• No results found

De Brief Amsterdam Acquiescence Scale (BAAS) is een korte vragenlijst voor jongeren tussen de 13 en 19 jaar oud. Door het stellen van 23 vragen kan eventuele aanwezigheid van acquiescence worden vastgesteld.

Acquiescence is de neiging om ‘ja’ te antwoorden, ongeacht de inhoud van de vraag of stelling.

Er bestaan negatieve gevolgen voor jongeren met acquiescence. Om deze reden is het belangrijk of communicatie mogelijk beïnvloed wordt door acquiescence. Anders wordt de informatie gegeven door de jongere verkeerd geïnterpreteerd en krijgt hij/zij niet de hulp of begeleiding die nodig is of bij de jongere past.

Er worden verschillende vragen gesteld om acquiescence in kaart te brengen: • Vraagparen met daarin tegenstellingen.

• Onzin vragen en stellingen • Lange en complexe vragen

• Vragen over sociaal wenselijk gedrag Handleiding afname BAAS

1) De introductie is uitgewerkt en kan worden voorgelezen aan de jongere (pagina 2). Het is van belang de jongere op zijn/haar gemak te laten voelen en de gang van zaken duidelijk uit te leggen.

2) Na de introductie start de afname van de vragenlijst (pagina 3). De vragen worden hardop voorgelezen aan de jongere en het antwoord dat de jongere geeft kan worden omcirkeld. 3) Na de afname kan de totaalscore worden berekend (pagina 3). Deelscore I kan worden bepaald

door 1 punt toe te kennen in de grijze vakken in de ‘score’ kolom, wanneer de participant “ja” antwoordde. Deelscore II kan worden berekend met behulp van de scorehulp tegenstellingen. Wanneer beide vragen in de paren zijn beantwoord met “ja” wordt 1 punt toegekend. De totaalscore volgt uit het optellen van Deelscore I + Deelscore II.

Appendix 12.2: Instruction BAAS

Instructie P. 2

Dit is een vragenlijst. Ik ben nieuwsgierig naar jouw antwoorden. Voor we gaan beginnen wil ik je wat vertellen. Ik vind het belangrijk dat je eerlijke antwoorden geeft. Het is niet erg als je een fout maakt. Het is niet erg als je het antwoord niet weet.

Kun je vertellen wat ik net gezegd hebt? Dan weet ik zeker dat je het begrijpt. (Respondent aankijken en

nagaan of hij/zij begrepen heeft wat je hebt gezegd. Mogelijk nog een keer letterlijk bovenstaande herhalen als respondent het niet heeft begrepen).

Ik stel elke vraag één keer. Het is dus belangrijk dat je goed luistert. Geef zo snel als je kan antwoord. Heb je verder nog vragen? (eventuele vragen beantwoorden).

Oké, dan gaan we beginnen. ➢ Start afname AAAS

Dat was de laatste vraag. We zijn klaar. Aanvullende instructie:

➢ Indien de participant vraagt of de vraag herhaald kan worden:

Ik mag de vraag maar één keer lezen. Probeer de vraag maar zo goed mogelijk te beantwoorden. Als je het niet weet mag je het zeggen. Dan gaan we door met de volgende vraag.

➢ Indien de participant om meer instructie vraagt:

Probeer een antwoord te geven. Er zijn geen goede antwoorden. Het gaat erom wat jij vindt. ➢ Indien de participant om goedkeuring vraagt:

Er zijn geen goede of foute antwoorden. Het gaat erom wat jij vindt. ➢ Indien de participant het antwoord niet weet

Oké, dan gaan we door naar de volgende vraag.

➢ Indien de participant aangeeft niet te kunnen kiezen tussen de antwoordopties

Kun je toch proberen te kiezen? (indien de participant niet kan kiezen: Oké dan gaan we door naar de volgende vraag).

➢ Indien de participant aangeeft dat hij de vraag al een keer gehad heeft

Knikken. Dat klopt, ik vertel je aan het eind waarom dat is.

➢ Indien de participant zenuwachtig lijkt (heen en weer schuiven, trillen met been)

Ben je zenuwachtig? Ik zie dat je …. (heen en weer schuift, trilt met been). Je hoeft niet zenuwachtig te zijn. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Ik wil graag weten wat jij vindt.

➢ Indien de particpant gaat uitwijden

Ik vind het leuk als je me iets wilt vertellen. Maar eerst moeten we de vragenlijst afmaken. Daarna kunnen we nog even praten over (…).

Belangrijk:

➢ Noteer in het vak ‘opmerkingen’ wanneer een participant een opmerking maakte bij een gestelde vraag.

➢ Er worden bij de afname van de vragenlijst geen voorbeeldantwoorden gegeven.

➢ Tijdens de afname worden geen complimenten gegeven en de participanten worden niet aangemoedigd.

Appendix 12.3 BAAS

De Brief Amsterdam Acquiescence Scale (BAAS) P.3

Vraag Antwoord Score Opmerking

1 Wat is je naam?

2 Hoe oud ben je?

3 Wat zijn je hobby’s?

4 Ben je meestal blij? JA NEE

5 Heb je zwart haar? JA NEE

6 Kun je de film nog zien als iemand naar de tv loopt en de

stekker eruit trekt, terwijl jij je favoriete film aan het kijken bent op de tv en je de film heel erg spannend vindt en je lekker chips aan het eten bent?

JA NEE

7 Ben je liever binnen? JA NEE

8 Een vis leeft in het zand. JA NEE

9 Ben je liever op school? JA NEE

10 Weet je hoe je een echt vliegtuig moet besturen? JA NEE

11 Ben je meestal rustig? JA NEE

12 Is het tegen de regels om iemand te helpen als hij het niet

begrijpt?

JA NEE

13 Vind je de zomer leuker dan de winter? JA NEE

14 Moet je een zonnebril dragen als het regent? JA NEE

15 Ben je meestal verdrietig? JA NEE

16 Heeft het zin om een kaartje sturen zonder postzegel als je op

vakantie bent en je heel erg veel lol hebt en opeens aan thuis denkt en je een kaartje naar je ouders wilt sturen om te laten weten dat je mooi weer hebt?

JA NEE

17 Ben je liever buiten? JA NEE

18 Kun je naar de maan fietsen? JA NEE

19 Ben je liever thuis? JA NEE

20 Je bent 2 meter 50. JA NEE

21 Ben je meestal druk? JA NEE

22 Is het tegen de regels om iemand een cadeautje te geven? JA NEE

23 Vind je de winter leuker dan de zomer? JA NEE

Er wordt bij de vragen 6, 10, 12, 16, 20 en 22 één acquiescence- Deelscore I punt toegekend als het antwoord ‘JA’ is.

Scorehulp tegenstellingen 2x ja = punt

4 Blij? JA NEE 15 Verdrietig? JA NEE

7 Binnen? JA NEE 17 Buiten? JA NEE

9 School? JA NEE 19 Thuis? JA NEE

11 Rustig? JA NEE 21 Druk? JA NEE

13 Zomer? JA NEE 23 Winter? JA NEE

Als de vragen in de paren 4-15, 7-17, 9-19, 11-21, 13-23 beide

met ‘JA’ worden beantwoord, wordt een acquiescence punt toegekend.

Deelscore II

Z.O.Z. voor interpretatie totaalscore en aanbevelingen

Appendix 12.4: Interpretation BAAS

Interpretatie totaalscore P.4

Deelscore I + II = Totaalscore:

Totaalscore Interpretatie

0 punten Geen acquiescence*

1 – 2 punten Mogelijk sprake van acquiescence** 3 of meer punten Acquiescence***

Aanbevelingen

*0 punten: Geen acquiescence

De jongere heeft bij het beantwoorden van de vragen van de BAAS geen acquiescence laten zien. Dat betekent dat hij/zij niet ‘onterecht’ heeft ingestemd met de vragen en stellingen.

Het is belangrijk om in het verdere contact met de jongere altijd alert te blijven op de antwoorden die hij/zij geeft.

**1 – 2 punten: Mogelijk sprake van acquiescence

Een score van 1 of 2 laat zien dat er mogelijk sprake van acquiescence is.

Dit betekent dat je in het contact met de jongere zeer alert moet blijven op de antwoorden die hij/zij in het verdere contact zal geven.

Het is aan te raden om te kijken naar de aard van de vragen waarop de jongere een punt heeft behaald. - Heeft de jongere een acquiescence antwoord gegeven op een lange/complexe vraag? Dan

is het belangrijk om lange vragen in het verdere contact te vermijden en de jongere niet te overspoelen met informatie. Tussendoor kan aan de jongere gevraagd worden of hij/zij het begrepen heeft en kan gevraagd worden of hij/zij het kan herhalen in eigen woorden. - Heeft de jongere een acquiescence antwoord gegeven op een tegenstelling gesteld in de

vraagparen? Dit geeft aan dat de jongere niet consistent geantwoord heeft. Het is dan ook aan te raden om informatie gegeven door de jongere op meerdere manieren te controleren, bijvoorbeeld door het tegengestelde ook voor te leggen.

***3 of meer punten: Acquiescence

Een score van 3 of meer punten laat zien dat er vrijwel zeker sprake is van acquiescence.

Dit betekent dat het in het verdere contact met de jongere zeer belangrijk is om de communicatie op zijn/haar behoeften en mogelijkheden af te stemmen.

Het is aan te raden om te kijken naar de aard van de vragen waarop de jongere een punt heeft behaald. Zie hiervoor de toelichting hierboven over de interpretatie van een score van 1 -2 punten.

Verder kunnen onderstaande tips worden gebruikt: ❖ Korte zinnen

❖ Eenvoudige woorden ❖ Spreektempo aanpassen ❖ Concreet in verwachtingen ❖ Visualiseren

❖ Persoon laten herhalen ❖ Zelf herhalen en controleren ❖ Aanmoedigen tot vragen stellen

Appendix 13: Item types in the BAAS

Item Item type

1 Wat is je naam? General question*

2 Hoe oud ben je? General question

3 Wat zijn je hobby’s? General question

4 Ben je meestal blij? Item to assess acquiescence**

5 Heb je zwart haar? Filler-item ***

6 Kun je de film nog zien als iemand naar de tv loopt en de stekker eruit trekt, terwijl jij je favoriete film aan het kijken bent op de tv en je de film heel erg spannend vindt en je lekker chips aan het eten bent?

Item to assess acquiescence

7 Ben je liever binnen? Item to assess acquiescence

8 Een vis leeft in het zand. Filler-item

9 Ben je liever op school? Item to assess acquiescence

10 Weet je hoe je een echt vliegtuig moet besturen? Item to assess acquiescence

11 Ben je meestal rustig? Item to assess acquiescence

12 Is het tegen de regels om iemand te helpen als hij het niet begrijpt?

Item to assess acquiescence

13 Vind je de zomer leuker dan de winter? Item to assess acquiescence 14 Moet je een zonnebril dragen als het regent? Filler-item

15 Ben je meestal verdrietig? Item is part of question pair

with contradiction**** 16 Heeft het zin om een kaartje sturen zonder postzegel als

je op vakantie bent en je heel erg veel lol hebt en opeens aan thuis denkt en je een kaartje naar je ouders wilt sturen om te laten weten dat je mooi weer hebt?

Item to assess acquiescence

17 Ben je liever buiten? Item is part of question pair

with contradiction

18 Kun je naar de maan fietsen? Filler-item

19 Ben je liever thuis? Item is part of question pair

with contradiction

20 Je bent 2 meter 50. Item to assess acquiescence

21 Ben je meestal druk? Item is part of question pair

with contradiction 22 Is het tegen de regels om iemand een cadeautje te

geven?

Item to assess acquiescence

23 Vind je de winter leuker dan de zomer? Item is part of question pair with contradiction

*General questions: 3 general questions are asked in order to make the participant feel at ease. **Item to assess acquiescence: There are 11 items that assess the presence of acquiescence. ***Filler-item: Filler-items do not assess acquiescence. Results show that less than 5% of all participants gave an acquiescent answer to these questions.

**** Item is part of question pair with contradiction: 5 of the 11 items that assess acquiescence are part of a pair of questions with contradictions. This means that these 5 items do not assess acquiescence, but are important in order to determine whether the answer to the other question of each pair is acquiescence.