• No results found

De hedendaagse kunstacademie en de plaats van theorie en onderzoek

Halverwege de jaren negentig was er aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK) in Den Haag niets wat zelfs maar leek op een programma voor theorieonderwijs. Maar de KABK was wat dit betreft geen uitzondering: aan alle Nederlandse kunstacademies was het theorieonderwijs een ondergeschoven kindje. De naweeën van de achterhaalde opvatting van de kunstenaar als noble sauvage waren nog overal voelbaar in het kunst -onderwijs. Van een kunstenaar werd niet verwacht dat hij in vloeiende volzinnen kon spreken over zijn werk, sterker nog, dat was verdacht. De taal had, zo was de algemene gedachte, een corrumperende invloed op de kunst; het kunstwerk diende voor zichzelf te spreken.

Deze op de Romantiek terug te voeren kunstopvatting bepaalde het kunstonderwijs. In het praktijkonderwijs kreeg die gestalte in het model van het een-op-een ateliergesprek tussen kunstenaar-docent en student. Het ateliergesprek tussen docent en student was de logische pendant van de opvatting van het atelier als ivoren toren waar de kunstenaar als eenzame eenling zijn kunstwerken voortbrengt. Theorieonderwijs daarentegen was klassikaal onderwijs en had daardoor een lagere, meer schoolse status. Meestal heette het kunstgeschiedenisles, wat het voor een belangrijk deel ook was. Theorie- en praktijkonderwijs waren strikt van elkaar gescheiden.

In het licht van de ontwikkelingen in de contemporaine kunst was dit onderwijsmodel volstrekt achterhaald. Theoretische reflectie speelt al vanaf de jaren zestig een centrale rol in de kunst, in het werk van conceptuele

kunstenaars. Deze kunstenaars verzetten zich tegen de opvatting dat kunst los gezien kan worden van geschiedenis en politiek. Zoals Fiona Candlin, lector Museum Studies and Lifelong Education aan de Universiteit van Londen het recent formuleerde: ‘Om kunst te produceren was het onontkoombaar zich te engageren met een ideologisch en intellectueel proces […]. In deze context speelde taal een sleutelrol en kunstenaars produceerden tal van kunstwerken en teksten, en kunstwerken die teksten waren, die de aandacht richtten op het

problematische onderscheid tussen woorden en beelden.’9

Een andere gangmaker in de theorievorming bij kunstenaars was de feministische kunstpraktijk die gericht was op onderzoek naar de relatie tussen vrouwen en geschiedenis, en op een kritische benadering van een westerse traditie die ‘de ander’ marginaliseert. De feministische kunst

-praktijk wilde, en wil dat nog steeds, machtsstructuren en hiërarchieën in het denken blootleggen.

Het theorieonderwijs nam vanaf het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw een hoge vlucht in het Nederlandse kunstonderwijs. Niet alleen de hier aangeduide ontwikkelingen in de kunst, ook de Bologna-akkoorden en de hiermee samenhangende reorganisatie van het onderwijs die gericht is op een toenadering van het hbo en het wo droegen hier aan bij. De meest recente uitkomst van dit alles is de nadruk op het onderzoekaspect van de kunst praktijk en de mogelijkheid voor kunstenaars om te promoveren aan de universiteit.

Het is overigens, ondanks deze ontwikkelingen, bepaald niet zo dat studenten zich aanmelden bij de kunstacademie vanwege theorieonderwijs. Het tegendeel is nog steeds waar. Theorieonderwijs, schrijven, lezen, studeren, is juist vaak wat ze willen ontvluchten. Het gevolg is een

spanningsveld tussen het verlangen van deze studenten om iets concreets te maken en de tegenwoordige eis om te reflecteren op het artistieke handelen. Zowel theorie- als praktijkdocenten hebben dagelijks hiermee te maken.

Toch zijn ook de studenten veranderd. Ze verlangen in de eerste plaats een dialoog met hun docenten, in een niet-hiërarchische onderwijssituatie. Ze zijn zich nog minder dan vroeger bewust van een kunsthistorische canon en hechten daar ook geen waarde aan. Ze bezoeken weinig tentoonstellingen; digitale bronnen vormen hun belangrijkste informatie. Ze zijn wel heel open en nieuwsgierig en vaak zeer geïnteresseerd in samenwerkingsverbanden. Ze zijn dan ook bedreven in het vinden of creëren van internationale netwerken. Dit uit zich ook in een toenemende vraag naar interdisciplinariteit in het lesaanbod. Deze interdisciplinariteit, van theorie en praktijk maar ook van de verschillende kunstdisciplines, is een afspiegeling van de ontwikkelingen

binnen de kunst.10

Het onderwijs dat hieraan kan beantwoorden is een open, niet-hiërarchisch systeem waarin studenten leren hóe ze moeten leren, waarin ze in wisselende verbanden leren samenwerken en waarin ze een eigen werk -methode leren ontwikkelen. Hiervoor bestaat niet één enkel onderwijsmodel, maar zijn verschillende modellen naast elkaar nodig. Theorie en praktijk zijn hierin, anders dan tot dusverre het geval was, duidelijk aan elkaar gerelateerd. Dit vraagt om nieuwe onderwijsvormen waarin kunstpraktijk en theorie -vorming met elkaar zijn geïntegreerd. Een flexibel curriculum met ruimte voor experiment is hiertoe een vereiste.

Denken in kunst 46

Van theorie- en van praktijkdocenten mag worden verwacht dat ze hun expertise en ervaringen expliciet maken en ook delen met studenten en met elkaar, en dat ze een onderlinge samenwerking aangaan. Op deze manier kan de kunstacademie voor alle betrokkenen, docenten en studenten, een stimulerende omgeving zijn.

Kort geformuleerd is dus het doel van theorie en reflectie in de

bachelor fase van het kunstonderwijs: de bewustwording bij de student van het denkproces dat ten grondslag ligt aan het maken van zijn werk, en de bewust -wording van de afstand die nodig is om het werk en het handelen dat eraan ten grondslag ligt te begrijpen. Pas wanneer een dergelijk begrip er is, kan de student zijn eigen legitieme beweegredenen vaststellen, wat een voorwaarde is voor een zelfstandig kunstenaarschap.

Het kunstwerk ontstaat, zoals ik hierboven schreef, uit een voort -durende wisselwerking tussen het maken en het reflecteren hierop. Het onderzoek in en door de kunst brengt dit proces, dat vaak in hoge mate onbewust plaatsvindt, aan de oppervlakte, met als doel het te verdiepen. Het maakt zodoende het verband expliciet tussen doen en denken, tussen maken en bevragen. Het is een zelfkritisch en zelfreflexief onderzoek dat uit een artistieke en een theoretische component bestaat. Hierbij is het uitgangspunt steeds: de aard van het onderzoek in de kunst binnen de kunst zelf. De eigen kunstpraktijk is aanleiding en onderwerp van het onderzoek. De uitkomst van het onderzoek is dan ook een artistiek resultaat.

De kunstenaar-onderzoeker doet in tegenstelling tot een regulier werkende kunstenaar expliciet en doelbewust mededelingen over het

artistieke proces en maakt dit proces daarmee bespreekbaar. Deze benadering opent nieuwe mogelijkheden voor reflectie op het werk en ook voor

uitwisseling met anderen. Nieuwe inzichten kunnen worden verkregen, gearticuleerd, gedocumenteerd en gepresenteerd. Het onderzoek in de kunst brengt hierdoor een nieuwe intensieve vorm van uitwisseling tot stand.

Het onderzoek in en door de kunst speelt een belangrijke rol aan de

Hogeschool der Kunsten in Den Haag.11De diverse lectoraten spelen hierbij

een initiërende en sturende rol.12BA-studenten komen via theorieonderwijs,

studium generale, interdisciplinaire workshops en honours classes, alsook door middel van individuele gesprekken vanaf het eerste jaar in aanraking met het verschijnsel van onderzoek.

mastertraject voor artistic research van start gegaan. Dit traject is erop gericht dat studenten de grondslagen leren ontwikkelen waaraan het eigen onderzoek moet voldoen. Aan het begin van deze opleiding zijn studenten meestal nog niet in staat om een duidelijke onderzoeksvraag en een onderzoeksvoorstel te formuleren. Het doel van het mastertraject is dat ze de onderzoeksvraag die ten grondslag ligt aan het eigen werk leren benoemen en definiëren, en dat studenten leren hoe ze een onderzoek kunnen aanpakken en hoe ze een eigen onderzoeksmethode kunnen ontwikkelen.

Aan dit alles is in 2003 de oprichting van de Academie der Kunsten voorafgegaan, die het kunstenaars en musici mogelijk maakt om aan de Universiteit Leiden de graad van doctor te behalen. De Academie der Kunsten (onderdeel van de Faculteit der Geesteswetenschappen) is een

samenwerkingsverband tussen de Hogeschool der Kunsten en de Universiteit Leiden. De Academie der Kunsten kent twee promotie-opleidingstrajecten: DocArtes voor musici en componisten (sinds 2003) en PhDArts voor beeldende kunstenaars en vormgevers (sinds 2008). Doelstelling van het promotietraject is, kort gezegd, dat de kunstenaar aantoont dat hij in staat is om zelfstandig en op hoog niveau als kunstenaar-onderzoeker te functioneren.

Artistic research neemt zodoende aan de Hogeschool der Kunsten, in

samenwerking met de Universiteit Leiden, een centrale plaats in op de drie onderwijsniveaus BA-, MA- en PhD.

Noten

1. In deze tekst ligt de nadruk op het onderwijs in beeldende kunst.

2. In het vervolg van de tekst verwijs ik naar ‘de student’ als ‘hij’. Dit geldt ook voor ‘de kunstenaar’. 3. Summers, D., Real Spaces, World Art History and the Rise of Western Modernism, Londen: Phaidon 2003, p. 570.

4. Merleau-Ponty, M., The Visible and the Invisible, Evanston, US: Northwestern University Press 1968.

5. De vraag ‘What do artists know?’ was het thema van een aantal rondetafelconferenties die James Elkins in 2009 heeft georganiseerd. Het debat had tot doel om inzicht te krijgen in wat kunstenaars doen en hoe ze hun ‘kennis’ toepassen, en om een begrip te ontwikkelen van hoe en waarom kunst onderwezen moet worden.

6. Arendt, H., The Life of the Mind, San Diego/New York: Harcourt Inc 1978. Thinking is oorspronkelijk gepubliceerd in 1971.

7. Arendt: ‘Reason (Vernunft)… and the entirely justified criteria it has established for its own

Denken in kunst 48

purposes, that is, for quenching our thirst, and meeting our need, for knowledge and cognition.’ In

The Life of the Mind, San Diego (etc.) 1971, p. 15.

8. Arendt stelt, in navolging van Kant, dat de enige manier waarop speculatief begrijpen zich kan manifesteren is door middel van metaforische taal. Het thema van metafoor en taal valt buiten het bereik van deze tekst.

9. In haar ongepubliceerde paper ‘Doctors of invention. A proper anxiety? Practice-based PhDs and academic unease’, t.g.v. een symposium in Leuven, 10 september 2004, over een Vlaams doctoraat in de kunsten.

10. Deze veranderingen gelden niet alleen studenten aan Nederlandse kunstacademies, maar ook internationaal. Zie bijvoorbeeld de bundel Rethinking the Contemporary Art School. The Artist, the

PhD, and the Academy, red. Brad Buckley en John Conomos, Halifax Nova Scotia: the Press of the

Nova Scotia College of Art and Design 2009.

11. De Hogeschool der Kunsten bestaat uit de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en het Koninklijk Conservatorium.

Reflectie, onderzoek