• No results found

Herkomst en aard van de specie voor het opmaken, onderhoud en verhogen van de dijken

Het delven van uiterwaardklei had verreweg de voorkeur boven dat van binnen- dijkse klei voor het opmaken, herstel en onderhoud van de Betuwse dijken; niet vanwege de kwaliteit van de klei, maar vanwege de veiligheid (kwelgevoelig- heid). Voor wat betreft de Malburgse dammen en dijken hebben wij weinig informatie over aardhaling in de literatuur en archieven aangetroffen. Omstreeks 1550 werd in de keur van het ambt Over-Betuwe iets over het aardhalen voor de Holthuizer dijk vermeld: '….datmen die eerde haelen sall ten naesten ende opten minsten schaeden buiten dijcks'. Wanneer buitendijks geen aarde te bekomen was, mochten de dijkers binnendijks grond halen, maar niet te dicht bij de dijk.

We veronderstellen dat de Malburgers bij de aanleg van de veerdam in

hoofdzaak specie buitendams hebben gedolven. Naarmate de Rijn de Margaret- hapolder naderde, waren de Malburgers gedwongen om de specie binnendams te halen. Nadien heeft de Rijn grote delen van de polder geërodeerd, waarbij de veerdam steeds weer moest worden teruggelegd. Veel klei was er buitendams dus niet te halen, wel zand en grind. De kern van de onlangs afgegraven veerdam bestond voornamelijk uit grof zand. Het zavelpakket daarboven zal afkomstig zijn geweest uit de Margarethapolder (Uiterwaardsysteem). Het

bovenste pakket van de veerdam bestond veelal uit lichte klei, en is pas bij de dijkverhoging van 1935 opgebracht. Waar deze klei vandaan kwam kunnen we slechts gissen.

De Malburgse dijk is hoogstwaarschijnlijk aangelegd met specie uit het buiten- dijkse gebied van de voorloper van de Margarethapolder. Voor onderhoud- en herstelwerkzaamheden aan de dijk zal op den duur binnendijks aarde gehaald zijn. De restbedding langs de buitenzijde van de Malburgse dijk is dichtgeslibd en functioneerde uiteindelijk als gemeenschappelijke weide (Malburgse Gemeinte eof Straat). Daar is dus geen of nauwelijks aarde gehaald. Mogelijk hebben de Malburgers binnendijks specie gehaald onder andere op een perceel de 'Putte-weiden' genaamd, ten noordoosten van de voormalige boerderij de Koppel.

Voor de aanleg van de Betuwse bandijk zal voor zover mogelijk buitendijks aarde zijn gehaald en wel in de smalle zone tussen de Malburgse wetering en de dijk zelf . Het gebied aan de overzijde van de wetering was Kleefs, daar hadden de Betuwnaren weinig te zoeken. Het lijkt erop, dat ook binnendijks specie is gedolven. De stroomrug (Pré-Romeinse systeem) vertoont plaatselijk sporen van afgraving.

Zand en grind vormden sinds de tweede helft van de achtiende eeuw belangrijke onderdelen voor de aanleg van het wegdek. Het grind werd onder meer

opgebaggerd uit de bedding van de Rijn en/of werd gedolven in op- en

aanwassen. De baggeraars vervoerden het grind per aak naar een losplaats. Het grind gebruikten de dijkers ook voor het opvullen van laagten en kuilen in de dijk. Nadat de kruin van een grindlaag was van voorzien, lieten de dijkers het wegdek aanrijden door paarden met aardkarren.

Onderhoud en beheer

Over het onderhoud van de dijk in de 19e eeuw geeft ons de siering van 1838 de volgende informatie: 'Dat tegen de aanstaande volle aard- en grindschouw alle doornen, vlierstruiken, slee- en katten doornen, ijpen-, elsen-, esschen- en wilgen struiken, distelen, brandnetelen en alle verdere onkruiden, aan en langs de dijken en onder en boven aan de heggen en tuinen staande, geen uitgezonderd, zullen afgesneden, afgehouwen en weggenomen moeten worden, op de kanten der Dijken daardoor ten eenemaal schoon, bloot en zigtbaar zijn, zullende alleen mogen blijven staan zodanige doornen of andere heggen, welke tot vragtingen (=heiningen) dienen en tot het zetten van welken behoorlijk vergunning verzocht en gekregen is, mits dezelve wel zijn schoon gemaakt, niet hooger dan een el, en niet dikker dan vijf palmen en aan beide zijden plat geschoren164' . Verder mocht niemand enig hout-, mest-, hooi-, stro-, koren- of andere mijten op de dosseringen of de kruin van de dijken plaatsen noch enig 'wasch, bleek of ander goed ter drooging of luchting', fuiken, visnetten, aal- en prikkenkorven op of langs de dijken en dosseringen 'hetzij op stokken, lijnen, touwen, heggen, boomen neerleggen of hangen'165.

Dijkvegetatie

Over dijkvegetaties in het verleden is weinig bekend. De keur voor dijken en kaden in het Land van Maas en Waal in 1601 vermeldt slechts, dat ieder zijn dijk aan weerszijden van doornen, ruigten en houtgewas moet ontdoen166. De keur van 1838 (zie boven) geeft iets meer informatie. Er wordt onderscheid gemaakt in slee- en kattendoornen, in vlierstruiken, iepen-, elzen-, essen- en wilgens- truiken en verder in distels en brandnetels. Pas aan het begin van de vorige eeuw krijgen we meer inzicht in vegetaties op en langs rivierdijken167. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was het dijkbeheer vooral gericht op chemische onkruidbestrijding. Dit beheer is weer verlaten. Sinds de laatste 164Idem, p. 3, artikel 4.

165Idem, p. 4, artikel 6. 166Van Heiningen 1972, p. 53.

167 Thijsse in onder meer 'Onze groote rivieren' (1938).

dijkverzwaring vanaf 1995 heeft het polderdistrict Betuwe rekening gehouden met de wenselijkheid van een zogenaamde stroomdalflora op en langs de dijken168. Hooggelegen, warme, lichte, kalkrijke stroomruggronden (uiter- waarden) en dijken met zongerichte dijkhellingen die zijn opgebouwd uit kalkrijke, zandige zavel, zijn het meest geschikt voor dergelijke stroomdalvegeta- ties. Glanshavervegetaties komen hier optimaal tot ontwikkeling169.

Zo vinden we op de Oude Rijndijk van de Marspolder voorbij Kesteren o.a. het rapunzelklokje, sikkelklaver en wilde marjolein als typische vertegenwoordigers van de stroomdalflora170. Ten zuidwesten van Lobith bevindt zich het Tolkamer- dijkje, een forse zomerdijk om de Bijland. Het dijkje is aan de top opgebouwd uit kalkrijke, grofzandige, zeer lichte zavel. Op circa 40 cm - mv begint kalkrijk grof zand171. In het voorjaar vinden we op dit dijkje een weelderige en bonte dijkve- getatie, bestaande uit onder andere veldsalie, margriet, tweejarig streepzaad, kruisdistel, knikkende distel, pastinaak, centaurea, reseda en kleine ruit. Bij kleidijken is de kiemkans van plantenzaden vrij klein. Dijkvegetaties zijn hier minder divers en bestaan veelal uit grassen met fluitekruid.

De nieuwe Malburgse dijk is grotendeels opgebouwd uit kalkrijke, lichte klei met een mantel van overwegend zware zavel. Dit materiaal is een goede voedings- bodem voor stroomdalvegetaties (vooral de zuidhelling van de dijk). Dit zal de toekomst moeten uitwijzen.

168Westhoff ; Sykora en Liebrand 1977. 169Mulder, Overkamp, Brouwer en Knotters,

1992. 170

Mulder, Overkamp, Brouwer en Knotters 1992, p. 83.

4.

Resultaten van het bodemkundig