte/vakantie en met calamiteiten

- goed telefonisch en per mail bereikbaar om snel af te kunnen stemmen met de collega in de 2e lijn die de patiënt heeft verwezen of terug te kunnen verwijzen/informeren

- mogelijkheid om huisbezoeken af te leggen in de regio genoemd bij jouw naam/organisatie. Zie hiervoor de website: http://www.todu.nl/

2.3 Taken Leverancier Sondevoeding

Als leverancier kan gekozen worden voor Eurocept, Mediq Tefa of Sorgente. De diëtist dient na te vragen bij welke zorgverzekeraar de cliënt is aangesloten om de juiste leverancier te bepalen.

2.3.1 Aanmelden leverancier

De diëtist beschikt over inloggegevens van de betreffende leverancier. Via deze weg kan de diëtist de benodigde spullen en sondevoeding bestellen en thuis laten bezorgen bij de cliënt. 2.3.2 Taken leverancier

Tabel 1 bevat de taken van leveranciers. Tabel 1: taken leveranciers

Taak: Eurocept Mediq Tefa Sorgente

Leveren van sondevoeding: Ja Ja Ja

Leveren van toebehoren: Ja Ja Ja

Instructiezorg voor cliënt door verpleegkundige leverancier:

Ja Ja Ja

Noodhulpdienst (24u p/dag): Voor geven van telefonische tips bij spoedeisende,

technische problemen met de voedingspomp: Ja 030 280 42 71 Ja 030 282 12 22 Ja 030 634 62 69 Verpleging leverancier

bevoegd tot inbrengen sonde:

Ja (neus-maagsonde). Wel uitvoeringsverzoek huisarts nodig

Ja, alleen bij

volwassenen (neus- maagsonde) Ja (neus-maagsonde). Wel uitvoeringsverzoek huisarts nodig Vergoedingen via verzekeraars:

Ja. Heeft een contract met alle

zorgverzekeraars

Ja. Heeft een contract met alle

zorgverzekeraars

Ja. Heeft een contract met alle

2.4 Verpleging &Verzorging (V&V)

Verpleging en Verzorging (afgekort V&V) biedt verpleging en verzorging bij cliënten thuis. Bij een cliënt die sondevoeding thuiskrijgt, kunnen zij dagelijks (indien nodig meerdere malen per dag) de sondevoeding verwisselen. Indien noodzakelijk kunnen zij ook andere vormen van zorg bieden.

MBO Verzorgende (niveau 3) en MBO Verpleegkundige (niveau 4) zijn bevoegd tot het verwisselen van de verpakking sondevoeding.

HBO Verpleegkundige (niveau 5) is, naast het verwisselen van de sondevoeding, tevens bevoegd tot het inbrengen van de sonde. Voor deze handeling is echter wel een

uitvoeringsverzoek van de (huis)arts noodzakelijk. 2.4.1 Hoe schakelt de diëtist V&V in?

De diëtist kan V&V inschakelen. Dit doet de diëtist door naar het team V&V van de wijk te bellen, in de wijk waar de cliënt woont. Er is een interne lijst waar alle wijkverpleegkundige met telefoonnummers opstaan.

2.4.2 Taken V&V bij cliënten met sondevoeding

- Algemene taken: signaleren, evalueren, samenwerken en observeren

- Neussonde inbrengen (alleen Verpleegkundige niveau 5, anders arts of facilitair bedrijf. Een P.E.G. moet in het ziekenhuis worden ingebracht)

- Dagelijks verwisselen van de sondevoeding - Sonde doorspuiten bij verstoppingen

- Materiaal bestellen

- Vochtbalans bijhouden (indien noodzakelijk) - Cliënten wassen (indien noodzakelijk)

- Wonden behandelen (indien van toepassing) - Medicatie toedienen (eventueel via de sonde) - controleren maagretentie

3. Sondevoeding

3.1 Soorten sondevoeding

Op basis van samenstelling in soorten sondevoeding is de volgende indeling mogelijk: Polymere voeding

Polymere enterale voeding bevat eiwitten, vetten en koolhydraten in de vorm van intacte, grote moleculen. Deze voeding vereist een normale vertering en resorptie en bestaat uit: - Polypeptiden (intacte eiwitten),

- Plantaardige oliën (voornamelijk lange-keten-triglyceriden) en - Koolhydraten (voornamelijk dextrinemaltose)

De macronutriënten verschillen niet van normale voeding, de voeding kan dus worden toegepast bij cliënten waarbij het maag-darmkanaal normaal of bijna normaal functioneert. (1,2)

Oligomere voeding

Deze voeding kan worden gebruikt bij (ernstige) verterings- en absorptiestoornissen en bestaat uit:

- Gesplitste eiwitten (korteketenpeptiden of aminozuren) - Vetten zijn (lange en middel-keten-vetzuren)

- Dextrinemaltose als koolhydraatbron. (1)

Monomere voeding

Deze voeding wordt vooral gebruikt bij ernstige vormen van voedselallergie maar hij is ook geschikt voor cliënten met een verterings- en/of resorptiestoornis.

Deze voeding bestaat uit: - Alleen vrije aminozuren,

- Een combinatie van lange en middel-keten-vetzuren en - Dextrinemaltose

Deze voeding wordt ook wel volledig resorbeerbare of elementaire of voeding genoemd. De voeding bestaat uit voorverteerde eiwitten, vetten en koolhydraten, die als kleine moleculen voorkomen. De osmolariteit van monomere voeding is hoger dan poly- en oligomere

voeding. (1,2)

3.2 indicaties en contra-indicaties sondevoeding 3.2.1. indicaties sondevoeding

De diëtist stelt de energie- en eiwitbehoefte vast en berekent aan de hand van de anamnese van de huidige voedingsintake of de vastgestelde behoefte gehaald kan worden met het normale voedingspatroon of dat sondevoeding noodzakelijk is.

Wanneer de intake lager ligt dan 50% van de behoefte, dan is er aanvullende of volledige sondevoeding benodigd. Ook wanneer een cliënt ondervoed is en wanneer verwacht wordt dat bij een cliënt in een goede voedingstoestand de orale voedingsinname gedurende tenminste 7 dagen onvoldoende is, moet sondevoeding overwogen worden (3). Andere indicaties zijn:

- Cliënten die niet (voldoende) kunnen eten en drinken:

Obstructies in het maag-darmkanaal, kaakfracturen, verlammingen (CVA), tumoren in hoofd- halsgebied, anorexie ten gevolge van ziekte en/of behandeling.

- Cliënten die niet mogen eten en drinken:

Operatie aan het maag-darmkanaal, grote buikoperaties en acute fase van ziekte zoals ziekte van Crohn, fistels hoofd-halsgebied.

- Cliënten die niet voldoende (willen) eten en drinken:

Anorexie, geriatrische problemen, ernstige ziekte en psychische problemen. (3)

3.2.2. contra- indicaties voor enteraal voeden

Naast indicaties zijn er ook contra- indicaties voor het geven van sondevoeding. Een aantal contra-indicaties worden door de complexiteit in de eerste lijn nauwelijks gezien.

Onderstaand een overzicht van mogelijke contra-indicaties: • Obstructie in het maag-darmkanaal

• Enterocutane fistels met veel uitscheiding (>1000 ml/dag), waarbij geen sonde geplaatst kan worden voorbij de fistel

• Acute pancreatitis, met veel pijnklachten en zonder resultaat met sondevoeding

• Verminderd absorberend vermogen van de dunne darm of ziek darmweefsel als gevolg van bestraling of ernstige infectie

• Chyluslekkage (>1000 ml/dag), zonder resultaat van een LCT-beperkt en MCT- gesubstitueerd dieet

• Ernstige diarree op basis van onbehandelbare infectie met ernstig gewichtsverlies • Grote intestinale bloedingen

• Naadlekkage distaal in de darm

• Motiliteitsstoornissen zoals pseudo-obstructie, scleroserende peritonitis • Paralytische en mechanische ileus

• Darmischemie

• Ernstige peritonitis, met grote kans op perforatie of ileus (3)

3.3 Toedieningswijzen

Er zijn drie manieren om sondevoeding toe te dienen: - Continu voeden

- Intermitterend voeden (bijvoorbeeld alleen overdag of alleen ’s nachts) - Voeden per bolus

Continu voeden

Hierbij wordt de sondevoeding ononderbroken 24 uur per dag druppelsgewijs toegediend. Dit kan gebeuren met behulp van een zwaartekrachtsysteem of een pompset.

Bij een gestoorde pylorusfunctie, maagretentie, een gestoorde maagfunctie en bij toediening in het duodenum of jejunum heeft continu voeden via een voedingspomp de voorkeur. Zie tabel 2 voor de voor- en nadelen van continu voeden.

Tabel 2: voor- en nadelen continu voeden

Voordelen continu voeden Nadelen continu voeden Mogelijk om grotere hoeveelheden

sondevoeding toe te dienen

Indien de cliënt even moet worden afgekoppeld, bijv. voor een onderzoek, mist hij een deel van zijn voeding Betere tolerantie van de voeding; vooral bij

ernstig zieke cliënten en voeden voorbij de maag

Bij continu voeden in de maag kan er diarree optreden. Dit ten gevolge van de gastro-intestinale motorische respons. Wanneer dit het geval is kan er

desgewenst continu worden gevoed in het duodenum of voeden per portie in de maag

Minder kans op maagretentie en aspiratie De cliënt heeft bij deze toedieningswijze verlies van mobiliteit

Minder kans op misselijkheid en braken Minder bewegingsvrijheid Meer kans dat de cliënt alle voeding

binnenkrijgt

Altijd zichtbaar zijn van sondevoeding/ziekte Het lichaam hoeft steeds maar een kleine

hoeveelheid voeding te verwerken (1,2)

Intermitterend voeden

Bij intermitterend voeden krijgt de cliënt voor een dagdeel sondevoeding druppelsgewijs toegediend. Bijvoorbeeld ’s nachts of een aantal uur overdag. Het toedieningssysteem kan de rest van de dag worden afgekoppeld. Dit geeft de cliënt meer mobiliteit dan continu voeden. Intermitterend voeden gebeurt vaak als de sondevoeding gebruikt wordt als aanvullende voeding. Bij de toediening wordt een voedingspomp gebruikt. Zie tabel 3 voor de voor- en nadelen van intermitterend voeden.

Tabel 3: intermitterend voeden.

Voordelen intermitterend voeden Nadelen intermitterend voeden De cliënt heeft bij deze toedieningswijze

meer mobiliteit dan continu voeden

Kans dat voedingsdoel niet wordt gehaald wanneer cliënt naast sondevoeding niet voldoende eet

Doordat er vaak ’s nachts wordt gevoed heeft cliënt kans om overdag te wennen aan eten

Voeden per bolus

Hierbij wordt er meerdere keren per dag een bepaalde hoeveelheid sondevoeding in één keer gegeven. De voeding wordt per spuit of via een zwaartekrachtsysteem via de sonde aan de cliënt gegeven.

Als de cliënt mobiel is, verdient bolusvoeding de voorkeur. Deze methode komt het meest overeen met de normale fysiologie (‘’normaal eten’’). Ook geeft deze methode de meeste bewegingsvrijheid. Bolusvoeding kan ook overwogen worden bij verwarde cliënten, kinderen en lichamelijke gehandicapten. Bij deze groep is het risico op verplaatsen van de sonde aanwezig en kan er gemakkelijk aspiratie optreden (1). Zie tabel 4 voor de voor- en nadelen van voeden per bolus.

Tabel 4: voor- en nadelen voeden per bolus.

Voordelen voeden per bolus Nadelen voeden per bolus Lijkt het meest op een normaal

eetritme (3 hoofdmaaltijden en aantal tussendoortjes)

Iedere toediening (meestal 6-8 keer per dag) kost de verpleging tijd (wanneer cliënt/mantelzorg niet zelf kan toedienen en omdat er geen pomp wordt gebruikt) Meer vrijheid; het

voedingssysteem is niet de hele dag aangesloten

Meerdere keren per dag de verpleging over de vloer. Hierdoor lever je ook juist vrijheid in.

Meerdere keren per dag bewust contact met de cliënt (ligging van de sonde kan gecontroleerd worden)

Veel materiaalgebruik bij toediening via een spuit

Er worden meestal dikkere sondes gebruikt, wat bij neussondes onprettig is voor de cliënt

(1,2)

Bij een duodenumsonde of jejunumsonde wordt sondevoeding niet in porties toegediend (via spuit of trechter), maar continu. Dit is vanwege de afwezigheid van een reservoirfunctie in het duodenum en jejunum (2). Let tevens op dat de sondevoeding niet te koud wordt

toegediend. Sondevoeding kan het beste worden gebruikt als deze op kamertemperatuur is. Als de sondevoeding in de koelkast of op een koele plaats bewaard wordt, is het aanbevolen om de voeding ongeveer 30 minuten op kamertemperatuur te laten komen, voordat de voeding gebruikt wordt (3).

3.4 Toedieningsschema’s

De hoeveelheid sondevoeding wordt bepaald naar de behoefte van de cliënt. Het streven is om cliënten direct optimaal te voeden, maar soms is een opklimschema noodzakelijk. Dit hangt af of de cliënt van tevoren voldoende gegeten heeft, of er een kans bestaat op refeeding syndroom, hoeveel sondevoeding de cliënt kan tolereren en of er sprake is van maagretentie.

Bij cliënten met problemen rondom de orale inname gaat de voorkeur ernaar uit om sondevoeding in 3 dagen op te bouwen, zodat de cliënt hieraan kan wennen: Dag 1: 50% van de behoefte

Dag 2: 75% van de behoefte Dag 3: 100% van de behoefte

Wanneer de cliënt zonder onderbreking overgaat van normale voeding naar sondevoeding hoeft er over het algemeen geen opklimscha gebruikt te worden. Er kan op de eerste dag direct worden gestart met de gewenste hoeveelheid sondevoeding.

Een toedieningssnelheid van 80 tot 100 ml per uur wordt door de meeste cliënten goed verdragen. Bij een volume hoger dan 125-150 ml/uur per uur kunnen klachten van een vol gevoel, misselijkheid, krampen en diarree optreden, vooral als de sonde postpylorisch is geplaatst.

Bij bolusvoeding in de maag of via een PEG kan worden gestart met porties van 100 ml per keer. Dit kan worden uitgebreid naar porties van 250 ml tot soms wel 500 ml per keer, mits de voeding niet te snel (binnen 15 minuten) wordt ingespoten (4).

Als het berekende volume lager ligt dan de vochtbehoefte, kan het resterende vocht aangevuld worden in de vorm van water of zoutoplossing (1).

4. Toedienen van voeding 4.1 Soorten sondes

De diëtist heeft een adviserende rol ten aanzien van voorkeur voor de ligging van de sonde. Neussonde

Doordat neussondes de neus, mond, keel en de slokdarm kunnen irriteren, worden

neussondes alleen gebruikt voor korte voedingsperiodes van maximaal zes weken (1). Let op dat er geen huidbeschadiging door de pleister(s) kan optreden en/of decubitus aan de neusvleugel ten gevolge van druk door de sonde (5).

Sondes worden gemaakt van verschillende materialen. De gewenste gebruiksduur bepaalt welk materiaal gekozen wordt.

Gebruiksduur:

- PVC-sondes maximaal 10 dagen

- PUR-sondes maximaal 6 tot maximaal 8 weken

- Silicone sondes minimaal 6 weken en maximaal 3 maanden.

Het is belangrijk te weten van welk soort materiaal de sonde is gemaakt, zodat kan worden bijgehouden wanneer deze moet worden vervangen (6). Zie tabel 5 voor meer informatie over neus sondes.

Tabel 5: soorten neussondes

Neus-maag Neus-duodenum Neus-jejunum

Wat is het?

Deze sonde loopt van de neus naar de maag (1).

Deze sonde loopt van de neus naar het duodenum (1).

Deze sonde loopt van de neus naar het jejunum, voorbij het ligament van Treitz (1). Indicaties Wanneer verwacht wordt

dat cliënt kortdurend (max. 6 weken)

sondevoeding krijgt (1).

Wanneer verwacht wordt dat cliënt kortdurend (max. 6 weken) sondevoeding krijgt (1).

Wanneer voeding via de maag niet wordt verdragen: Insufficiënte

maagontlediging, grote kans op gastro-oesofageale reflux, aspiratie van sondevoeding, het vrijhouden van de

oesophagus en/of maag in geval van ontstekingen en/of fistelvorming (1).

Wanneer verwacht wordt dat cliënt kortdurend (max. 6 weken) sondevoeding krijgt (1).

Wanneer er niet via de maag of het duodenum gevoed kan worden, bijvoorbeeld bij cliënten die een operatie aan een bovenbuikorgaan moeten ondergaan en bij wie wordt verwacht dat voeden over de maag langer dan een week niet kan

plaatsvinden (1). Contra-

indicaties Contra-indicaties voor voeden in de maag zijn: een verstoorde

Mechanische obstructies van het maag-darmkanaal, fistels, perforaties,

Mechanische obstructies van het maag-darmkanaal,

mechanische obstructies van het maag-

darmkanaal, fistels, perforaties, oesophagus varices met kans op bloeding en maag/duodenum ulcera (1,7). kans op bloeding, maag/duodenum ulcera (7). .

met kans op bloeding, maag/duodenum ulcera (7).

Voordelen De dunne darmperistaltiek blijft onder de meeste omstandigheden behouden (1).

De dunne darmperistaltiek blijft onder de meeste omstandigheden behouden (1). De dunne darmperistaltiek blijft onder de meeste omstandigheden behouden (1).

Kans op aspiratie van de voeding en

verschuiving van de sonde door hoesten is klein (2).

Nadelen Mogelijk: Irritatie neus, de sonde kan uitgehoest, uitgeniest of uitgebraakt worden (8).

Mogelijk: Irritatie neus, de sonde kan uitgehoest, uitgeniest of uitgebraakt worden (8). Verminderde maagzuursecretie, een verminderde gastrinesecretie, verminderde pancreas- en galsecretie met eventuele malabsorptie en/of

intolerantie (1).

Mogelijk: Irritatie neus, problemen met wegslikken speeksel, de sonde kan uitgehoest, uitgeniest of uitgebraakt worden (8). Verminderde maagzuursecretie, een verminderde gastrinesecretie, verminderde pancreas- en galsecretie met eventuele malabsorptie en/of intolerantie (1). Voeding via een voedingsstoma

Gastrostomie

Bij een gastrostomie wordt de sonde in de maag geplaatst. Dit moet gebeuren in het

ziekenhuis. De meest voorkomende sondes zijn de Percutane Endoscopische Gastrostomie (P.E.G.) en de Percutane Endoscopische Jejunostomie (P.E.J.) (1). Zie tabel 6 voor meer informatie over P.E.G- en P.E.J.-sondes.

Tabel 6: P.E.G-. en P.E.J.-sondes

P.E.G. P.E.J.

Wat is het?

PEG is een afkorting van percutane endoscopische gastrostomie. Door de huid heen wordt een opening naar de maag gemaakt. Via deze opening wordt een PEG-sonde geplaatst. Dit gebeurt met behulp van een endoscoop (9).

PEJ is de afkorting van percutane endoscopische jejunostomie. De PEJ- sonde wordt via de mond door de maag in de dunne darm gebracht. Dit gebeurt met behulp van een

endoscoop. In de buik wordt een sneetje in de huid gemaakt. Daardoor