• No results found

Zoals we hebben gezien kan de psychoanalyse aanspraak maken op de claim één van de meest invloedrijke intellectuele en praktische projecten van de moderne tijd te zijn. Het werd snel prominent in klinische, academische en artistieke kringen en had grote invloed op

behandelmethodes in de psychotherapie.Psychoanalytische concepties van het zelf- het individu dat zich voorstelt dat er onbewuste redenen zijn voor zijn handelingen en het idee dat dromen onthullingen doen over onze diepste wensen en verlangens – doortrekken de Westerse cultuur. Deze ideeën werden vanzelfsprekend voor de manier waarop mensen zichzelf en anderen begrijpen.88 Maar ondanks deze invloed is de status van de psychoanalyse als een discipline die

tot valide kennis over de menselijke psychologie leidt, in grote mate betwist. Freud beweerde dat de psychoanalyse een wetenschap was en dat haar waarde in de manier lag waarop zij de

werkelijke oorzaken van de psychologische leefwereld kan identificeren. Dat is altijd ernstig bestreden, zoals toegelicht in belangrijke mate door Popper, die de wetenschappelijke status van de psychoanalyse ontkent, en Grünbaum, die de psychoanalyse wel als wetenschappelijk erkent, maar haar tot ‘slechte’ wetenschap degradeert omdat zij niet ondersteund wordt door bewijs. Ik heb toegelicht hoe verdedigers van de psychoanalyse geprobeerd hebben te laten zien dat Freuds critici er een geïdealiseerd beeld van wetenschap op na houden om hun punt te kunnen maken. Nu wil ik vervolgen door te laten zien dat de psychoanalyse, in tegenstelling tot Freuds eigen overtuiging, niet zozeer moet worden beschouwd in wetenschappelijke termen, maar beter kan worden begrepen in het licht van de hermeneutiek. De hermeneutische benadering hoeft zich niet voor te doen als wetenschap om waarde en validiteit te hebben. Hierbij staat niet zozeer bewijs centraal, maar het interpreteren door de mens van zichzelf en de wereld om hem heen.

De term hermeneutiek verschijnt in een veelheid aan contexten en interdisciplinaire praktijken, waardoor het tot verwarring kan leiden als het niet allereerst wordt aangescherpt tot een concept dat in een specifieke, theoretische vorm verschijnt. Hermeneutiek beslaat zowel de eerste orde vaardigheid of de kunst van het begrijpen, alsook de tweede orde theorie van het begrijpen en interpreteren van talige en non-talige uitingen.89 Het verwijst niet alleen naar de methodologie

88Parker, Ian. Revolution in Psychology: Alienation to Emancipation. London: Pluto Press, 2007.

89Ramberg, Bjørn and Kristin Gjesdal, "Hermeneutics", The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014

voor (tekst)interpretatie, maar opereert tevens op het fundamentelere niveau van de mogelijkheid voor symbolische communicatie: het onderzoekt het menselijk leven en het bestaan als zodanig. Deze benadering houdt zich daartoe bezig met de reflexiviteit van menselijke wezens. Dit refereert aan de wijze waarop mensen betekenis zoeken door het interpreteren van hun eigen handelingen en gedachten, en die van anderen. De onderscheidende kwaliteit van de menselijke subjectiviteit wordt daarbij gezien als de capaciteit tot reflectie, ofwel in staat zijn om‘te denken over denken’. Voor zowel de psychoanalyse als de maatschappij als geheel is de kernvraag van deze reflectieve beweging: ‘Wat zijn de mogelijkheidsvoorwaarden voor het denken?’ Het denken over denken en de plaats en betekenis ervan, waarbij het denken begrepen wordt als alle processen van reflectie en overweging, als het actief verwerken van interne mentale staten, is de worsteling van het moderne subject.90 Zijn verhouding tot het denken en het eigen innerlijke leven zijn

bepalend voor de manier waarop hij zichzelf begrijpt.

Deze universele kwaliteit van de mens tot reflectie is de manier waarop hij pogingen doet om uit te werken waar zijn leven om draait en dat hij dat doet in de context van zijn relaties met andere mensen. Hoe begrijpen we onszelf? We baseren ons op onze ervaringen en ons gedrag, en beroepen ons daarbij op ideeën uit onze cultuur die ons kunnen helpen in het interpretatieproces. Onze cultuur is doordrongen van psychoanalytische noties, zoals het idee dat de kindertijd in grote mate bepalend is voor het volwassen leven en het idee dat we onbewuste motivaties hebben die ons gedrag sturen. In het interpretatieproces wordt dus op een psychoanalytisch discours geleund om de sociale omgeving te begrijpen. Deze reflexiviteit die de mens typeert, betekent dat de psychologische theorieën die een cultuur vormgeven, niet slechts beschrijvingen zijn van hoe mensen zijn, maar tegelijkertijd constitutief zijn voor wie ze zijn. Ze produceren mensen dus, ze modelleren mensen naar hun eigen voorstelling. Daarmee vormt de psychoanalyse een belangrijke bron voor het zelfbegrip van het moderne subject. In beschrijvingen van natuurlijke objecten zijn de objecten zelf niet aangedaan door foutieve beschrijvingen, maar bieden een zekere materiële weerstand aan de dingen die over hen gedacht worden. Als onze ideeën over de dingen niet kloppen, hebben de dingen de gewoonte om te weigeren er mee in overeenstemming te zijn. De mens, echter, wordt als subject dat structurerende gedachten over zichzelf heeft, beïnvloed door de manier waarop ze over zichzelf denken en de handelingen die daarop volgen. 90Frosh, Stephen and Lisa Baraitser. “Thinking, Recognition, and Otherness.” Psychoanalytic Review. 90(6),

Een krachtige, overtuigende theorie laat daarmee sporen achter op het object van studie. Met de suggestie van Freud van de bepalende rol van het onbewuste, zijn we onszelf en anderen gaan begrijpen en behandelen in overeenstemming met het idee dat we onbewuste levens hebben. De algemene strekking van het hermeneutische gezichtspunt kan misschien wel het beste begrepen worden door te kijken naar de manier waarop het zich verhoudt tot de

wetenschappelijke methode. In tegenstelling tot het wetenschappelijke model, biedt de hermeneutiek een model van waarheid en objectiviteit dat een wereld onderzoekt die niet op geïdealiseerde wijze en onafhankelijk van het subject bestaat, maar op fundamentele wijze tot zichzelf behoort. Er is geen onderscheid tussen de hermeneuticus en het object van onderzoek: begrip en zelfbegrip kunnen niet uit elkaar worden gehouden.91 Waar wetenschap poogt om de

activiteit van het kennende subject zoveel mogelijk te elimineren zodat het object op ‘objectieve’ wijze gekend kan worden, erkent het hermeneutische inzicht dat het een resultaat is van een proces van betrokkenheid van het kennende subject op het gekende object. Deze activiteit transformeert beide partijen. De wetenschapper streeft er naar het object te leren kennen zoals het op zichzelf bestaat en hoopt persoonlijke vooroordelen buiten beschouwing te laten. De hermeneutische methode is daarentegen vooral geïnteresseerd in het kennen van de betekenis dat het object verkrijgt voor iemand in een specifieke context van ervaring. De categorieën van hermeneutisch begrip worden daarom niet van bovenaf aan het object opgelegd, maar komen allereerst tot stand in de ontmoeting tussen het subject en het object. De ervaring van het subject en zijn zelfkennis zijn daarom constitutief voor kennis, in plaats van zogenaamde transparante manieren waarop een object zich toont aan het subject. Dit zijn twee verschillende vormen van kennisverwerving, waarbij de ene aanpak hecht aan afstand van het subject ten overstaande van het object, terwijl de ander verbondenheid vereist. Hoewel beide vormen impliciet zijn in iedere poging tot kennen, omdat de wetenschapper voldoende dichtbij zijn object van onderzoek moet komen en de hermeneuticus een gedeeltelijke afstand moet houden om te voorkomen slechts uitspraken over zichzelf te doen, worden deze methodologieën meestal lijnrecht tegenover elkaar gezet. Waarheid lijkt tenslotte te kunnen worden bereikt door het verfijnen van de ene ten koste

91Ramberg, Bjørn and Kristin Gjesdal, "Hermeneutics", The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014

van de ander, afhankelijk van of waarheid gedefinieerd wordt als overeenstemming met het object, of als authentieke subjectieve ervaring.92

Ik wil laten zien dat de psychoanalyse grote affiniteit heeft met de hermeneutische methode. Als discipline waarin de interpretatie van teksten (de communicatie tussen de patiënt en de psychoanalist) centraal staat, is de psychoanalyse de belichaming van een hermeneutische analyse. Maar waar Freud in The Interpretation of Dreams het ene moment een hermeneuticus bij uitstek lijkt met zijn ontcijferingen van dromen, is hij het volgende moment gericht op onderzoek dat de natuurwetenschap toebehoort, door verklarend werk als de ontdekking van natuurlijke mechanismen en het categoriseren ervan. Daarom brengt de Franse filosoof Paul Ricoeur een belangrijk onderscheid aan in Freuds psychoanalytische methode:

“Interpretation cannot be developed without calling into play concepts of an

entirely different order, energy concepts (…) this requires combining two universes of discourse, the discourse of meaning and the discourse of force. To say that a dream is the fulfillment of a repressed wish is to bring together two different orders: fulfillment, which belongs to the discourse of meaning, and repression, which belongs to the discourse of force.”93

Voor Ricoeur omvatten deze twee onderzoeksterreinen van Freud dus betekenis (telos,

verlangens, wensen) en mechanisme. Als de droom het vervullen van een onderdrukt verlangen is, dan behoort de vervulling tot het discours van betekenis en de onderdrukking tot het discours van kracht. De manifeste droom is dus een fusie van deze twee concepten, waarbij de kracht de betekenis vertekent. De orde van betekenis, ofwel geesteswetenschappen, en de orde van driften, ofwel natuurwetenschappen, komen in Freud bij elkaar, zonder dat hij dat zelf expliciet maakt. De psychoanalyse ontstond in een cultureel milieu waarin de wetenschap een ongekende prestige genoot en als het ultieme paradigma van ware kennis werd beschouwd. Het is dus niet

verwonderlijk dat Freud beide methodes met elkaar verwikkelt, en dat deze ambivalentie in zijn gehele werk te vinden is.

De psychoanalyse heeft, meer dan welke hermeneutische theorie ook, op systematische wijze het subject dat kent en verlangt onderzocht. Het bestudeert de mogelijkheidsvoorwaarden 92Beiden zijn echter problematisch en dienen te worden toegelicht vanuit het gekozen gezichtspunt of

epistemologie.

93Ricoeur, Paul. Freud and Philosophy: An Essay on Interpretation. New Haven and London: Yale University

van de productie van het subject en de verborgen, onderdrukte identiteit. Freud kondigt zijn hermeneutische project duidelijk aan in de eerste regel van The Interpretation of Dreams:

“In the pages that follow I shall bring forward proof that there is a psychological technique which makes it possible to interpret dreams and that, if that procedure is employed, every dream reveals itself as a psychical structure which has a meaning and which can be asserted at an assignable point in the mental activities of waking life.”94

De nadruk die Freud legt op de betekenis van de dromen zijn gerelateerd aan de overtuiging dat dromen een intentioneel karakter hebben, in de zin dat ze een onbewuste of bewuste wens uitdrukken. Het begrijpen van een droom vereist het begrijpen van zijn intentie. Een droom kan dus niet zomaar worden uitgelegd door het in kleine stukjes op te delen en de causale relaties met andere dingen aan te tonen. Een droom is niet simpelweg een teken van iets anders, maar kent intrinsieke betekenis. De relatie tussen betekenaars en betekenden komt binnenin de droom tot stand, waardoor het begrijpen van het droomdenken gepaard gaat met het denken van de manier waarop de relaties betekenisvol zijn. Een droom begrijpen vereist dus deelname aan het

specifieke droomdenken, in plaats van een verklaring te geven in termen van iets anders. Waar de wetenschap reductief en materialistisch te werk gaat door de inhoud van de droom te zien als een uiting van een onderliggend lichamelijk proces, ziet Freud het als een mentale act, die slechts betekenisvol kan zijn als hij betekenis heeft voor iemand. Subjectiviteit is dus ingebouwd in het concept van betekenis. In de ambitie om de intenties van de ander te begrijpen, wat een

verplaatsing in de ander vereist, is de manier waarop Freud dromen interpreteert onmiskenbaar hermeneutisch.

Maar in tegenstelling tot de “hermeneutiek van vertrouwen” die Ricoeur zelf in eerste instantie articuleerde in The Symbolism of Evil (1960), is de Freudiaanse hermeneutiek geen herstellend proces waarin de meest oorspronkelijke betekenissen van subjectiviteit zich ontvouwen, maar Freuds analytische interpretatie moet begrepen worden als een “suspicious hermeneutics”, waarin de gecodeerde, vertekenende en verhullende kwaliteiten van subjectiviteit onthuld worden.95 Ricoeur schrijft:

“For someone trained in phenomenology, existential philosophy, linguistic or semiological methods, and the revival of Hegel studies, the encounter with 94 Freud, Sigmund. The Interpretation of Dreams. Philadelphia: Basic Books, 2010, p. 35.

psychoanalysis constitutes a considerable shock, for this discipline affects and questions anew not simply some particular theme within philosophical reflection but the

philosophical project as a whole. The contemporary philosopher meets Freud on the same ground as Nietzsche and Marx. All three rise up before him as protagonists of suspicion who rip away masks and pose the novel problem of the lie of consciousness and

consciousness as a lie. This problem cannot remain just one among many, for what all three generally and radically put into question is something that appears to any good phenomenologist as the field, foundation, and the very origin of any meaning at all: consciousness itself. What in one sense is a foundation must appear to us in a different sense as a prejudice, the prejudice of consciousness.”96

Deze hermeneutiek van wantrouwen typeert het geheel van bewustzijn als vals bewustzijn en is daarmee een fundamenteel kritisch project. Het idee dat het bewustzijn op enigerlei wijze direct zou kunnen zijn, of kan fungeren als ankerpunt om verdere stappen te zetten in het begrijpen van de wereld, is een misvatting. Alles wat in het bewustzijn komt, moet betwijfeld worden: en dat betekent dat niet alleen de objecten waar het zich op richt onder verdenking staan, maar tevens het bewustzijn zelf.

Wat het meest zinvol is aan de analyse van Ricoeur in hoeverre de psychoanalyse hermeneutisch is, is dat hij zich richt op de kruising tussen het natuurlijke en het intentionele, tussen instinct en zijn representatie. Freud behandelt de instincten op een manier die ze niet slechts tot objecten van de wetenschap maakt omdat ze gehoorzamen aan de wetten van de natuur, maar ze zijn tegelijkertijd intrinsieke, intentionele kwaliteiten die kunnen worden begrepen door het bewustzijn. De instincten zijn geen krachten zonder betekenis, maar bezitten een representationele en intentionele structuur. In zijn beschrijving van instincten zegt Freud nadrukkelijk dat “all the categories which we employ to describe conscious mental acts, such as ideas, purposes, resolutions and so on, can be applied to them.”97 De ontdekking van

subjectiviteit in de meest afgelegen delen van de psyche, waarbij kracht en betekenis samenkomen in de vorm van representatie, is voor Ricoeur “the originality of Freud”. Zo hermeneutiseert Freud het onbewuste, door het een intentionele structuur toe te kennen die het

96 Ricœur, Paul. The Conflict of Interpretations. Evanston: Northwestern University Press, 1974, p. 99.

97 Freud, Sigmund. “The Unconscious.” The Standard Edition of the Complete Psychological Works of Sigmund Freud, vol.14, p. 168.

vatbaar maakt voor de hermeneutiek. Maar de werkelijke aard van de instincten pretendeerde Freud niet te kunnen achterhalen:

“In our science as in the others the problem is the same: behind the attributes (qualities) of the object under examination which are presented directly to our perception, we have to discover something else which is more independent of the particular receptive capacity of our sense organs and which approximates more closely to what may be supposed to be the real state of affairs. We have no hope of being able to reach the latter itself, since it is evident that everything new that we have inferred must nevertheless be translated back into the language of our perceptions, from which it is simply impossible for us to free ourselves. But herein lies the very nature and limitation of our science. (…) Reality will always remain ‘unknowable.’”98

De grens die Freud hier gestalte geeft, is een grens waarvan we kunnen zeggen dat die voor iedere wetenschap geldt. Alle vormen van wetenschap zijn uiteindelijk hermeneutisch in de zin dat ze een begrip van de werkelijkheid presenteren die slechts bestaat in relatie tot de mens en de manier waarop de mens de wereld begrijpt. De hermeneutische traditie is verbonden met het idee dat de interpretatie van een handeling, een tekst of een kunstwerk afhankelijk is van de

ontmoeting ervan met een interpreet. Deze interpretatie is geen poging tot een letterlijke

reconstructie of een oprechte intentie, maar probeert de intentie begrijpelijk te maken in het licht van de historische en idiosyncratische verwachtingen van de interpreet. Een interpretatie is daarmee een oneindig proces tussen de gesitueerde perspectieven tussen de interpreet en het geïnterpreteerde, ofwel een versmelting van horizonten (Horizontverschmelzung), zoals de hermeneuticus Georg Gadamer het zou omschrijven:

“Every finite present has its limitations. (…) The horizon is the range of vision that includes everything that can be seen from a particular vantage point. (…) [W]orking out of the hermeneutical situation means the achievement of the right horizon of inquiry for the questions evoked by the encounter with tradition.”99

Iedere situatie waarin oprecht begrip kan ontstaan, veronderstelt volgens Gadamer een fusie van horizonten. We treffen het kunstwerk vanuit een positie die gebonden is aan onze eigen horizon, maar deze horizon verandert in het proces van het bekijken van het werk, zodat het perspectief 98 Freud, Sigmund. An Outline of Psycho-analysis. New York: W.W. Norton & Company, 1940, p. 196.

dat het werk ons biedt wordt geïntegreerd in ons eigen perspectief. Conflicten tussen interpretaties kunnen niet voor eens en altijd worden beslecht, omdat er geen verborgen betekenis is die objectieve feiten constitueert, maar slechts verschillende achtergronden van de interpreet en het kunstwerk. Dat betekent dat een veelheid aan interpretaties naast elkaar kunnen bestaan, zelf interpretaties die met elkaar in tegenspraak zijn.

Dan rest ons nog de vraag of het type methode dat we moeten gebruiken (hermeneutisch, empirisch) afhankelijk is van de situatie waar we ons in bevinden. Volgens Gadamer passen we de hermeneutische methode toe wanneer we in aanraking komen met iets dat ons als

fundamenteel vreemd voorkomt: “The hermeneutical problem only emerges clearly when there is no powerful tradition present to absorb one's own attitude into itself and when one is aware of confronting an alien tradition to which he has never belonged or one he no longer

unquestioningly accepts.”100 Wat ons als vreemd voorkomt is afhankelijk van de traditie waar we

uit voortkomen. Het zelf komt ons, ondanks dat het zelf aan mij toebehoort, als vreemd voor. We kunnen er nooit zo vertrouwd mee raken dat het door de empirische wetenschap op

axiomatische wijze gevat kan worden. Volgens Gadamer valt de mens niet volledig samen met zichzelf: “The self that we are does not possess itself; one could say that it ‘happens’.”101 In de

interactie met de wereld en anderen, wat Gadamer als ‘play’ aanduidt, komen we tot een ander