• No results found

van Hees (D66) vindt het tijd voor een ruimer begrip van het boerenbedrijf "We

Resultaten van de regressie-analyses

A. van Hees (D66) vindt het tijd voor een ruimer begrip van het boerenbedrijf "We

praten over agrariërs alsof er maar één type is. Maar er zijn natuurgerichte boeren en bedrijven met een mix van agrarisch en recreatief gebruik, of met een afgeslankte vorm van agrarisch gebruik." Van Hees vindt dat al die verschillende belangen en kleinschalige initiatieven steun verdienen. Dat geldt

niet voor de industriële vorm van het boerenbedrijf. "De hardcore van de landbouw, die krijgt onze steun niet."

Landbouw-voorman J. Rauw wees erop dat de ruimte voor nieuwe natuur beperkt is.

"De landbouwgrond die vrijkomt door de dertig procent inkrimping in het boerenbedrijf hebben we hard nodig voor de overblijvende boeren om onze bedrijven extensief te gaan voeren. Want we willen allemaal graag dat de koeien in de wei lopen."

(De Gelderlander, 4 maart 2002)

Platteland wacht grote veranderingen

WINTERSWIJK - Ruim de helft van de Nederlanders vindt dat het bieden van rust, ruimte en recreatie de belangrijkste functies zijn van het platteland. Het is één van de vele gegevens waarmee de Reconstructiecommissie voor de Liemers rekening dient te houden.

Je zult het maar voor de kiezen krijgen. De herinrichting van de Liemers en de Achterhoek vormgeven. En dan ook nog rekening houden met de belangen van landbouw, natuur en milieu, recreatie, industrie, infrastructuur, waterhuishouding, wonen en werken.

Binnen negen maanden moet er een conceptplan bij Provinciale Staten liggen. Henk van Brink, voorzitter van de Reconstructiecommissie (die de drie streekcommissies Graafschap & West-Achterhoek, Oost-Achterhoek alsmede Liemers overkoepelt) sprak eerder al van een 'duivelse opgave'. In eerste instantie hebben alle belanghebbende partijen hun verwachtingen en visies geformuleerd. De Reconstructiecommissie heeft vervolgens drie alternatieven omschreven in de concept-startnotitie, waarbij evenzovele ambitieniveaus worden onderscheiden: 'middelhoog', 'vrij hoog' en 'hoog'. De reconstructie wordt vergeleken met een

huis, dat kan worden 'onderhouden', 'gerenoveerd' of 'verbouwd'.

Bij 'onderhouden' worden de natuurgebieden volgens de ecologische hoofdstructuur geleidelijk gerealiseerd. Met de ecologische hoofdstructuur wordt het samenhangend netwerk bedoeld van de belangrijkste natuurgebieden.

De belangrijkste doelstellingen op het gebied van het herstel van natuurlijke beken, de verdroging, bemesting en verzuring moeten worden gehaald. De intensieve veehouderij verdwijnt meer en meer uit deze gebieden en krijgt beperkingen opgelegd in de zones rondom deze gebieden. De zogeheten 'autonome ontwikkelingen' die optreden zonder dat één van de drie alternatieven wordt uitgevoerd zijn er verantwoordelijk voor dat het landschap geleidelijk ontwikkelt en niet veel verandert.

Als wordt gekozen voor 'renoveren' dient de doelstelling van de ecologische hoofdstructuur te worden gehaald. De intensieve veehouderij verdwijnt uit de ecologische hoofdstructuur en krijgt beperkingen opgelegd in de zones rondom deze gebieden. Alle doelstellingen op het gebied van herstel van natuurlijke beken, verdroging, bemesting en verzuring moeten worden gehaald. Bedrijfsverplaatsingen, waarbij boerenbedrijven naar elders verhuizen, worden gestimuleerd.

De intensieve veehouderij moet zich op 'sterlocaties' ontwikkelen. Dit zijn plekken waarop een bestaand bedrijf met intensieve veehouderij ook in de toekomst goede mogelijkheden heeft. Wanneer een sterlocatie vrijkomt door bedrijfsbeëindiging kan deze locatie worden overgenomen door een bedrijf dat zich niet verder kan ontwikkelen op de huidige (ongunstige) vestigingsplek.

Het aandeel landbouwontwikkelingsgebied is in de variant 'renoveren' kleiner dan bij 'onderhoud' omdat natuurwaarden en de belangrijkste stroomgebieden worden ontwikkeld. Toenemende 'landschapskwaliteit' biedt extra kansen voor recreatie en toerisme.

De meest ambitieuze van de drie opties is de 'verbouwing'. Ook hier dient de doelstelling van de ecologische hoofdstructuur geheel te worden gehaald. Ook moet de ontwikkeling van verbindingszones tussen de natuurgebieden tot stand komen. Uit deze gebieden verdwijnt de intensieve veehouderij. Die ontwikkelt zich op de eerder genoemde sterlocaties. De 'verbouwing' voorziet ook in de oprichting van zogeheten 'projectlocaties'. Dit is een bundeling van een aantal boerenbedrijven. De bundeling van meerdere individuele bedrijven op één locatie kan volgens de Reconstructiecommissie naast voordelen voor de omgevingskwaliteit ook financiële voordelen voor de bedrijven betekenen, bijvoorbeeld door het gezamenlijk gebruik van voorzieningen. Een windmolenpark(je) voor de gezamenlijke energievoorziening zou daarvan het gevolg kunnen zijn.

Voor welk alternatief de Reconstructiecommissie ook kiest, de aanblik van Liemers en Achterhoek zal veranderen. Want of het nu om onderhoud, renovatie of

verbouwing gaat, het 'huis' gaat er anders uitzien.

(De Gelderlander, 23 februari 2002)

Proeftuin Ooijpolder

Met de aanplant van 2800 meidoornstruiken aan de Kerkdijk in de Ooijpolder is zaterdag 23 maart het project Proeftuin Ooijpolder-Groesbeek van start gegaan. Boeren in de Ooijpolder en Groesbeek dragen de kwaliteitsverbetering van het landschap een warm hart toe. Verenigingen als De Ploegdriever en Terra Vita zoeken naar mogelijkheden om met hun bedrijf hierop in te spelen. De zeshonderd meter haag aan de Kerkdijk is de eerste zichtbare daad. Een haag met een boodschap: ‘Overheid, wij willen bijdragen aan een mooi landschap, maar dan wel als groene dienst tegen marktconforme betaling’. In de toekomst kunnen aanleg en herstel van bestaande landschapselementen, gecombineerd met wandel-, ruiter- en fietspaden vaker gerealiseerd worden wanneer het project De Proeftuin slaagt in zijn opdracht en het ministerie van LNV de aanbevelingen overneemt. De vrijwillige medewerking van agrariërs staat voorop. Nu al blijkt er voorzichtige belangstelling te bestaan

onder de agrariërs om de aanleg en het onderhoud van landschapselementen in de bedrijfsvoering op te nemen.

(De Zondagskrant van Nijmegen, 31 maart 2002)

Holland ’t mooist met zwartbont in de wei

Koeien moeten vooral in de wei blijven, vinden boerenorganisatie LTO-Nederland en Milieudefensie. Zij spraken zich gisteren uit tegen de tendens om koeien meer en meer op stal te laten staan.

Holland op z’n mooist: zwartbont vee dartelend in een diepgroene weide onder een helder lentezonnetje. Gisteren was de eerste officiële buitendag voor de koeien. Grazende koeien vormen een belangrijk kenmerk van de groene ruimte en het landelijk gebied. Maar het aantal koeien loopt sterk terug en ‘de koe meer op stal’ is een tendens. ... Koeien in de wei lijkt heel gewoon, maar dat is het niet. Mondiaal bekeken worden de meeste koeien binnen gehouden. In ons land kunnen koeien juist voor een groot deel van het jaar buiten lopen, omdat de omstandigheden ideaal zijn. Niet te warm, niet te koud en het gras groeit prima. In de wei heeft de koe veel meer ruimte voor haar natuurlijk gedrag en de gebreken aan benen en klauwen zijn stukken minder. Waarom dan toch die stal in Nederland? Volgens Siem Jan Schenk, voorzitter van LTO Rundveehouderij, stuurt de overheid in de verkeerde richting. “De wet- en regelgeving zouden juist moeten stimuleren om koeien meer in de wei te houden.” ... Volgens Nel de Jong [van een Zoeterwouds melkveebedrijf] horen koeien in de wei. ... Zij sluit hiermee aan bij de gemiddelde Nederlander. Een nog niet volledig uitgewerkte enquête van het Centrum voor Landbouw en Milieu geeft aan dat driekwart van de Nederlanders koeien vaker in de wei zou willen zien uit oogpunt van diervriendelijkheid. “De helft van de Nederlanders is zelfs bereid hiervoor ook meer te betalen per liter melk”, meent onderzoeker Frits van der Schans. “Als koeien uit de wei verdwijnen heeft dat ingrijpende gevolgen voor dierenwelzijn, landschap, natuur en imago.” Maar niet alleen de consument kan in de beurs tasten, ook de overheid en het bedrijfsleven kunnen steun verlenen. Vera Dalm, campagneleider van Milieudefensie, ziet veel in subsidies aan boeren die hun land en dier zo aantrekkelijk mogelijk beheren.

(Saskia Stoelinga, De Gelderlander, 24 april 2002)

In een commentaar in het Weekblad voor Wageningen UR, 25-4-02:

Het gros van de consumenten wil best 10 eurocent per pak melk extra betalen als de koe maar in de wei blijft. Een soort kijk- en luistergeld voor een aangekleed landschap met loeigeluiden. Of een verzekeringspremie tegen sombere buien. Koeien schijnen uitstekende antidepressiva te zijn.

Groep boeren moet natuur beheren

onderzoek deed bij Alterra. Volgens Geertsema is agrarisch natuurbeheer weggegooid geld zonder goede planning en samenwerking tussen boeren, ecologen en planners. Door samenwerking kan een aaneengesloten gebied van natuurvriendelijke percelen of perceelsranden ontstaan, wat gunstiger is voor overlevingskansen van planten. Uit het onderzoek blijkt ook dat het gunstiger is in een klein aaneengesloten gebied voor 80% van de randen beheersovereenkomsten af te sluiten dan om overeenkomsten voor het gehele gebied af te sluiten. Volgens het onderzoek wordt het succes van de beheersovereenkomsten vergroot als de minimale contractduur niet 6 maar 10 jaar is. De overlevingskansen van planten worden dan 3x zo groot. Geertsema zegt dat agrarisch natuurbeheer nu niet altijd wat oplevert. Dat komt omdat de plekken waarvoor een contract is afgesloten vaak te verspreid liggen. (Agrarisch Dagblad, 14-4-02)

en de Volkskrant van 13-4-02 over hetzelfde onderwerp:

Planten die verspreid in het boerenland staan – vaak geïsoleerd in de ruimte – hebben minder kans te overleven. De overlevingskans gaat echter met sprongen omhoog als de planten – zoals duizendblad, gele lis, koekoeksbloem, moeraswalstro en valeriaan – in een aaneengesloten netwerk langs een sloot staan. Een groep boeren die een wat grotere lengte planten langs een sloot beheert, is dan ook effectiever dan één boer die verspreid over zijn hele bedrijf kleine groepjes planten in stand probeert te houden. Planten komen 6x zo vaak voor, berekende Geertsema, als hun groeiplekken in één deel van het landschap zijn geclusterd en niet verspreid voorkomen.

En uit de literatuur:

Volgens Stortelder kan met het geld dat nu uitgetrokken is voor grondverwerving voor natuur twee keer zoveel natuur op boerengrond worden ontwikkeld als het geld aan de boeren wordt gegeven. Meer natuur op agrarische bedrijven is ook het streven van de Stichting Natuur en Milieu (Veeneklaas et al., 2001). Het rapport ‘Agrarisch ondernemerschap in de groene ruimte in 2015/2020’ (Jókövi et al, 2001) ziet naast een combinatie van landbouwproductie met ecologische activiteiten zelfs een driedubbele verbreding, namelijk ook nog met sociale activiteiten, zoals contacten met klanten bij verkoop van streekproducten. Dit kan zowel op bedrijfs- als op streekniveau spelen.

Ook zijn er mogelijkheden voor het kweken van hout als energiebron. Dit kan voor energievoorziening in het algemeen zijn, of voor eigen behoefte. Zo luidt een krantenartikel: ‘Snoeihout krijgt toekomst’, en ‘Shell wint schone diesel uit houtsnippers’ (de Gelderlander 26-1-02 en 16-03-2002). Dit kan betekenen dat grienden voor boeren rendabel(er) kunnen worden.

Of de suggestie van een bewoner om klein-ambachtelijk werk te subsidiëren. Dit kan in combinatie met of naast agrarische activiteiten.

“Bij een terugtredende landbouw kleine milieuvriendelijke bedrijfjes stimuleren, bijv. houtverwerking, mandenmakerij, imkerij, kaasproductie, kunstenaars, kleine pleisterplaatsen [aan doorgaande fiets- en wandelroutes], natuurlijke fruitproducten, papiermakerij, kaarsenmakerij, smid, etc.”