• No results found

Heering (Stichting Algemene Bedrijfsgezondheidsdienst

klasse IV wanneer sprake is van een stralingsbelasting per maand moge- moge-lijk groter dan 1/30 van de jaardosislimieten voor

tot 83-01-01 circa 1300 radiologische werkers na 83-01-0!:

H. Heering (Stichting Algemene Bedrijfsgezondheidsdienst

Noord Holland. Noord. Heerhuqowaardl*

* met ingang van 84-03-01. N.V. KEMA. Arnhem 1 Samenvatting

In ICRP-26 worden radiologische werkomstandigheden onder-verdeeld in condities A en B. waarbij voor conditie A geldt dat een dosis van 3/10 van de dosislimiet "kan wor-den overschrewor-den", en voor conditie B dat zulk een over-treding "uiterst onwaarschijnlijk" is.

De radiologische deskundige heeft echter in de praktijk behoefte aan een nadere definitie van de begrippen "kan worden overschreden" en "uiterst onwaarschijnlijk". Een mogelijkheid hiertoe wordt gebodendoor gebruik van de ÜNSCEAR referentiedistributie, die leidt tot duidelijkere criteria voor een indeling in werkers categorie A en B, en mogelijk ook tussen wel en niet radiologische werkers.

Deze methode van indeling wordt aan de hand van enkele voorbeelden toegelicht.

2 Inleiding

In oktober 1982 heeft een werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Stralingshygiëne (NVS) een rapport uitge-bracht over de inventarisatie van radiologisch werk in Nederland. Een van de doelstellingen van deze inventari-satie is om te komen tot een duidelijke en in de praktijk goed hanteerbare indeling van radiologische werkomstan-digheden of, indien mogelijk, van radiologische werkers.

Gedurende een NVS-vergadering in Bilthoven (12 februari 1982) is een poster-presentatie verzorgd over een con-ceptindeling van radiologische werkomstandigheden (1).

Het is te verwachten dat het indelen van radiologische werkers een actueel onderwerp van discussie zal worden

binnen en buiten de NVS en het is om deze reden wellicht nuttig bovengenoemde poster-presentatie door een publika-tie te laten volgen.

3 De indeling naar ICRP- en Euratomnormen

ICRP-26 maakt bij radiologische werkomstandigheden onder-scheid tussen (2):

-42-- categorie A: de werkomstandigheden 2ijn zodanig dat de mogelijkheid bestaat dat de jaarlijkse stralingsbelas-ting van de werkers 3/10 van de jaardosislimiet kan overschrijden (Eng.: might exceed)

- categorie B: de werkomstandigheden zijn zodanig dat het zeer onwaarschijnlijk is (Eng.: most unlikely) dat de jaarlijkse stralingsbelasting van de werkers 3/10 van de jaardosislimiet zal overschrijden.

Tabel 1 geeft enkele voorbeelden van categorie-A-werkom-standigheden, zoals deze in een bijlage van de Euratom-normen worden genoemd (3).

4 De UNSCEAR referentiedistributie

Voordat men radiologische werkers in categorieën A en B kan indelen, is het nodig de begrippen "kan overschrijden

(might exceed)" en "zeer onwaarschijnlijk (most

unlikely)" beter te kwantificeren dan zowel in ICRP- als in de Euratomnormen wordt gedaan. Een mogelijke methode wordt geschetst in de figuren 1 tot en met 3. Figuur 1 geeft de zogenaamde UNSCEAR referentiedistributie voor radiologische werkers (4). Figuur 2 geeft op een log-nor-maal schaal dezelfde distributie, met daarbij de dosis-verdeling van enkele groepen werkers in Nederland.

In ICRP-26 wordt op grond van de UNSCEAR referentiedis-tributie van radiologische werkers afgeleid dat de gemid-delde dosis van een grote groep werkers op ongeveer 5 milli-Sievert per jaar mag worden verondersteld. (Dit

blijkt voor de Nederlandse situatie een overschatting wat betreft grote groepen radiologische werkers.) UNSCEAR 77 stelt verder voor, een distributie te karakteriseren door middel van de twee parameters £2 en gemiddelde

jaardo-sis, waarbij a gelijk is aan 3,23 x de collectieve do-sis boven 15 milli-Sievert gedeeld door de totale collec-tieve dosis. Bovengenoemd getal is hierbij zo gekozen dat Q=l voor de UNSCEAR referentiedistributie. Tabel 2

geeft als voorbeeld de waarde van deze parameters voor bovengenoemde groepen werkers in Nederland.

5 De indeling en de UNSCEAR referentiedistributie Voor een indeling in categorieën A en B zou men als

scheidingslijn kunnen kiezen de UNSCEAR referentiedistri-butie zoals aangeduid in figuur 3. Het begrip "might ex-ceed" wordt dan vertaald in een kans van l op 23 of meer op overschrijding van 3/10 van de jaardosislimiet. De werkers die aan een dergelijke kans zijn blootgesteld dient men als categorie-A-werkers te beschouwen.

Catego-rie-B-werkers zijn dan diegenen voor wie de kans op over-schrijding minder bedraagt dan l op 23. Men kan desge-wenst ook een gebied aangeven voor niet-radiologische werkers, namelijk die populaties waar de kans op

over-schrijding van 3/100 van de jaardosislimiet, zijnde 1,5 milli-sievert per jaar, minder dan 1 op 23 bedraagt.

Indeling in genoemde categorieën 20U nu kunnen plaatsvin-den met gebruik van de volgende regels:

- Een populatie radiologische werkers dient men eerst te onderzoeken op subgroepen die veelal een hogere gemid-delde dosis ontvangen dan de totale populatie.

- De dosisverdeling van de (sub)groep(en) zet men uit in een log-normale-distributie-diagram zoals weergegeven in figuur 3. met daarin de UNSCEAR referentiedistribu-tie.

- Indien een of meer punten van de verdeling in het "Ra-diologsiche werkers A" gebied komt. dient men de gehele

(sub)groep als categorie-A-werker te beschouwen.

In de praktijk zal men in vele gevallen niet kunnen be-schikken over verdelingen zoals in figuur 2 weergegeven.

Men kan dan uitgaan van een gemiddelde jaardosis van de (sub)groep. Voor deze onbekende verdeling lijkt het dan redelijk om bij gebrek aan beter uit te gaan van de hel-ling van de UNSCEAR referentiedistributie. Men vindt dan als afgeleide regels:

- categorie A: de gemiddelde jaardosis is groter dan of gelijk aan 1/10 van de jaardosislimiet, ofwel 5 milli—

Sievert per jaar

- categorie B: de gemiddelde jaardosis is kleiner dan 1/10 van de jaardosislimiet (maar groter dan of gelijk aan 1/100 van deze limiet).

Desgewenst kan men als niet-radiologisch werkers beschou-wen die werkers voor wie de gemiddelde dosis kleiner is dan 1/100 van de jaardosislimiet ofwel 0,5 milli-Sievert

(uiteraard de natuurlijke achtergrond niet meergerekend).

6 Referenties

1 Poster-presentatie: "De verdeling in werkomstandigheden A en B met behulp van de UNSCEAR referentiedistributie"

(A.R. de Monchy, Y. van der Peer en H. Heering) gedu-rende de NVS-vergadering op 2 februari 1982, in Biltho-ven

2 iCRP-publikatie nr. 26 (1977), Pergamon Press

3 Publikatieblad L246 van 17 september 1980 van de Euro-pese Gemeenschapper.

4 "Sources and Effects of Ionizing Radiation (1977 report)", uitgegeven door: "The united Nations

scientific Committee on Effects ot Atomic h liation (UNSCEAR)"

4 4

-TABEL I : LOKATIES MET CATECORIE-A-WERKOMSTAMDIGHEDEN VOLGENS EURATOH-NORMEN

1. I n r i c h t i n g e n en fabrieken met r e a c t o r e n en k r i t i s c h e o p s t e l l i n g e n .

2 . I n r i c h t i n g e n en fabrieken net v e r s n e l l e r s en rBntgen-s t r a l e n g e n e r a t o r rBntgen-s .

3 . I n r i c h t i n g e n en fabrieken met ingekapselde bronnen d i e worden gebruikt voor r a d i o t h e r a p i e en voor gammagrafie, en i n d u s t r i ë l e b e s t r a l i n g s a p p a r a t e n . 4 . I n d u s t r i ë l e i n s t a l l a t i e s waar thorium en

natuur-l i j k of v e r r i j k t uranium worden bewerkt:

- fabrieken voor uraniumraffinage;

- fabrieken voor e r t s c o n c e n t r a t i e .

5. Fabrieken voor de vervaardiging van s p l i j t s t o f e l e -menten.

6 . Fabrieken voor het opwerken van s p l i j t s t o f . 7. Uranium- en thoriummijnen.

8 . Fabrieken voor behandeling van r a d i o a c t i e f afval en o p s l a g p l a a t s e n .

9 . Laboratoria en fabrieken met hoge a c t i v e i t .

TABEL I I : GEMIDDELDE DOSIS EN WAARDEN BEREKEND

VOLGENS UNSCEAR 77 VAN EEN AANTAL POPULATIES RADIOLOGISCHE WERKERS IN NEDERLAND

Groep Aantal Gem. d o s i s ft werkers(N) (mSv)

Grote i n d u s t r i e

Nucleair ondertoekcentrunt Radiografie-werkers

Cyclotron-werkers

Cyclotron-produktie-werkers Research reactor-werkers UNSCEAR r e f e r e n t i e d i s t r i b u t i e

1200 1.5 0.1

300 1.9 0.1

380 6.4 0.6

100 13 1.6

43 17 2.8

37 7.5 0.1

5 1.0

FREOUENTIE 2 0 r

-GEMtOOELOE JAAROOSIS 0 5 rem

i . J

30 4 0 50 JAAROOSIS (mSv)

F I G »

FIG. 1. DE UNSCEAR REFERENTIEDISTRIBUTIE VOOR RADIOLOGISCHE WERKERS

4 6

-V GROTE INOUSTRE O CYCLOTRON-SUBGROEP

• PROOUKTIE-SUBGROEP ft NUCLEAR ONOERZ. CENTRUM A REACTOR SUBGROEP

O RADIOGRAFIE-WERKERS CUMULATIEVE FREQUENTIE 99 9

r-99 8

( 1 2 0 0 WERKERS

< 100 „ ( 300 ,,

< 37 ,.

( 380 „

10 15 30 50 JAARDOSIS (mSv)

FIG. 2

F I G . 2 ENKELE VOORBEELDEN VAN LOGNORMALE D O S I S

-VERDELING VAN CROEPEN RADIOLOGISCHE WERKERS I N NEDERLAND

9 9 »

CUMULATCVE FREQUENTIE

K> 15 30 50 JAARDOSIS (mSv) FIG 3

F I G . 3 . LOC-NORHAAL-DIAGRAH TEN BEHOEVE VAN DE VERDELING VAN WERKERS IN CATEGORIEËN A EN B ALSHEDE EEN VERDELING IN RADIOLOGISCH EN NIET-RADIOLOGISCH WERK

-48-£o^»«»n^aar P.H. Dianum en J.A.M.M. Kops

Alhoewel wij van mening zijn dat in het verhaal van De Monchy en Heering een zeer interessante gedachtengang is neergelegd, plaatsen we hierbij toch enkele opmerkingen.

Het baseren van een indeling van radiologische werkers in de categorieën A en B op een statistische dcsisverdeling heeft de volgende gebreken:

- het feit dat een verdeling aangeeft dat van een groep werkers een klein percentage een jaardosis groter dan 1500 irei heeft, betekent niet dat de kans hierop voor eenieder uit de groep klein is. De mogelijkheid be-staat, en veelal is dit ook zo. dat steeds dezelfde personen hoge doses oplopen. Deze personen zouden dan zeker tot de A-categorie moeten behoren, terwijl ze volgens uw gedachtengang in de B-categorie ingedeeld zouden worden. Deze kritiek zou ondervangen kunnen wor-den door alleen naar de dosisverdeling te kijken van een groep werkers die altijd onder dezelfde omstandig-heden gelijksoortig werk doet. Deze groepen zullen dan veelal zo klein worden dat geen verdeling meer samenge-steld kan worden.

- De gedachtengang van De Monchy en. Heering gaat voorbij aan de kans op hogere dosis tengevolge van incidenten.

- De gedachtengang van De Monchy en Heering gaat voorbij aan de kans op inwendige besmettingen.

Reaktie A.R. de Honchv

Gaarne «aken wij gebruik van de gelegenheid te antwoorden op uw kritiek op de concept-publikatie van de heer H.

Heering en Mijzelf.

Ten aanzien van uw opmerking dat er verschillende kansen bestaan dat verschillende typen werkers en/of werkzaamhe-den een bepaalde stralingsnorm kunnen overschrijwerkzaamhe-den, het volgende: de publikatie voorziet hierin wel degelijk. Een grote populatie radiologische werkers dient eerst te wor-den onderzocht op subgroepen die veelal een hogere dosis ontvangen dan de totale populatie (zie pagina 6). Een dergelijke subgroep heeft dan haar eigen verdeling die allicht in de A-categorie valt. terwijl de totaalgroep B wordt. Met andere woorden, een categorie A-werkers kan in een grote B-populatie verscholen blijven als men dit

vooronderzoek achterwege laat.

Hetzelfde probleem doet zich voor als men oneigenlijke radiologische werkers in de statistiek laat meedoen. In dit opzicht, meen ik. hebt u de gedachtengang van de pu-blikatie niet geheel juist gevolgd. De data weergegeven in figuur 2 illustreren dit nog eens zeer duidelijk. De groep "grote industrie" is in zijn totaliteit B. terwijl een tweetal subgroepen (cyclotron en produktie) een dui-delijk A-karakter hebben. Deze beide subgroepen zijn uit de eerste populatie gehaald. Hetzelfde geldt voor de hoofdgroep "nucleair onderzoek centrum" waarvan de "reac-torwerkers" een subgroep is. In deze laatste subgroep valt de "stijlheid" van de distributie op. hetgeen wijst op een zeer regelmatige dosisverdeling over de groep. Dit laatste wijst weer op de gelijksoortigheid van het werk binnen de groep.

Ten aanzien van de "kleinheid" van de subgroep kan nog worden opgemerkt dat met 10 werkers nog een behoorlijke verdeling kan worden verkregen. Het herkennen van sub-groepen beneden dit aantal wordt bovendien een moeilijke zaak.

Tenslotte mag ik nog opmerken dat de publikatie tot doel heeft om de begrippen "might exceed" en "most unlikely"

beter te definiëren. Als eenmaal (door de overheid) een indeling naar werkzaamheden is gemaakt, is er in de prak-tijk weinig behoefte aan om soortgelijke analyses uit te voeren anders dan voor controledoeleinden.

-50-Bij incidenten zit len in de "staart" van de verdeling.

Het hangt er vanaf wat u onder incident verstaat als u stelt dat aan dit aspect is voorbijgegaan. Voor een groep werkers van redelijke afmeting (ongeveer 50 personen) heeft 2 overschrijdingen per jaar van de 15 mSv-norm als consequentie dat de gehele groep in de A-categorie be-landt. Zijn twee uitschieters per jaar incidenten?

Inwendige besmetting is in feite geen punt van discussie.

Zolang een inwendige besmetting kan worden vertaald in een "whole body dose (committement)" kan deze worden mee-genomen in de dosistatistiek. De praktijk leert dat men dit zelden doet. maar dat heeft met de beschouwing als zodanig niets te maken.

i

6 Conclusies (door J.A.M.M. Kops)

Invoering van de Euratom-richtlijnen van 1980 in de Ne-derlandse wetgeving heeft gi.t»id tot een sterke stimule-ring van de indeling van personen die beroepshalve aan straling worden blootgesteld in categorieën A en B. De aangegeven criteria op grond waarop deze indeling moet geschieden zijn zeer vaag geformuleerd (zie de bijdrage van Huyskens, p. 3 e.v.). Het is dan ook niet verwonder-1i ik dat bij diverse instellingen en bedrijven ten aan-zien van deze indeling sterk van elkaar afwijkende ge-dachtengangen bestaan. Bij veel bedrijven en instellingen is nog geen poging tot indeling ondernomen. Een dergelij-ke diversiteit is niet wenselijk en het is dan ook nodig te komen tot beter omlijnde richtlijnen. Dergelijke

richtlijnen zouden gebaseerd kunnen zijn op de indeling van radiologische werkzaamheden in risicoklassen. Wegen waarlangs een indeling tot stand gebracht zou kunnen worden zijn weergegeven in de bijdragen van Huyskens, alsmede De Tonchy en Heering.

Nauw gekoppeld aan de indeling van radiologische werk-zaamheden in risicoklassen, is de indeling van en te

stellen eisen aan ruimten vaarin dergelijke werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Hiermee houdt zich al geruime tijd een commissie van de Gezondheidsraad bezig. Naar verluid borduurt deze commissie voort op een model van Van der Feer (Y. van de Feer. stralingsveiligheid in ra-dionucliden-laboratoria, NVS-Nieuws, nr. 3 oktober 1981).

Omdat Gezondheidsraadcommissies vertrouwelijk zijn (waar-om?), is niet duidelijk welke modificaties op dit model aangebracht worden, en wanneer de commissie zijn 'Ivies zal uitbrengen.

Afsluitend moet dus geconcludeerd worden dat reeds gerui-me tijd na invoering in de wet van de categorie-indeling, nog geen algemeen geaccepteerde richtlijn hieromtrent

zijn ontwikkeld. Het is dan ook gewenst dat in de naaste toekomst tot eenduidige richtlijnen gekomen wordt. Deze richtlijnen moeten algemeen bruikbaar zijn, waarbij men zich dient te re?liseren dat radioactieve stoffen in zeer uiteenlopende oms andigheden worden toegt ast

(laborato-ria, boorputten, dierstallen, e t c ) . Een grote openbaar-heid bij het opstellen van deze richtlijnen, en een grote betrokkenheid van de stralingsveiligheidsdeskundigen is hierbij onontbeerlijk. Een zeer goed forum in deze kan en wil de NVS middels het NVS-Nieuws zijn.