• No results found

4 De zaak tegen Freud

4.1.2 Adolf Grünbaum

Adolf Grünbaum maakte furore met het argument dat de psychoanalyse niet voldoet aan de standaard van bewijsvoering van de empirische wetenschap. The Foundations of Psychoanalysis (1984) wordt geroemd als de meest substantiële filosofische kritiek van de psychoanalyse die ooit geschreven is. De polemische anti-Freudiaan Frederick Crews noemde het werk

monumentaal en schreef: “After Grünbaum the wholesale debunking of Freudian claims, both therapeutic and theoretic, will be not just thinkable but inescapable.”79 Grünbaum schrijft dat de

klinische verificatie van Freudiaanse hypotheses het probleem hebben dat ze besmet raken met juist die ideeën die ze proberen te testen door middel van klinische observaties. De

psychoanalyse voldoet niet aan de standaarden voor bewijs in de natuurwetenschap. Grünbaum wil verder laten zien dat zelfs als Freuds manier van bewijs verzamelen zich wel zou handhaven, dat bewijs niet in staat zou zijn om de constructies die Freud er op toepaste te ondersteunen.

Grünbaum zet zich in zijn werk af tegen het werk van onder andere Paul Ricoeur, die volgens hem Freud uit het gevaarlijke vaarwater van de empirische wetenschap probeert te redden door hem een hermeneutische interpretatie toe te kennen, zodat hij Freud op de oever van de geestwetenschappen kan slepen. De psychoanalyse is in deze optiek geen wetenschap (ook al dacht Freud dat zelf wel), maar een interpretatieve discipline, en kan daarom niet langs de wetenschappelijke maatstaf worden gelegd. En de psychoanalyse is niet op zoek naar empirische waarheid, maar naar narratieve waarheid. Grünbaum heeft voor ogen deze redeneertrant ongeldig 79 Crews, Frederick. “The Future of an Illusion.” The New Republic, January 21, 1985.

te verklaren, omdat zijn empirische, inductieve kritiek van de psychoanalyse anders overbodig wordt.

De hermeuntische interpretatie legt de psychoanalyse volgens Grünbaum verkeerd uit door Freud te representeren als een ouderwetse materialist die zich teveel gelegen liet liggen aan het 19e eeuwse positivisme. Volgens Grünbaum hield Freud zich echter aan een strikte

epistemologische notie: psychoanalyse was wetenschappelijk omdat het tot algemene waarheden kwam middels inductie, niet omdat het fundamentele materiële entiteiten in de geest had

aangemerkt. De klinische theorie was dus het meest wetenschappelijke gedeelte van de

psychoanalyse, waarbij de verklaringen voor mentale ziektes op de rijkdom van observaties op de psychoanalytische bank steunden. Overeenkomstig met inductieve methodes in de

wetenschap, zijn de metafysische theorieën dus van secundaire aard, en Freud was bereid om ze op te geven als het in conflict kwam met het aangetroffen klinische bewijs. Freud schrijft over de metapsychologische structuren die de geest beschrijven (zoals het onbewuste): “Such ideas as these are part of a speculative superstructure of psycho-analysis, any portion of which can be abandoned or changed without loss or regret the moment its inadequacy has been proved.”80

Volgens Grünbaum hebben de hermeunitici het dus mis als ze Freuds metapsychologie niet als ‘speculatieve metastructuur’ behandelen zoals Freud dat zelf wel deed, en weergeven ze Freuds toewijding aan de wetenschap op incorrecte wijze.

Zoals we in het volgende hoofdstuk ook nog zullen zien, begrijpt Ricoeur de psychoanalyse niet als wetenschap, maar als taal. Ik merkte al eerder op dat Ricoeur de psychoanalyse een ‘semantics of desire’ noemt.81 Ricoeur poogt de psychoanalyse in lijn te

brengen met de talige wending van het begin van de 20e eeuw, waarbij menselijk gedrag in

termen van taal wordt begrepen. Dit zorgt dat alle feiten in de psychoanalyse geen feiten van observatie zijn, maar linguïstische feiten, en dat Ricoeur zich moet beperken tot talige uitspraken die als narratief begrepen worden. Hij kan niet verwijzen naar een objectieve wereld buiten het gesproken woord. Grünbaum ervaart deze begrenzing tot het domein van talige uitspraken als een grote handicap en noemt het werk van Ricoeur een “ideological surgery on the

80 Freud, Sigmund. An Autobiographical Study. 1925. Via: http://www.mhweb.org/mpc_course/freud.pdf. Web 10

juli 2015.

81 Ricoeur, Paul. Freud and Philosophy: An Essay on Interpretation. New Haven and London: Yale University

psychoanalytic corpus”82, want Freud zou er zelf niet zo’n nauwe opvatting op na hebben

gehouden. Freud keek daarentegen regelmatig naar nonverbaal gedrag, zoals onze vingers die ons weggeven. De belangrijkste tegenwerping is volgens Grünbaum dat Freud dacht dat zijn ontdekkingen geldigheid hadden voor alle individuen, en dus ook voor personen die nog nooit geanalyseerd waren en niet in staat waren geweest om een narratief over zichzelf te produceren. Voor Freud was de betekenis van symptomen van zijn patiënten niet talig, maar refereren daarentegen naar een causaal punt van oorsprong, zoals een voetafdruk in de aarde. De hermeneutische onderneming is volgens Grünbaum de psychoanalyse niet waardig, en hij omschrijft het als “a nihilistic, if not frivolous, trivialization of Freud’s entire clinical theory. (…) Far from serving as a new citadel for psychoanalytic apologetics, the embrace of such hermeneuticians is, I submit, the kiss of death for the legacy that was to be saved.”83

Het belangrijkste argument dat Grünbaum uiteenzet tegen de psychoanalyse, nadat hij zich van de hermeneutische interpretatie heeft ontdaan, is tegen het enige argument dat Freud volgens hem naar voren heeft gebracht om zijn psychoanalytische interpretaties te ondersteunen. Grünbaum beschouwt het daarom als het filosofische fundament van de psychoanalyse en de weerlegging ervan is in zijn ogen de overwinning op de psychoanalyse. Grünbaum noemt dit argument van Freud “the tally argument”84, waarin Freud beweert dat de conflicten in de patiënt

“will only be successfully solved and his resistances overcome if the anticipatory ideas he is given tally with what is real in him.”85 Freud doet de bewering dat genezing onmogelijk is zonder

psychoanalytische interventie. Volgens Grünbaum maakt dit punt het mogelijk om de

psychoanalyse, volgens de criteria van Popper, te falsificeren: als genezing optreedt door een andere vorm van interventie, misschien door medicatie, dan is Freuds theorie volgens de wetten van de logica, bewezen vals te zijn. Maar dit argument van Grünbaum maakt zich schuldig aan de logische drogreden van de stropopredenering. Niet Freuds werkelijke standpunt wordt weerlegd, maar een karikatuur ervan: het idee dat het tally argument voldoende intellectuele rechtvaardiging voor Freuds werk van 1896 tot 1926 zou geven, is niet geloofwaardig. Het 82Grünbaum, Adolf. The Foundations of Psychoanalysis: a Philosophical Critique. Berkeley: University of

California Press, 1984, p. 47.

83 Grünbaum, Adolf. The Foundations of Psychoanalysis: a Philosophical Critique. Berkeley: University of

California Press, 1984, p. 58.

84 Grünbaum, Adolf. The Foundations of Psychoanalysis: a Philosophical Critique. Berkeley: University of

California Press, 1984, p. 135.

argument wordt door Freud niet systematisch uitgewerkt en lijkt meer op een gedachte waar hij mee speelde, dan op een fundament voor zijn veelomvattende werk. Freuds vertrouwen in zijn ideeën komt niet zozeer van genezing of klinisch bewijs, maar veel meer van zijn interpretatie van dromen, grapjes en kunstwerken. Freuds overtuiging is meer gelegen in de

aantrekkingskracht van zijn ideeën en de kracht om een veelheid aan psychologisch en cultuur gedrag te duiden.

Grünbaum wil laten zien dat Freuds werk faalt als wetenschap, omdat de hypotheses van de psychoanalyse gefalsificeerd zijn. Maar het bewijs dat gebruikt wordt om de psychoanalyse te testen is niet in staat de resultaten te produceren die vereist worden door de nauwe conceptie van wetenschap die Grünbaum hanteert. Zijn model van de wetenschap is materialistisch. Het kan gebruikt worden om de externe uitingen van psychoanalytische fenomenen te controleren als deze consistent en meetbaar zijn, maar kan de psychoanalytische fenomenen zelf niet omvatten. Redenen voor gedrag kunnen slechts gegeven worden door het subject zelf: alleen het subject kan zijn handelingen beoordelen als zijnde in overeenstemming met zijn overtuigingen en wensen. Anders kan hij zichzelf niet herkennen als het subject van zijn handelingen.86 Dit

betekent niet dat psychoanalytische concepten en proposities niet evalueerbaar zijn. Er is het hermeneutische alternatief, maar dit wordt meestal beschouwd als een non-wetenschappelijke vorm. En hoewel Grünbaum dit alternatief buiten spel probeert te zetten, snijdt hij zichzelf onbedoeld de pas af door een opvatting van wetenschap te hanteren die geen ruimte laat voor psychoanalytische processen. Menselijke handelingen kunnen niet op dezelfde manier

onderzocht worden als andere gebeurtenissen, als we ze tenminste willen begrijpen als expressies van individuele beslissingen en niet als de effecten van externe oorzaken.

4.2 De talige wending en het neopositivisme

Met de talige wending richtten filosofen en literatuurwetenschappers zich tot de interpretatieve structuren van de taal, waarbij menselijke cultuur en gedrag gelezen werden als teksten, met als doel ze beter te begrijpen. Volgens deze opvatting was de positivistische aanname dat menselijke ervaring kan worden geanalyseerd op een manier die analoog is aan de wetenschappelijke studie van de natuur, een misvatting. Belangrijke figuren in deze context, zoals Jürgen Habermas en Paul Ricoeur, zagen Freud met zijn interpretaties van dromen, versprekingen en symptomen als 86 Arminjon, Mathieu. “Is Pscychoanalysis a Folk Psychology?” Frontiers in Psychology. Volume 4, 2013.

een belangrijke voorganger van hun eigen standpunt en brachten een specifiek hermeneutische versie van Freud naar voren in hun werk. Daarin wordt Freud voorgesteld als de meest

significante aanleiding tot de verschuiving van een objectief, empirisch begrip van de menselijke werkelijkheid, naar een discipline waarin subjectiviteit en interpretatie centraal staan. In deze redeneertrant wordt het vraagstuk over de al dan niet wetenschappelijkheid van het werk van Freud terzijde geschoven als irrelevant, omdat zijn onderneming als een fundamenteel andere wordt opgevat. Freud wordt in deze context omschreven als ‘de literaire Freud’.

De aversie tegen de psychoanalyse van belangrijke critici van Freud, waaronder

Grünbaum (maar ook Frank Sulloway en Jeffrey Masson), kan in perspectief geplaatst worden als wordt ingezien dat deze kritiek voortkomt uit positivistische aannames, die niet vatbaar zijn voor de consequenties van de talige wending. In deze neopositivistische kritiek kan een

onderliggende afwijzing van de moderniteit worden waargenomen, en met name de moderne conceptie van het zelf waar Freud een groot aandeel in heeft gehad. Volgens Paul Robinson gaat dit moderne zelf gepaard met “a loss of confidence in the stability and transparency of the self” en moeten we daarom erkennen dat “all human knowledge is subjective and indeterminate”. De moderne sensibiliteit wordt daarom het meest overtuigend tot uitdrukking gebracht door Freuds theorie van het onbewuste, omdat het de mogelijkheid dat het zelf ook maar bewust is van zijn

eigen ideeën, ondergraaft.87 De aanval op Freud wijst op een diepgravende onbehaagdheid met

de moderne conditie en de intellectuele transformatie van de 20e eeuw. Het verlangen naar

zekerheid van kennis en het uitsluiten van ambiguïteit in onze morele opvattingen is de strijd die de critici van Freud leveren. Zij zijn op zoek naar definitieve antwoorden over het zelf, de maatschappij en de wereld, en zijn overtuigd dat deze gevonden kunnen worden in

onbetwistbaar, empirisch bewijs. Het project van Freud staat daar lijnrecht tegenover, omdat hij laat zien dat het zelf niet voorgesteld kan worden als een passieve factor van het onbewuste waar de externe wereld zijn indrukken op kan achterlaten. Het zelf is daarentegen onderdeel van zijn eigen lot, het draagt de geheime verlangens van onbekende capaciteiten met zich mee die de geschiedenis op diepgaande wijze beïnvloeden. Bovenal is het zelf een plaats van interne spanning en conflict. Deze nieuwe conceptie maakte Freud tot één van de meest prominente intellectuele figuren van de 20e eeuw en resoneert nog altijd met sociale theoretici, schrijvers en

kunstenaars. In het volgende hoofdstuk zullen we bekijken hoe het werk van Freud kan worden begrepen vanuit het hermeneutische perspectief.