• No results found

HOOFDSTUK VI. TUSSENTIJDSE CONCLUSIE

III. HERVORMING VAN DE ERFBELASTING

102. In het eerste deel werd er besproken hoe het erfrecht en huwelijksvermogensrecht grondig werd hervormd. De wetgever heeft er bij deze hervormingen voor gekozen om de fiscale motieven niet te laten meespelen. Men vindt immers dat het fiscaal recht het burgerlijk recht dient te volgen en niet omgekeerd. Vandaar dat de Vlaamse decreetgever daarna wenste dat er, aansluitend op deze hervormingen, een aantal fiscale wijzigingen werden doorgevoerd. Zo ontstond het decreet van 6 juli 2018 tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht (hierna: decreet 6 juli 2018). Dit werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 juli 2018 en trad samen met de hervorming van het erf- en huwelijksvermogensrecht ook in werking op 1 september 2018.217

103. Niet alle aanpassingen werden bij dit decreet doorgevoerd. Voor sommige vragen heeft de Vlaamse Belastingdienst standpunten gepubliceerd die een antwoord bieden op aanpassingen in het federale erfrecht. Voorbeelden hiervan zijn het standpunt met betrekking tot de inbreng met generatiesprong of een erfovereenkomst met generatiesprong218, het standpunt over de opgedrongen inbreng in natura219, het standpunt met betrekking tot de verklaring tot behoud van de modaliteiten van oude schenkingen220 en het standpunt inzake de

216 N. LABEEUW en E. JANSSENS, “Het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik voor de langstlevende

echtgenoot: wordt dit belast in de erfbelasting?”, SRNB 2018, nr. 6, 9.

217 Decreet 6 juli 2018 tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht, BS

20 juli 2018 (hierna: decreet 6 juli 2018).

218 Standpunt Vlabel, nr. 17047, 2 oktober 2017, Inbreng met generatiesprong – Erfovereenkomst met

generatiesprong.

219 Standpunt Vlabel, nr. 17053, 16 oktober 2017, “Opgedrongen” inbreng in natura.

220 Standpunt Vlabel, nr. 17054, 16 oktober 2017, Verklaring tot behoud van de modaliteiten van oude

62 omzetting van het vruchtgebruik.221 Deze laatste zal van belang zijn in het kader van deze thesis.

104. Zoals wordt vermeld in artikel 1 van het decreet 6 juli 2018 wordt hier een gewestaangelegenheid geregeld. De erfbelasting is een geregionaliseerde materie. Verschillende gewesten hebben de bevoegdheid om die belasting anders te gaan invullen. In deze thesis zal de focus liggen op de Vlaamse fiscale regels en niet op de regels voor Brussel of Wallonië, want deze zijn verschillend.222 Opdat de Vlaamse fiscale regels van toepassing zijn moet het lokalisatiecriterium verwijzen naar het Vlaams Gewest. Dit betekent dat voor rijksinwoners de fiscale woonplaats van de overledene, op het ogenblik van zijn overleden, in het Vlaams Gewest moet gelegen zijn. Indien deze in de periode van vijf jaar voor het overleden op meer dan één plaats in België lag, wordt er gekeken naar de woonplaats waar de overledene in die periode het langst heeft gewoond. Wat betreft niet-rijksinwoners kijkt men naar waar de onroerende goederen gelegen zijn. Indien de goederen in meerdere gewesten liggen, kiest men het gewest waar het goed ligt met het hoogste kadastraal inkomen.223

105. De hervorming van de Vlaamse erfbelasting werkt rond twee bepaalde krachtlijnen of

intenties.224 Enerzijds wilde men een matiging van de belastingdruk en anderzijds was er de wens de hervorming van het erfrecht op federaal niveau te faciliteren (evenwel met de nuance dat deze ondersteuning slechts kon gebeuren binnen de perken van de krappe budgettaire ruimte).225

221 Standpunt Vlabel, nr. 17048, 2 oktober 2017, Omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot.

222 Voor het Waals Gewest zie Decreet 18 juli 2018 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 24 augustus 2018 ;

Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zie Ordonnantie 13 december 2018 tot wijziging van de art. 921, 131bis en 212bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en van art. 7 van het Wetboek der successierechten, BS 21 december 2018. De aangenomen aanpassingen van deze gewesten zijn evenwel beperkt tot de vermelding van eerdere schenkingen in een nieuw toegelaten erfovereenkomst of in een overeenkomst die de aard van de schenking beoogt te wijzigen (M. VANDEN EYNDE en T. ROOVERS, “Hervorming erfrecht: overgangsrecht en fiscale gevolgen”, VIP 2018, nr. 3, 39; E. MAERTENS DE NOORDHOUT, “Brusselse Ordonnantie van 13 december 2018 – Fiscale gevolgen van het nieuwe erfrecht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Beknopte vergelijking tussen de door de Gewesten aangenomen maatregelen”, VIP 2019, nr. 1, 41-42).

223 Art. 5, §2, 4° bijzondere wet 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de

gewesten, BS 17 januari 1989.

224 MvT bij het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe

erfrecht, Parl. St. Vl. Parl. 2017-18, nr. 1584/1, 3.

63

106. Wat betreft de eerste krachtlijn, de matiging van de belastingdruk, verwijst men naar het feit dat de (te) hoge successierechten bij de verkrijgingen buiten de categorie van de rechte lijn en tussen partners gezien kon worden als een rem op de nieuwe verruimde beschikkingsvrijheid.226 Ook is er een veel te grote discrepantie in fiscale druk tussen verervingen in de rechte lijn enerzijds en verervingen in de zijlijn anderzijds. Dit komt nieuw samengestelde gezinnen niet ten goede.227 Bovendien mag ook niet vergeten worden dat België in de top staat van landen met de hoogste gemiddelde fiscale druk.228 Vandaar is er nu bijvoorbeeld de verlaging van de tarieven voor verkrijgingen in de zijlijn en zijn er ook een aantal nieuwe vrijstellingen ingevoerd.

Zoals het ontwerp van decreet verwoordt was het een noodzaak én een opportuniteit voor de Vlaamse decreetgever om de tarificatie buiten de rechte lijn aan te passen. Enerzijds was het een noodzaak aangezien de nieuwe beschikkingsvrijheid die ontstond door de hervorming van het erfrecht (zie supra nr. 27), dode letter zou blijven als de erflater weet dat een verkrijging aan al te hoge tarieven wordt belast. Anderzijds was het ook een opportuniteit. De kostprijs van een tariefverlaging kan worden gecompenseerd door de toename van verkrijgingen buiten de rechte lijn. Door de grotere beschikkingsvrijheid kan de erflater zijn nalatenschap gemakkelijker naar de zijlijn laten gaan en daar liggen de tarieven iets hoger. Door deze toename van testamentaire verkrijgingen kan de kostprijs van een tariefverlaging gecompenseerd worden en zo kan het perfect budgetneutraal blijven.229 Toch vragen sommigen zich af of dit niet al te veel ‘wishful thinking’ is, gezien het toptarief nog steeds vrij hoog is (55%) en de overheid dus nog steeds met de helft van de erfenis aan de haal gaat zodra men boven de €75 000 euro zit. Daarenboven blijft ook na de hervorming de regel behouden dat in de categorie van broers en zussen en ook in de categorie anderen de onroerende en roerende goederen bij elkaar worden geteld alvorens de tarieven toe te passen.

226 MvT bij het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe

erfrecht, Parl. St., Vl. Parl. 2017-18, nr. 1584/1, 3-4.

227 Verslag 18 juni 2018 over het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting,

aangepast aan het nieuwe erfrecht, Parl.St. Vl. Parl. 2017-18, nr. 1584/3, 6.

228 In heel wat landen, zoals bijvoorbeeld Zweden, Ierland, Luxemburg en Portugal heeft men zelfs de

erfbelasting al afgeschaft (Verslag 18 juni 2018 over het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht, Parl.St. Vl. Parl. 2017-18, nr. 1584/3, 7).

229 Ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht,

Parl. St. Vl. Parl. 2017-18, nr. 1584/1, 5 ; Zie ook de vraag om uitleg over de geplande wijziging in het erfrecht

en de gevolgen op successie van Matthias Diependaele aan minister Annemie Turtelboom op dinsdag 23 februari 2016, 13.59u https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1037525/verslag/1039084.

64 Bij de categorie anderen komt daar nog eens bovenop dat men gaat taxeren op de globale som van de nettoverkrijgingen en dus niet per rechtsverkrijgende.230 Dit alles leidt er toe dat men veel sneller in de hogere tariefschijven terechtkomt en het dus te betwijfelen valt of de grote beschikkingsvrijheid voor meer testamenten in het voordeel van de zijlijn zal zorgen.

Aangezien het onderwerp van deze thesis de positie van de langstlevende echtgenoot is en zij voor de tarieven valt binnen de schijven voor verkrijgingen in rechte lijn en tussen partners231, zal er verder niet gekeken worden naar de gewijzigde tarieven in de zijlijn. De focus zal voornamelijk liggen op een nieuwe vrijstelling die de langstlevende binnen deze eerste krachtlijn heeft verkregen, zijnde het roerend partnerabattement (zie infra Hoofdstuk II Partnerabattement).

107. Als tweede grote krachtlijn wenste de Vlaamse Belastingdienst, met de fiscale autonomie die zij hebben, voldoende aansluiting te bieden bij de belangrijke doorbraken in het erfrecht op het federale niveau.232 Het is nu eenmaal belangrijk dat het familiaal vermogensrecht en de erfbelasting op elkaar worden afgestemd. De vraag wie, wat en hoe erft moet in harmonie zijn met de vraag hoeveel dat moet kosten.233 Dit krijgt onder andere gestalte door de invoering van een fictiebepaling over de belastbaarheid van het wettelijk voortgezet vruchtgebruik.234 Wat betreft de gewijzigde regels van de inkorting en inbreng van giften is de impact op de Vlaamse erfbelasting eerder beperkt. Er zal in dit tweede deel dus vooral gefocust worden op de nieuwigheid van de wettelijke terugval van vruchtgebruik (zie

infra Hoofdstuk III). Daarnaast zal ook voor wat betreft nog twee andere onderwerpen die

werden besproken in het eerste deel gekeken worden naar hoe de Vlaamse decreetgever hier met de hervorming van de erfbelasting op heeft ingespeeld, meer bepaald de omzetting van het vruchtgebruik (zie supra Titel II. Hoofdstuk IV. §4 en infra Hoofdstuk IV) en het valkeniersbeding (zie supra Titel II. Hoofdstuk III. §3. D en infra Hoofdstuk V).

230 E. SPRUYT, “[Vlaamse erf- en schenkbelasting] Het Vlaams decreet van 6 juli 2018 inzake modernisering

van de erf- en schenkbelasting: het nieuw erfrecht gefaciliteerd en introductie van de ‘fiscale erfenissprong’- schenking”, Not. 2018, nr. 14, 3.

231 Art. 2.7.4.1.1, §1, tabel I VCF.

232 Verslag 18 juni 2018 over het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting,

aangepast aan het nieuwe erfrecht, Parl.St. Vl. Parl. 2017-18, nr. 1584/3, 5.

233 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het nieuwe erfrecht en de schenk- en erfbelasting”, TVRF 2017, nr. 3, 5. 234 M. DELANOTE, “De wisselwerking tussen de (ver)nieuw(de) erfbelasting en het nieuwe erf- en

huwelijksvermogensrecht” in G. VERSCHELDEN (ed), Rechtskroniek voor het notariaat deel 33, Brugge, Die Keure, 2018, 182.

65

108. Op civielrechtelijk vlak gelden vaak andere regels voor wettelijk en feitelijk samenwonenden. Op vlak van de erf- en schenkbelasting is dit iets minder het geval, aangezien men de notie ‘partners’ gebruikt. Deze term verwijst zowel naar gehuwden als naar wettelijk samenwonenden en ook naar feitelijk samenwonenden die een gemeenschappelijke huishouding houden en minstens één (en voor sommige wetsartikels minstens drie) jaar ononderbroken samenwonen.235 Toch zal er net zoals in het eerste deel enkel ingezoomd worden op de positie van de langstlevende echtgenoot en niet op de ongehuwd samenwonenden.

109. Tot slot mag er in deze inleiding ook niet ontbreken dat er tijdens de parlementaire voorbereidingen wel wat kritiek uit politieke hoek kwam op deze hervorming, zeker wat betreft het punt van de gematigde tarificatie. Bij deze een korte uiteenzetting van de standpunten van de partijen.

De werknemersorganisaties, SP.A en GROEN beschouwen de hervorming als een gemiste kans, wegens te beperkt.236 Ze vinden dat hier geen sprake is van een echte hervorming, daar men nog steeds werkt met de drie verschillende stelsels van tarieven en er dus geen vereenvoudiging is. Ook is er volgens hen geen sprake van een eerlijker en dus herverdelend systeem. Zij merken op dat het nog steeds de middenklasse is die betaalt. 237 Een kleine groep van zeer vermogenden kunnen daarentegen vaker ontsnappen aan de belasting doordat zij over voldoende middelen beschikken om goede estate planners te betalen die hen kunnen helpen bij het legaal ontwijken van erfbelasting.238

Tegen het kritiekpunt dat enkel de middenklasse zou betalen werpt Open VLD op dat deze middenklasse helemaal niet bestaat en tegen het kritiekpunt dat enkel beter vermogenden

235 Art. 1.1.0.0.2, lid 4, 4° VCF.

236 Verslag 18 juni 2018 over het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting,

aangepast aan het nieuwe erfrecht, Parl.St. Vl. Parl. 2017-18, nr. 1584/3, 14-15.

237 E. SPRUYT, “[Vlaamse erf- en schenkbelasting] Het Vlaams decreet van 6 juli 2018 inzake modernisering

van de erf- en schenkbelasting: het nieuw erfrecht gefaciliteerd en introductie van de ‘fiscale erfenissprong’- schenking”, Not. 2018, nr. 14, 4.

238 Verslag 18 juni 2018 over het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting,

66 toegang krijgen tot informatie reageert N-VA dan weer dat de hervorming er net toe streeft dat er minder planning nodig zou zijn.239

De werkgeversorganisaties, Open VLD, N-VA en CD&V zijn in tegenstelling tot SP.A en GROEN wel tevreden met wat er gerealiseerd is. Zij steunen de hervorming en spreken van een eerste stap in de goede richting. De hervorming had in hun ogen iets groter kunnen en mogen zijn, maar ze begrijpen dat de budgettaire beperkingen nu eenmaal meespelen.240 Ze stellen dat het aan de volgende Vlaamse Regering is om de weg van de gematigde belastingdruk verder te bewandelen.241