• No results found

4.2.1 Procescontext

Het energieprogramma van de gemeente Groningen is tot stand gekomen toen het nieuwe college in 2006 aantrad. In deze collegeperiode is het beleidsplan “Groningen Energieneutraal” tot stand gekomen. In dit plan wordt de gemeentebrede ambitie genoemd om in 2025 CO2- en energieneutraal te zijn. Hierbij noemt de gemeente Groningen de maatregelen die hiervoor nodig zijn (Gemeente Groningen, 2007 a; Wiersma, 2012).

Met deze doelstelling wilde de gemeente Groningen tot de kopgroep van duurzame steden van Nederland behoren en laten zien dat duurzaamheid anders kon dan op nationaal niveau nagestreefd werd (Wiersma, 2012). In dit motief is multi-level governance zichtbaar.

De verregaande doelstellingen in het masterplan betekenden een gemeentebrede implementatie van duurzaamheid in de gemeente. In 2007 zijn hiervoor werkgroepen aangesteld. Deze werkgroepen hebben een beleidskader geformuleerd met het streven om duurzaamheid in onder andere bouwen, wonen en infrastructuur duurzaamheid te implementeren (Gemeente Groningen, 2007 a; Wiersma, 2012). Dit gemeentebrede streven laat het multi-sector governance karakter zien. Hierbij is namelijk sprake van een gemeentebrede implementatie van duurzaamheid doordat het verschillende beleidsdomeinen betreft.

Vanwege trage implementatie van de doelstelling in het masterplan, is in 2010 een nieuw duurzaamheidplan opgesteld, waarin de doelstelling naar 2035 is vooruitgeschoven. In de totstandkoming van dit nieuwe duurzaamheidplan wordt een multi-actor concept duidelijk. Hierin wordt namelijk het belang benadrukt van samenwerking met externe partners om de doelstellingen te behalen (Gemeente Groningen, z.d. a; Gemeente Groningen, z.d. b; Wiersma, 2012).

4.2.2 Dimensies van het proces

Motief

De aanleiding voor de gemeente Groningen om dit proces in te gaan, was het nieuwe college. Groningen deed dit vanuit het motief om koploper te worden met de duurzaamste stad in Nederland. Dit motief kan als een normatief motief beschouwd worden. Vanuit de achtergrond dat de nationale overheid achterbleef, wilde de gemeente Groningen deze taak op zich nemen en koploper te worden. Vanwege de ambitie om koploper te zijn, kan dit ook beschouwd worden als een vorm van citymarketing en daarmee als een prestige motief.

Onderwerp

De doelstelling om CO2 en energieneutraliteit in 2025 te bereiken, is in samenwerking met Groningse partijen veranderd naar 2035 tijdens de conferentie in 2010. Op basis van deze conferentie is een uitvoeringsprogramma genaamd “Groningen geeft Energie” tot stand gekomen. Bij dit uitvoeringsprogramma is er sprake van vijf sporen. Enerzijds zijn dit de vier sporen energieopwekking uit wind, zon, warmte en biomassa. Anderzijds het spoor energiebesparing (Gemeente Groningen, 2011; Gemeente Groningen, z.d.). Het interactieve gedeelte van dit proces startte bij agendavorming, de gemeente bepaalde namelijk de nieuwe doelstelling in samenwerking met belanghebbenden, evenals de beste manier om dit te bereiken. Hierbij was sprake van maatwerk bij formuleren van de beleidsopties.

Selectie deelnemers

De gemeente Groningen maakt in zeer beperkte mate een selectie. Bij het programma “Groningen geeft Energie” wordt gesproken over samenwerking met partners zoals kennisinstellingen en marktpartijen. Door in projecten samen te werken met hen kunnen de energiedoelstellingen behaald worden. In het beleidsplan worden per type energievorm mogelijke partners genoemd en waar mogelijk stelt Wiersma (2012) dat de gemeente Groningen maatwerk wil leveren. Wiersma benadrukt dat de keuzes die in het rapport staan, vooral de technische potentie van Groningen in kaart brengen. Bij de totstandkoming van dit rapport had de gemeente volgens Wiersma namelijk nog geen partijen op het oog behalve partijen die er eventueel belang bij konden hebben (Gemeente Groningen, 2011; Wiersma, 2012).

Op basis van het bovenstaande kan geconstateerd worden dat de gemeente Groningen op basis van de getroffen belangen een selectie van deelnemers heeft gemaakt. Zij heeft namelijk bij de beoordeling van de technische potentie van de energieplannen belanghebbenden op technisch gebied gedefinieerd. Zoals het in het uitvoeringsprogramma omschreven staat, betreft het voornamelijk professionele stakeholders waaronder kennisinstellingen en marktpartijen.

Impact deelnemers

Het proces van de uitvoering bevindt zich nog in de beginfase. Het proces bevat volgens Wiersma nog een hoge mate van Trial & Error. Dit betekent ook dat de gemeente nog sterk zoekende is naar een optimale rol bij een energietransitie door voornamelijk te faciliteren, door bijvoorbeeld goedkope leningen te verschaffen. Op andere onderdelen is regisseren geschikter, zoals bij gebiedsontwikkeling (Wiersma, 2012).

Het proces in Groningen kan daarom beschouwd worden als een incrementeel proces waarbij de gemeente haar faciliterende rol onderzoekt evenals de rol van de betrokken partijen. Wanneer het proces van Groningen aan de hand van de participatieladder getypeerd wordt, heeft het een sterk interactief karakter. Dit komt door wens van de gemeente om te faciliteren. Dit blijkt mede uit het feit dat de nieuwe doelstelling in samenwerking met partijen uit de stad geformuleerd is. Daarom kan geconstateerd worden dat er veel invloedsmogelijkheden zijn voor de deelnemers en kan de rol van de deelnemer getypeerd worden als meebeslisser.

Werkvorm

Naast individuele afspraken met grote bedrijven, is er periodiek overleg in rondetafelgesprekken met verschillende belanghebbende partijen. Dit is voortgekomen uit de conferentie. Deze gesprekken gaan over de uitvoering van het programma. Daar wordt besproken hoe men duurzaamheid implementeert. Deze gesprekken zijn voornamelijk bedoeld als een klankbord (Wiersma, 2012).

4.2.3 Fase

De bovenstaande dimensies laten zien dat Groningen het krachtenveld aan het verkennen is en al doende leert. Volgens Wiersma is de gemeente nog zoekende naar de beste wijze waarop dit programma geïmplementeerd kan worden. Dit geldt zowel voor haar eigen rol als voor de rol van deelnemers in het proces. Het proces zit nog in een beginfase. Een reden hiervoor is volgens Wiersma dat het nieuwe beleid onorthodox is, terwijl de organisatie nog orthodox geregeld is. Met het nieuwe duurzaamheidsprogramma heeft de gemeente een start gemaakt en komt het proces van verandering langzaam op gang. Daarom zou dit met de take-off fase van de transitietheorie aangeduid kunnen worden.