• No results found

Door middel van literatuuronderzoek is in deze scriptie onderzocht hoe het custodiale en post- custodiale paradigma in de dagelijkse praktijk van de beroepsgroep van Nederlandse

archivarissen is opgenomen. Het veranderende denken van een custodiaal naar een post- custodiaal denkkader is aangetoond aan de hand van een vergelijking tussen theorie en representatieve artikelen uit het Nederlands(ch) Archievenblad, het vakblad voor en door de beroepsgroep. Dit blad geeft in de scriptie de uitvoerende praktijk van de archivistiek weer.

Een paradigma is volgens de theorie van Thomas S. Kuhn een onderdeel van een cyclisch proces van de ontwikkeling van wetenschap. Het behelst een wetenschappelijk conceptueel denkkader en een verklaringsmodel voor beoefenaren van de wetenschappelijke discipline. Het onderzoek in deze scriptie focust zich op de archiefwetenschap en archiefwetenschappers. De archiefwetenschap kent het custodiale en post-custodiale paradigma of non-custodiale paradigma.

Custodialiteit gaat over de wijze van beheer van archieven. Elk denkkader kent haar eigen karakteristieken met betrekking tot de rol van de archivaris in het beheer van het object van onderzoek. Het Latijnse woord ‘custos’ betekent ‘bewaker’ en dat is ook wat een custodiale archivaris doet: bewaken. Daar is het fysieke beheer van een afgesloten archief voor nodig. De archivaris heeft in dit paradigma tot taak het gereedmaken van archief voor raadpleging, hij focust zich op de eigenlijke records en zijn kennis speelt geen rol in de archiefvorming. In het post-custodiale paradigma (‘na het bewaken’) is de archivaris informatiebeheerder en beschermt hij het archief tegen verval door archivistische kwaliteit te beheren en behouden. Dat wil zeggen dat hij zorgt voor de integriteit en duurzaamheid van relaties tussen informatie en een werkproces.

Fysiek beheer is hiervoor niet langer noodzakelijk, maar blijft mogelijk. De

informatiebeheerder focust zich op het proces of context van het ontstaan van het archief en speelt een actieve rol in de archiefvorming. Dat doet hij door middel van het geven van begeleiding en advies bij de creatie van informatie. Het non-custodiale paradigma (‘niet- bewaken’) laat tenslotte het fysieke aspect volledig los. Het archief wordt niet overgebracht maar blijft fysiek bij de archiefvormer terwijl de informatiebeheerder de informatie

intellectueel beheert.

De vorming van een nieuw of ander denkkader gebeurt niet abrupt en het denkkader waarop de nieuwe contouren worden gebaseerd wordt niet losgelaten, maar opgenomen. Voor de archiefwetenschap is de revolutie in de wetenschap en verschuiving van het custodiale naar het post–custodiale paradigma midden en eind twintigste eeuw onder andere aangewakkerd door een technische revolutie en postmodernistische bewegingen. Deze hebben de

samenleving veranderd en daarmee de manier waarop archief gevormd wordt.

Vragen als ‘wat maakt een archiefstuk authentiek’, kunnen op custodiale wijze worden beantwoord zolang ‘archief’ blijft voldoen aan de eigenschappen die de custodiale archivaris

eraan heeft toegekend. Maar we leven nu in een informatiemaatschappij waarin de

verwachtingen en behoeften met betrekking tot de creatie en vergaring van informatie een vlucht hebben genomen. Informatie is vluchtiger en informatieconsumptie sneller, aan de beschikbaarheid van informatie worden dan ook andere eisen gesteld. Op de hiervoor gestelde vraag wordt in het post-custodiale paradigma een ander antwoord gegeven.

Gevolg van de veranderende wereld is een noodgedwongen verschuiving in het object van onderzoek en dus denkkader van de archivaris en archiefwetenschapper, alsmede zijn taak en positie binnen de vorming en het beheer van informatie. De invulling van het beroep en het object van onderzoek in beide paradigma’s zijn in dit onderzoek toegespitst op de

archivistische methoden ‘ordenen’, ‘overbrengen’ en ‘preventief conserveren’. Deze hebben een verandering van betekenis en uitingsvorm ondergaan gedurende de

paradigmaverschuiving.

Karakteristieken van het custodiale paradigma

Archivistiek in een custodiaal paradigma betekent werken met een archief dat een begin en eind kent. Want ‘archief’ is een afgesloten documentaire verzameling. De losse onderdelen van de verzameling zijn aan elkaar verbonden en maken één geheel via de gezamenlijke archiefvormer.222 Deze gemene deler is de rode draad door de custodiale ordening van archief. Daarnaast moet een ordening van een archief op custodiale wijze ervoor zorgen dat het geheel kan worden geanalyseerd vanuit de elementen waaruit het bestaat. De focus ligt op deze elementen, de administratieve neerslag, de collectie, de informatie of het archief zelf.

Van het uitoefenen van invloed of het toevoegen van betekenislagen door de bewerking van archief is in het custodiale paradigma geen sprake.223 Archief berust dan ook onder de

custodiale archivaris. Het wordt fysiek bij hem ondergebracht, met als doel het onaangeroerd, onaangetast tot in de eeuwigheid beschikbaar te houden voor raadpleging. Keer op keer, zonder dat het van vorm of inhoud veranderd. Bij overbrenging krijgt het archief haar begin en eind, boven en onderkant toegekend en het is aan de archivaris deze grenzen te bewaken.

Om archief na overbrenging raadpleegbaar te houden voor de gebruiker zorgt de archivaris voor conservering van de informatiedrager en het behoud van de informatie zelf. Dat wil zeggen het interpreteerbaar houden van informatie bijvoorbeeld in de vorm van tekst. Dit doet hij door het creëren van de ideale bewaaromstandigheden voor de fysieke drager van het archief (papier en digitaal), door middel van klimatologisch geregelde opslagruimten en de beschikking over werkende leesapparaten voor digitale informatie. Alsmede door het maken van replica’s voor raadpleging, zodat het origineel fysiek zo min mogelijk beschadigd kan raken.

222

Archief is in het custodiale paradigma opgemaakt of ontvangen door een overheidsbestuur of ambtenaar in dienst van het bestuur. Bron: Horsman, Ketelaar en Thomassen, Tekst en context van de Handleiding, Deel II Tekst 1

223

Dit in tegenstelling tot het post-custodiale paradigma, waarin met elke raadpleging of bewerking van procesgebonden informatie betekenislagen worden toegevoegd en wordt gerecontextualiseerd.

Karakteristieken van het post-custodiale paradigma

In het post-custodiale paradigma is archief procesgebonden informatie, die zich onderscheidt van andere documentaire verzamelingen door haar ontstaansoorzaak. Het is gecreëerd met een bedoeling. Namelijk het nastreven van een organisatiefunctie of doel. Een organisatiedoel wordt bereikt door het uitvoeren van verschillende taken. Deze taken worden gerepresenteerd door werkprocessen. Door deze werkprocessen te documenteren (ontstaansoorzaak) kunnen deze worden bevraagd en kan zo verantwoording en bewijs van de uitvoerende taken worden geleverd. Het is de taak van de archivaris om bevraging van archief vanuit de context van haar ontstaan mogelijk te maken voor gebruikers.

Voor het ordenen van archief is het niet langer noodzakelijk om het object zelf fysiek in beheer te hebben, maar komt het leggen van relaties tussen stukken uit een archief en tussen collecties en archieven door logische ordeningen en ordening van de context of metadata centraal te staan. Het ordeningssysteem uit het custodiale paradigma wordt in het post– custodiale paradigma vervangen door het archiveringssysteem en de archivaris adviseert over de ordening vanaf het moment van creatie van de informatie. Dan al worden de relaties tussen informatie onderling en informatie in verband met het werkproces gelegd. Om deze relaties ofwel de contextinformatie duurzaam te behouden is deze vroege betrokkenheid noodzakelijk. De gebruikersgerichte ontsluiting is door middel van standaardisatie en logische ordening mogelijk gemaakt, versus de collectiegerichte ontsluiting in het custodiale paradigma.

Om archief vanuit haar functies te kunnen analyseren en archivistische kwaliteit te behouden is intellectueel beheer via een juridische overdracht mogelijk. Het archiveringsysteem geeft deze mogelijkheid omdat dit een contextomgeving creëert die ervoor zorgt dat de

procesgebonden informatie bijvoorbeeld kan dienen ter verantwoording en bewijs van uitgevoerde werkprocessen. Het gaat niet meer om de elementen van het archief zelf, maar om haar omgeving. Vanuit deze externe informatie moet het archief bevraagd kunnen worden.

Hoe zorgt de archivaris ‘op afstand’ voor de preventieve preservering van de archivistische kwaliteit? Zijn taak start vanaf het moment van creatie van de informatie met zijn

betrokkenheid bij de registratie van de werkprocessen waaruit het archief ontstaat. Hiermee beschermt hij intellectueel de context van het materiaal. Om de meest ideale condities met betrekking tot opslag en bescherming van deze metadata te creëren, is de post–custodiale archivaris intellectueel betrokken bij het eisenpakket waaraan een archiveringsysteem moet voldoen.

Zichtbaarheid paradigmaverschuiving in de praktijk

Na de behandeling van de archiefwetenschappelijke paradigma’s is aan de hand van artikelen uit het Nederlands(ch) Archievenblad vastgesteld hoe de kenmerken zichtbaar zijn in de dagelijkse praktijk van de beroepsgroep van Nederlandse archivarissen. Uit de artikelen blijkt dat de archivistische praktijk tot op heden overwegend custodiaal is en de

is de praktijk vrijwel volledig custodiaal. De afgelopen ruim veertig jaar wordt in de artikelen een paradigmaverschuiving zichtbaar, maar deze zet zich voor alsnog niet door.224 Hoe is dat zichtbaar in de praktijk? Vooral doordat het beschikbaar maken van archief voor raadpleging een hoofddoel blijft, met betrekking tot zowel het ordenen als het overbrengen en preventief conserveren van archief.

De custodiale vasthoudendheid is het duidelijkst te zien bij de uitoefening van preventieve conservering.225 Met uitzondering van één hebben alle artikelen een custodiale inslag. Het behoud van de informatiedrager door het creëren van goede opslagmogelijkheden staat ook vandaag de dag centraal. Evenals het maken van replica’s om originelen te behouden. Een papieren of digitale drager maakt niet het verschil tussen custodiaal of post-custodiaal preserveren en het conserveren van digitale archieven is niet per definitie post-custodiaal. Daar is een post-custodiale omgang met de te conserveren procesgebonden informatie voor nodig. Zoals het conserveren van de context van informatie door het geven van begeleiding bij de creatie van informatie en de bijbehorende metadata. Maar dat blijft uit.

Met betrekking tot het overbrengen van archieven is een paradigmaverschuiving gaande. Na een lange custodiale periode dragen de laatste drie artikelen kenmerken van een

paradigmaverschuiving. Bijvoorbeeld omdat de toepassing van een bepaald programma met post-custodiale kenmerken zoals de focus op de context van archief, toch custodiaal gebruikt wordt. Bij de overdracht staat het fysieke aspect namelijk nog centraal.

Het ordenen van archieven heeft van de drie onderzochte archivistische methoden tot nu de meeste ontwikkeling richting het post-custodialisme gemaakt. De artikelen uit de laatste vier geraadpleegde jaargangen van het Nederlands(ch) Archievenblad waren post-custodiaal. Dat blijkt bijvoorbeeld aan de behandeling van het ordenen vooraan in het werkproces en de focus op de informatie die nog gecreëerd gaat worden. Dus het scheppen van een stramien waarin informatie gevormd wordt.

Een ander voorbeeld uit de post-custodiale artikelen met betrekking tot ‘ordenen’ is het maken van logische ordeningen. Hiermee wordt procesgebonden informatie op een post- custodiale wijze ontsloten, omdat verbanden en relaties tussen archiefstukken en archieven worden gelegd. Daarmee komt de context van informatie en dus dat wat informatie verbindt tot een archief centraal te staan. Een gebruikersgerichte ontsluiting in plaats van een

collectiegerichte ontsluiting is een logisch gevolg. Het doet er immers niet toe waar archief zich fysiek bevindt, zolang de relaties en samenhang voor de gebruiker maar zichtbaar zijn.

224

Zie Tabel van resultaten ‘ordenen, overbrengen en preventief conserveren in de praktijk en archiefwetenschappelijke

paradigma’s op pagina 65.

225 Dat betekent het in goede staat brengen en houden van informatie, en de integriteit ervan waarborgen door middel van het

creëren van de juiste externe omstandigheden. Dat wil zeggen de meest ideale condities met betrekking tot opslag en bescherming tegen verval.

Literatuur

Op basis van richtlijnen van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG).226 Literatuur geordend op achternaam van de (eerste) auteur.

David Bearman, ‘Record Keeping Systems’, Archivaria jrg n.v.t. (1993 nr. 36) 16 – 36

Yvonne Bender, Papierconservering in Nederland. Een overzicht van ontwikkelingen in de periode 1980 – 1995 (Den Haag 1996)

Roger Boonen, Irina, Jos, Ali en Mies. Interculturaliteit in maatschappij en school (Antwerpen 2003)

Michele V. Cloonan, ‘Preserving Records of Enduring Value’, in: Terry Eastwood en Heather MacNeil, Currents of archival thinking (California 2010) 69 – 88

Commissie Archiefterminologie van de Vereniging van Archivarissen in Nederland, Lexicon van Nederlandse archieftermen (Den Haag 1983)

Terry Cook, ‘What is past is prologue: a history of archival ideas since 1898, and the future paradigm shift’, in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (eds.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek (Den Haag 1999) 29 – 67

Terry Cook, ‘Archival science and postmodernism: new formulations for old concepts’, Archival science jrg 1 (2001 nr. 1) 3 – 24

Herman Coppens, Archiefterminologie. Archieftermen voor gebruik in het Rijksarchief (Brussel 1990)

Nicole Ex, Zo goed als oud. De achterkant van het restaureren (Amsterdam 1993)

J.L. van der Gouw e.a., Nederlandse archiefterminologie (Zwolle 1962)

Leon Gruppelaar, ‘Het digitale archiveringssysteem en de archivaris. Een studie naar speelveld en spelers’ (Nijmegen 2007)

P.J. Horsman, F.C.J. Keletaar en T.H.M.P Thomassen, Tekst en context van de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum 1998)

P.J. Horsman, ‘De erfenis van Copernicus. Naar een model van de context’. Uit: Context. Interpretatiekaders in de archivistiek (Den Haag 2000) 67 – 82

P.J. Horsman, Archiveren. Een inleiding (Den Haag 2004)

P.J. Horsman, Abuysen ende desordiën : archiefvorming en archivering in Dordrecht, 1200- 1920 (Rome en Amsterdam 2009)

226

Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, ‘Richtlijnen voor auteurs van artikelen. Bijdragen en mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. The low countries historical review’.

http://www.knhg.nl/wpcontent/uploads/richtlijnen%20voor%20auteurs%20van%20artikelen.pdf (laatst geraadpleegd 6 juni 2014)

Gustaaf Janssens, ‘Toegankelijk maken’, in: Yvonne Bos – Rops, Gustaaf Janssen, Charles Jeurgens en Eric Ketelaar (eds.), Lezen! Teksten over het archief (Den Haag 2009) 48 – 53 K.J.P.F.M. Jeurgens, ‘Waardering en selectie van archieven: overvloed en onbehagen’ (Lezing gehouden tijdens het KNHG-symposium ‘Wat willen historici van archieven’. Den Haag 2008)

K.J.P.F.M. Jeurgens, ‘The target keeps moving. Appraisal in a continuum’ (Lezing gehouden tijdens de seminar ‘Paradigm Shift! Shifting minds and practices in Record Keeping?’. Den Haag 2014)

P.W.M. van der Krogt, Professionalisering en collectieve macht (Den Haag 1981)

Thomas S. Kuhn, The structure of Scientific Revolutions. Second edition, Enlarged (Chicago 1962, 1970)

Victoria Lane en Jennie Hill, ‘Where do we come from? What are we? Where are we going? Situating the archive and archivists’, in: Jennie Hill, The Future of Archives and

Recordkeeping: a reader (Londen 2011) 3 – 22

Michiel Leezenberg en Gerard de Vries, Wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen (Amsterdam 2007)

S. Muller Fz., J.A. Feith en R. Fruin (eds.), Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (Groningen 1898)

Hugh A. Taylor, ‘Transformation in the archives. Technological adjustment of paradigm shift?’, Archivaria jrg n.v.t. (1987 nr. 25) 12 – 28

A.J.M. den Teuling. Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen (Den Haag 2003)

T.H.P.M. Thomassen, ‘Archiefwezen en archivarissen in historisch perspectief’ (Archiefschool 1997)

T.H.P.M. Thomassen, ‘Een korte introductie in de archivistiek’, in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (eds.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek (Den Haag 1999) 11 – 20

T.H.M.P Thomassen, ‘Paradigmatische veranderingen in de archiefwetenschap’, in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen (eds.), Naar een nieuw paradigma in de archivistiek (Den Haag 1999) 69 – 79

T.H.P.M. Thomassen, ‘De veelvormigheid van de archiefontsluiting en de illusie van de toegankelijkheid’, in: Theo Thomassen, Bert Looper, Jaap Kloosterman (eds.), Toegang. Ontwikkelingen in de ontsluiting van archieven (Den Haag 2001) 13 – 43

T.H.M.P Thomassen, Instrumenten van de macht. De Staten-Generaal en hun archieven 1576-1796 (Amsterdam 2009)

T.H.P.M. Thomassen, ‘Archivists between Knowledge and Power. On the independence and autonomy of archival science and the archival profession’, in: Yvonne Bos – Rops, Gustaaf Janssen, Charles Jeurgens en Eric Ketelaar (eds.), Lezen! Teksten over het archief (Den Haag 2009) 163 – 175

T.H.P.M. Thomassen, ‘Onttakeling of modernisering?’, in: Erika Hokke en Thijs Laeven (eds), Archivaris Professie Professional Professionaliteit Professionalisering(Den Haag 2010) 306 – 327

T.H.M.P Thomassen, ‘De emancipatie van archivistiek als autonome wetenschap’, uit: Archiefambacht: tussen geschiedenisbedrijf en erfgoedwinkel (2013) (word-bestand aangeleverd door dhr. Thomassen)

Harry Veenendaal, ‘Piketpaaltjes op drassige ondergrond. Het relatieve karakter van de absolute uitzonderingsgrond “eenheid van de kroon”.’ In: Marijke Bruggeman, Geert – Jan van Bussel, Jan Kompagnie en Hans Waalwijk (eds.), Openbaarheid. In historisch en hedendaags perspectief (Den Haag 2006) 66 – 78

R.H. Vermij, Kleine geschiedenis van de wetenschap (Amsterdam 2007) Nico Wilterdink, ‘In deze verwarrende tijd. Een terugblik en vooruitblik op de postmoderniteit’ (Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van in de cultuursociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Amsterdam 2000)

Internet

Archiefschool, ‘Regels voor archiefbeheer’, 12 mei 2010.

http://www.archiefschool.nl/cursussen/regels-voor-archiefbeheer/ (laatst geraadpleegd 06-12- 2013)

European Holocaust Research Infrastructure, ‘Homepage’. http://www.ehri-project.eu/ (laatst geraadpleegd 08 – 12 – 2013)

KVAN Archivarissen, ‘Archievenblad (sinds 1892)’.

http://www.kvan.nl/publicaties/archievenblad.php (laatst geraadpleegd 12 oktober 2013) Nationaal Archief, ‘Duurzaam fysiek archief bewaren (conserveren)’.

http://www.nationaalarchief.nl/informatiebeheer-archiefvorming/duurzaam-fysiek-archief- bewaren-conserveren (laatst geraadpleegd 10 oktober 2013)

Overheid.nl, ‘Archiefregeling 2009’.

http://wetten.overheid.nl/BWBR0027041/geldigheidsdatum_21-06-2014 (laatst geraadpleegd 21 juni 2009)

Overheid.nl, ‘Archiefwet 1995’.

http://wetten.overheid.nl/BWBR0007376/geldigheidsdatum_21-06-2014 (laatst geraadpleegd 21 juni 2014)

Rienk Jonker, ‘Records Continuüm (NL)’, 6 juli 2010.

Rienk Jonker, ‘Records Continuüm’, 13 juni 2010.

http://labyrinth.rienkjonker.nl/albumRecordscontinuum (laatst geraadpleegd 04-02-2014)

Aantekeningen colleges

Aantekeningen college, UvA, Archiefwetenschap, ‘Inleiding archiefwetenschap’ 10–02–2011 Aantekeningen college, UvA, Archiefwetenschap, ‘Archiveringsystemen’ 13–09–2011