• No results found

7. Oranje erbovenop (1810-1813)

7.1 Groeiend optimisme

Willem Frederik was niet gelukkig met zijn leven op zijn landgoederen in Polen en Silezië, waar hij de lentes en zomers van 1810 tot 1812 doorbracht. Hoewel het hem bij tijd en wijlen lukte te genieten van zijn bestaan als landheer, voelde hij zich vaak nutteloos en zag hij geen toekomst als herenboer. Hij vond bovendien dat hij een naam hoog had te houden.14 Willem Frederik bleef zich daarom bezighouden met de toekomst van zijn dynastie. Al zijn hoop was gevestigd op zijn zonen Willem en Frederik. Laatstgenoemde begon in 1810 met zijn militaire opleiding in Pruisen en zou meevechten tegen Napoleon in de Slag bij Leipzig in oktober 1813. Erfprins Willem was ondertussen het object van een door zijn vader uitgedacht plan.15 Het belangrijkste onderdeel van dit plan was lange tijd het arrangeren van een huwelijk met de Britse prinses Charlotte. Op die manier zouden de banden met de oude bondgenoot, die op dat moment bovendien als enige Europese mogendheid de strijd tegen Napoleon aanging, weer worden aangehaald. Ook zou Willem op deze manier een familietraditie volgen; de stadhouders Willem II, III en IV waren immers alle drie met een Engelse prinses getrouwd. Zonder dat Willem van de bedoelingen van zijn vader af wist, was hij in mei 1809 naar Groot- Brittannië vertrokken voor een studie in Oxford.16

Willem Frederik had een aantal mensen in zijn netwerk van zijn plan op de hoogte gesteld. Naast Mimi, Louise en Wilhelmina van Pruisen, wist ook Hendrik Fagel, vertrouwensman van de Oranjes in Londen, van het plan af. De Britse topdiplomaat James Harris was eveneens van het plan op de hoogte. Timon van Heerdt tot Eversberg (1761-1844) was met de taak belast om Willem op de hoogte te stellen van de bedoelingen van zijn vader.17 Door een persoonlijke brief van Willem Frederik te overhandigen, stelde hij Willem op de hoogte van de plannen van diens vader om het huwelijk met de zestienjarige Engelse prinses Charlotte aan te gaan.18 Om dit huwelijk kans van slagen te geven was het van groot belang dat Willem zich verder op zijn militaire carrière zou richten, om zich op die manier van eventuele andere huwelijkskandidaten te onderscheiden. Willem Frederik liet duidelijk blijken dat op Willem zijn ‘seul espoir’ gevestigd was; het Huis ‘soit tôt ou tard rétablie ou indemnisée de ses pertes’.19

14 Naber, Correspondentie V, 204-205. 15

Citaat: Koch, Koning Willem I, 207 en Colenbrander, Gedenkstukken VI,1828-9. 16 Koch, Koning Willem I, 208.

17 Colenbrander, Gedenkstukken VI, 1828-30. 18

Ibidem, 1830-2. 19 Ibidem, 1831.

Willem voelde helemaal niets voor dit plan. Hij weigerde aan de eisen van zijn vader te voldoen en zich op een militaire carrière te richten.20 Bovendien was hij bang voor scheve verhoudingen binnen een huwelijk met de Britse prinses; volgens de Britse wet zou hij namelijk onderdaan worden van Charlotte. Hij zette zich enorm af tegen zijn vader. Toch schreef Willem dat hij zich, als het echt niet anders kon, wel wilde ‘opofferen’ voor de dynastie, mits zijn familie eveneens in Groot-Brittannië zou gaan wonen.21 Willems brief zou Willem Frederik nooit bereiken; Van Heerdt, die belast was met het bezorgen van de brief, werd onderweg in Hamburg gearresteerd waarbij de brief in beslag werd genomen.22

Ondertussen had Willem zijn studentenleven in Oxford toch ingeruild voor het slagveld op het Iberisch schiereiland en werkte hij aan zijn militaire loopbaan. Vergezeld door docent Engels Henry Allen Johnson (1785-1860) en neef en gouverneur Guillaume Anne de Constant Rebecque de Villars (1750-1832) kwam hij in juni 1811 in Lissabon aan. De ‘Guerra Peninsular’, die daar al sinds drie jaar tegen de Franse keizer werd uitgevochten, zou tot de verschrikkelijkste en bloedigste gevechten op het Europese continent behoren. Vanaf augustus 1808 stond Arthur Wellesley, de latere hertog van Wellington, met zijn troepen de Spaanse en Portugese opstandelingen bij. De erfprins zou zich in de zomer van 1811 als aide de camp bij zijn leger voegen en moest in die hoedanigheid berichten tussen de verschillende legercommandanten overbrengen. Na verloop van tijd durfde Willem steeds meer en begaf hij zich zelfs op het strijdtoneel tijdens de belegeringen van forten aan de Portugees-Spaanse grens. Deze belegeringen vormden het begin van een opmars van de Britse troepen. Aan het einde van de zomer hadden de troepen van Wellington de overmacht en zou Joseph Bonaparte (1768-1844), die vanaf 1808 koning van Spanje was, Madrid verlaten. Na deze overwinning nam Willem gretig deel aan de feestelijkheden. Opvallend is dat als onderdeel van dit feestgedruis op 24 augustus 1812 uitgebreid werd stilgestaan bij de verjaardag van Willem Frederik. In de woorden van Van Zanten stond dit gelijk aan ‘dansen op het graf van Filips II’.23

Deze overwinning betekende overigens niet dat de strijd op het Iberisch Schiereiland was gestreden. De troepen van Wellington zouden nog een paar keer ten strijde trekken tegen Joseph Bonaparte.

In de winter van 1812 keerde het tij voor de Franse keizer. Lange tijd leek het Napoleon en zijn legers voor de wind te gaan, maar in december moest de Franse keizer zijn

20 Ibidem, 1835-7.

21

Koch, Koning Willem I, 210. Willem en Charlotte zouden zich in december 1813 daadwerkelijk verloven, al verbrak Charlotte deze uiteindelijk in mei 1814. Willem zou twee jaar later trouwen met Anna Paulowna, dochter van de Russische tsaar Paul I.

22

Van Zanten, Koning Willem II, 129. 23 Ibidem, 134.

hoofd buigen voor de Russische troepen van Alexander I. De Zesde Coalitie, bestaande uit Groot-Brittannië, Zweden, Portugal en Spanje, moest Napoleon definitief verslaan. Toen Pruisen in februari 1813 besloot zich eveneens bij deze coalitie aan te sluiten, maakte Willem hier gebruik van door te verzoeken zich bij het Pruisische leger te mogen voegen. Nu hij zijn oom Frederik Willem III kon dienen, zou hij eindelijk de door hemzelf gekoesterde ‘vaderlandse plichten’ kunnen vervullen.24

Willem had zich immers altijd meer Duitser dan Nederlander gevoeld. Zijn vader verbood hem dit echter. Volgens Willem Frederik zou het Willems huwelijksplannen in de weg staan als die zich bij het Pruisische leger aansloot.25

In een autobiografische notitie zou Willem later schrijven dat zijn vader in deze periode erg bezig was met een ‘revolutie in Holland’ – terwijl hijzelf hier minder belang aan hechtte en zijn aandacht wilde richten op Nassau en de andere Duitse bezittingen. Willem Frederik vond zijn zoon dan ook passief.26 Willem Frederik was gedurende dit laatste jaar voor de omwenteling inderdaad meer op Nederland gericht dan Willem. Op de vraag van Wilhelmina of de geruchten klopten dat haar zoon vanuit Groot-Brittannië als ‘Koning van Holland’ naar Nederland zou terugkeren, reageerde de prins van Oranje weliswaar afwerend, maar het zette hem wel aan tot nadenken. Vooruitlopend op een eventuele terugkeer, schreef hij aan Wilhelmina dat hij was ‘gehecht aan de oude [regerings]vormen’. De Unie van Utrecht zou hierbij, met een paar aanpassingen, volgens hem prima als uitgangspunt gebruikt kunnen worden.27 In november 1813 zou Willem Frederik dit plan ter zijde schuiven en kwam hij, na overleg met de Britse minister van Buitenlandse Zaken lord Castlereagh, tot de conclusie dat het bestuur van het bevrijde Nederland krachtiger moest worden dan het in het verleden was geweest en dat het dus een ‘meer monarchaal’ karakter hoorde te krijgen. Ook was Willem Frederik van mening dat de Nederlanden een groter territorium dan voorheen zouden moeten beslaan.28 Dit was ongetwijfeld het gevolg van de ideeën van Castlereagh, die hij op 5 november 1813 in een memorandum had uiteengezet. Daarin stelde hij dat Nederland beschermd moest worden tegen het Franse expansionisme. Een van de oplossingen die Castlereagh hiervoor aandroeg was dat Nederland zou worden uitgebreid met de zuidelijke gebieden. Willem Frederik borduurde hierop voort en stuurde in een memorandum aan

24 Van Zanten, Koning Willem II, 141. Van Zanten verwijst naar een brief van Willem aan Mimi, 28 april 1813, KHA-A40-VIa-43.

25 Ibidem, 142-6. Van Zanten verwijst naar brieven van Willem Frederik aan Willem van 10 mei 1813, 28 april 1813, 17-18 en 25 mei 1813, KHA-A35-VIIIa-94.

26

Ibidem, 146. Van Zanten verwijst naar autobiografische aantekeningen van Willem uit september 1821, KHA- G54-32.

27 Naber, Correspondentie V,Willem Frederik aan Wilhelmina, 184 en ibidem, Prinses Wilhelmina, 276. Wilhelmina raadde Willem Frederik overigens af om de titel van ‘koning’ aan te nemen.

Castlereagh op 9 november niet alleen aan op annexatie van de Belgische gewesten, maar ook op dat van Luxemburg en de Duitse gebieden tussen Maas en Rijn.29

Het optimisme van de Oranjeprins aangaande de toekomst van zijn Huis groeide intussen naarmate Napoleons troepen verder werden teruggedrongen, zeker vanaf het moment dat duidelijk werd dat Napoleon op 19 oktober 1813 een overweldigende nederlaag had geleden in de Slag bij Leipzig. Het toekomstbeeld dat Willem Frederik voor zich zag was volgens biograaf Jeroen Koch in eerste instantie niet veel veranderd ten opzichte van dat van 1806: ‘herstel van het Huis van Oranje-Nassau als regerende dynastie, ergens in Europa [en] herstel van de bestuurlijke positie: als stadhouder, als soeverein of als koning’.30

Om dit te bewerkstelligen stelde Willem Frederik in het voorjaar van 1813 een plan op voor een Oranjelegioen. Dit plan stuitte echter op verzet van de Britten, wier relatie met de Oranjeprins door de jaren heen zeer verslechterd was. De mislukte inval bij Walcheren in 1799 en de knieval van Willem Frederik voor Napoleon in 1806 en 1807 waren hiervan twee van de oorzaken. Het lukte de Oranjes financiering van dit legioen rond te krijgen met behulp van een lening die door Wilhelmina was geregeld. Uit deze lening blijkt het grote belang dat Willem Frederik en Wilhelmina toekenden aan dit leger: alle bezittingen van de Oranjes dienden als onderpand voor de lening.31 Toch kwam het Oranjelegioen er uiteindelijk niet.

Hiernaast groeide het optimisme van Willem Frederik door het contact dat hij vanaf de zomer 1813 tot de omwenteling in november van dat jaar onderhield met de Rotterdamse koopman C.P. Gevers. Deze Rotterdammer meende dat de inwoners van Nederland het zat waren onder het Franse juk te moeten leven en voorspelde dat er een opstand zou plaatsvinden als de Oranjefamilie voet op Nederlandse bodem zou zetten.32 Het optreden van Gijsbert Karel van Hogendorp gaf uiteindelijk de doorslag voor Willem Frederiks terugkeer naar Nederland. Met zijn vlugschrift van 17 november 1813 had de orangistische politicus de boodschap verspreid dat het volk zichzelf van de Fransen moest bevrijden. Oude tijden zouden herleven met een prins van Oranje als ‘Hooge Overheid’.33 Namens het voorlopige Algemeen Bestuur, dat Van Hogendorp samen met Adam graaf van der Duyn van Maasdam bestierde, verzocht Van Hogendorp Willem Frederik terug te keren.

29 Emiel Lamberts, ‘Het Verenigd Koninkrijk als Europese creatie’, in: De Haan, Den Hoed en Te Velde (ed.),

Een nieuwe staat, 113-133, aldaar 116-117 en Colenbrander, Gedenkstukken IV (3) 1954-1956.

30

Koch, Koning Willem I, 217. 31 Ibidem, 222.

32 Colenbrander, Gedenkstukken VI, 1893-1896 en H.T. Colenbrander, Willem I. Koning der Nederlanden (Amsterdam 1931) Eerste deel, 142-143.

Ondertussen zou erfprins Willem in december van 1813 afscheid nemen van Wellington in Spanje en terugkeren naar Groot-Brittannië. Eenmaal aangekomen in Groot- Brittannië ontving Willem berichten over de omwenteling die in Nederland gaande was. In zijn autobiografische aantekeningen schrijft hij dat dit zijn toekomstbeeld deed kantelen: ‘Ik zag mijn lot voor altijd veranderen, gebonden aan een land en een positie die mij volstrekt onbekend waren en waarvoor ik niets anders dan afkeer voelde’.34

Hiermee had hij een compleet andere opnie op de gebeurtenissen in Nederland dan zijn vader.