• No results found

4. Resultaten

4.2. Ervaringen en waarden

4.2.2. De GV-er raakt de cliënt niet aan: respect, voorzichtigheid, integriteit,

Alle respondenten zeggen dat ze, behalve een hand te geven, een patiënt meestal verder niet aanraken. Vaak werd verteld hoe weinig ruimte en privacy een patiënt heeft in een ziekenhuis. In dat verband werd de waarde ‘respect’ genoemd, of een houding van terughoudendheid. Wilma zegt:” Ik zal ook nooit op de rand van een bed gaan zitten …echt niet, omdat dat het enige stukje is dat echt van iemand is hier in het ziekenhuis.” Ze zegt ook

56

dat ieder mens een eigen “internal space” heeft, die je moet respecteren wil je echt in gesprek kunnen komen. Ingrid ervaart soms geen ruimte bij mensen om ze aan te raken en respecteert dat. Kees vindt dat je de distantie die mensen houden, moet respecteren. Respect komt ook naar voren in het zien hoe weinig mensen nog kunnen. Pieter zegt dat: “mensen staande willen blijven of daarnaar zoeken” en David vertelt over het eerste contact met een man die vanaf zijn nek verlamd was. De patiënt huilde heel erg, David voelde de neiging hem even aan te raken maar deed dat niet “…soms ontstaat dan de situatie dat je iemands hand even aanraakt. Maar deze man had geen gevoel in z’n handen…Toen heb ik niks gedaan, want ik vond z’n hoofd aanraken veel te intiem.”

Voorzichtigheid werd door zeven respondenten genoemd als waarde bij het niet aanraken. Een aanraking kan mensen pijn doen, kan hen ook doen schrikken of kan

associaties oproepen met eerdere ongewenste aanrakingen. Daarnaast werd voorzichtigheid door vijf respondenten in verband gebracht met een situatie van overdracht. Aanraking zou de GV-er dan in een ongewenste rol brengen of de patiënt in een ongewenste rol

bevestigen. De ervaring dat cliënten impliciet of expliciet, verbaal of niet verbaal, vragen om aangeraakt te worden kwam zeven keer naar voren. Juist dan niet doen, werd er gezegd. Daarbij geldt ook de eigen integriteit. Wilma zegt, dat wanneer het mentaal of fysiek vastklampen door een patiënt niet goed voelt, ze het niet toelaat omdat ze anders haar integriteit verliest. Anna: “…je niet moet aanraken, omdat die persoon er naar zit te hunkeren. De cliënt wordt bevestigd in een ongewenst patroon en je verliest je integriteit.“ Pieter vertelt over de begeleiding van een vrouw die steeds om een omhelzing vroeg wanneer hij na het gesprek weg ging: “…maar dat was omdat ze alles seksualiseerde en ik daar nou juist niet in mee moest.” Anna zegt dat mensen soms een beroep op haar doen in een rol als moeder of vader: “…dan zal ik juist eerder zorgen dat ik een goede, gelijkwaardige relatie met die persoon vestig.” In zo’n geval geeft ze een hand, maar zal ze geen hand vasthouden.

Anna benoemt in die laatste uitspraak het belang van een gelijkwaardige relatie. Het woord ‘gelijkwaardigheid’ is weinig genoemd. Bewustzijn van machtsverschillen speelt wel een rol om niet aan te raken. Acht respondenten noemen dat zij, als gezonde mensen, anders zijn dan de afhankelijke zieke mensen die zij bijstaan. Ook wordt het ziekenhuis beschreven als een omgeving waarbinnen de patiënten afhankelijk zijn van het personeel en de GV-ers. Marja: “...al die dokters die aan je lijf komen” en over de artsenvisite: “je ligt er

57

werkelijk open en bloot.” David zegt: “Er is dus een bepaalde machtsrelatie…ook als ik mijn hand op iemands hand leg, ja, ik ben een professional en ik ben toch minder kwetsbaar.“ Het ervaren verschil in macht kan ook samenhangen met geslacht en leeftijd. David: “Nee, ik raak geen vrouwen aan van mijn eigen leeftijd en eigenlijk ook geen vrouwen die jonger zijn (…) dat ik me heel erg bewust ben dat ze in een hele kwetsbare positie zitten die ongelijk is.” Zeven andere respondenten zeggen voorzichtiger te zijn met het aanraken van de andere sekse en bedacht te zijn op verkeerde interpretaties.

Wilma beschrijft haar uiterste terughoudendheid om kinderen aan te raken vanuit het verschil tussen volwassene en kind: “Jij bent een volwassene en dat kind is op dat moment afhankelijk van jou, wat je je wel altijd ontzettend goed bewust moet zijn bij een aanraking. Zelfs al lijkt het dat het kind dat wil, dan nog is het kind altijd de kleine, en jij de grote.“ Daarnaast spelen culturele verhoudingen een rol. Ingrid: ”Dat is toch wel bepalend, waar iemand vandaan komt, hoe die in die cultuur bepaald is, hoe contact gelegd wordt in een bepaalde cultuur.”

Wilma, Pieter en Bart noemen dat aanraking een doel of een functie moet hebben: Wilma: ”Een aanraking, ook het vasthouden van een hand, moet altijd functioneel zijn… Anders kan ik het niet verantwoorden naar mezelf.”

In vrijwel alle interviews komt naar voren dat de GVers vinden dat ze moeten oppassen niet te snel te troosten door iemand aan te raken. Daarmee ontkennen ze het verdriet. Dat verdriet of het probleem mag er zijn en moet onder ogen worden gezien. Dat betekent ook de eigen behoefte om te troosten te onderkennen. Anna zegt: ”Dan troost je omdat je het moeilijk vindt om die ander in tranen te zien, maar dan smoor je… en dat is dan nou net niet wat nodig is, je kunt ook te snel aanraken.” Bart zegt over het er laten zijn van het probleem of verdriet: “Dus als ik meteen ook begin aan te raken, dat is een signaal van, wat je hebt, moet niet... Jij wilt nu graag dat iemand ophoudt met huilen. Dan denk ik nee, het komt nu tevoorschijn, ga niet troosten.” Dat houdt in dat hij het uit moet houden met het probleem van de ander: “Kan ik dat verdragen om de pijn van een ander te zien? Dat doet mij pijn. Maar die moet ik kunnen dragen.”

Samenvattend: Het niet aanraken, behalve ter begroeting een hand geven, is voor alle respondenten de meest voorkomende situatie. Daarbij werd respect als een leidende waarde genoemd. Dat betreft het respecteren van de interne en externe ruimte van de ander. Het gaat ook om terughoudendheid en voorzichtigheid om de veiligheid en

58

kwetsbaarheid van de ander niet aan te tasten en om het behoud van diens eigenwaarde en zelfbeschikking. Wanneer die aangetast worden, komt ook de eigen integriteit in het geding. Gelijkwaardigheid wordt belangrijk gevonden en een gebrek daaraan kan een reden zijn om niet aan te raken. Gelijkwaardigheid wordt belemmerd door een verschil in macht, sekse, leeftijd of cultuur en ook dat betekent terughoudendheid met aanraken. De waarden van doeltreffendheid en timing komen naar voren. Niet aanraken betekent ook de eigen behoefte om te troosten te herkennen en in plaats daarvan het verdriet of de pijn van de ander te erkennen, waarbij het er om gaat, dat samen uit te houden.