• No results found

ONTSTAAN, BLOEI EN VERDELING VAN FRISIA, 5e-12e EEUW

2.9 De grensstreek in de Noormannentijd

De ontwikkelingen in Zeeland in de 9e eeuw werden sterk meebepaald door het optreden van Noormannen en vikingen. Er was al lang een levendige handel tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden enerzijds en de Noordzeekusten van het Frankenland anderzijds. De Noormannen beschikten over goede zeewaardige schepen en waren met de 'Friezen' de beste zeevaarders van hun tijd. Denemarken was een machtig en redelijk welvarend buurland van het Frankische Rijk. Karel 'de Grote', veroveraar uit overtuiging, probeerde het aanvankelijk te onderwerpen, maar het bleek te sterk. Daarna heerste een gewapende vrede. Denemarken, zon-der strikt erfelijk koningschap, was het toneel van herhaalde opvolgings- en bur-geroorlogen. Partijen zochten daarbij de steun van facties in het Frankenrijk. Ver-schillende gevluchte of verbannen Deense prinsen, met hun aanhang, kregen asiel bij Frankische machthebbers. Ze werden als militair of leenman ingeschakeld in het Frankische leger of bestuur, vooral in onrustige kustgebieden als Saksen en

Frisia. Vaak bleven ze betrokken bij de politiek in Denemarken en waagden ze er

hun kansen in betere tijden. Dat leidde tot tegenacties van hun Deense vijanden, die zich ook op de Frankische beschermers richtten. De Deense koningen lieten daarnaast, op grond van hun vermeende afstamming van vroegere 'Friese' macht-hebbers, rechten op Frisia gelden.157 Mogelijk stond ook een deel van de moord- en plundertochten van de vikingen (alsook, minder bekend, van Franken en 'Friezen') in verband met deze wederzijdse politieke inmenging. Daarnaast zochten de Noormannen, waar zich de gelegenheid bood, een avontuurlijke bijverdienste in roof en piraterij. De Deense koning had daar weinig vat op. De Noormannen en vikingen profiteerden van tijden van zwakte in het Rijk, veroorzaakt door onder-linge twisten van Frankische koningen en kroonpretendenten. Zoals eertijds de Romeinen werden de Franken gedwongen de opdringende vreemdelingen in de grensstreken toe te laten. De Franken verloren er soms alle controle aan Deense hoofdmannen en garnizoenen, officieel belast met de verdediging tegen hun land-genoten. In Normandië en Brittannië kregen de Denen zelfs een eigen rijk.

Ook in delen van Frisia konden Noormannen enige tijd vrij onafhankelijk de macht uitoefenen.158 We noemden al de Denen die door Lodewijk 'de Vrome' werden ingezet bij de verdediging en het bestuur van het kustgebied. Een prins Hemming was in 837 bevelhebber in Zeeland en kwam daarbij om. Harald en Rorik werden

157 Kalma, Geschiedenis van Friesland, p. 111. Schneider, Auf der Suche nach dem verlorenen Reich, p. 81, 88. Heidinga, Frisia in the first millennium, p. 24-27. Rau, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Bertiniani, jaar 838, p. 36-37, en Nelson, The annals of St-Bertin, p. 40.

158 Van der Tuuk, Noormannen in de Lage Landen, p. 71-80, 151-170. Henderikx, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 81-94.

rond 840 beleend met Zeeland en het Beneden-Rijngebied.159 Met hen begon een periode van Noormannenheerschappij in de delta van Rijn, Maas en Schelde die met korte onderbrekingen tot 885 zou duren. Het betekende niet dat die streken gevrijwaard bleven van rovende vikingen. De beide Noormannen vielen in 842 in ongenade. Harald stierf kort daarop en Rorik moest vluchten. Deze laatste keerde in 850 terug in Dorestad en kon zijn gebied verder uitbreiden.160 Zijn neven fried en Rudolf deelden in de macht maar minder in de verplichtingen. Om God-frieds geweld af te kopen zou Karel 'de Kale' hem in 853 een verder onbekend gebied – volgens sommigen Vlaanderen – hebben toegewezen om zich te vesti-gen.161 Toen Rorik in 855 enige tijd in Denemarken was, gaf Lotharius Middenrijks

Frisia aan zijn zoon.162 Deze Lotharius II volgde hem later dat jaar op als koning van het hele noordelijke Middenrijk. Hij werd in 864 gedwongen Rudolf een zware schatting te betalen.163 Karel 'de Kale' betaalde de Noormannen in 866 een zeer grote som om ze tot vertrekken te bewegen; hij moest daarvoor in zijn hele ko-ninkrijk extra belasting heffen.164 Tot 879 bleef zijn rijk daarna van grote overval-len gespaard. Rorik was onder Lotharius II prefect van 'het grootste deel van

Fri-sia'.165 De omvang van zijn prefectuur is niet exact bekend, maar waarschijnlijk bestond die nog steeds uit heel Middenrijks Frisia, van Vlie tot Sincfal, plus het Rivierengebied.166 Het is niet waarschijnlijk dat voor een klein deel van de kust een andere regeling werd getroffen. De prefectuur omvatte meerdere graafschappen, onder leiding van inheemse en mogelijk ook Deense graven. Dat het Friese gebied ten zuiden van de Maas bij dit deelrijk hoorde, blijkt mede uit het feit dat Rorik na de verdeling van het noordelijke Middenrijk in 870 (verdrag van Meers-sen/Eijsden) zowel leenman van Lodewijk 'de Duitser' als van Karel 'de Kale' werd (zie hierna). Ook de Scaldingi (vikingen en 'Friezen' uit het Scheldegebied), die van 866 tot 879 in Engeland huishielden, aanvankelijk onder leiding van de dux

Freso-num Ubbo, wijzen op de heerschappij van Rorik of Rudolf in 'Zeeuws-Friesland'.167

Rorik heeft waarschijnlijk tot zijn dood, tussen 873 en 882, over zijn 'Friese' pro-vincie geheerst. Terwijl de strooptochten van de vikingen in de kustgebieden en het binnenland weer toenamen, werd in 880 (verdrag van Ribemont) ook het deel

159 Henderikx, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 82-83. Van der Tuuk,

Noormannen in de Lage Landen, p. 80-85.

160 Hij werd beleend met 'Dorestadum et alios comitatus' (Dorestad en andere graafschappen), waar-schijnlijk heel Middenrijks Frisia. Blok, "Holland sinds Gosses", p. 23

161 Vogel, Die Normannen und das Fränkische Reich bis zur Gründung der Normandie (799-911), p. 135.

162 Rau, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Bertiniani, jaar 855, p. 88-89: 'Lotha-rius totam Fresiam filio suo Lothario donat.'

163 Henderikx, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 85-86.

164 Rau, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Bertiniani, jaar 866, p. 154-155: 'Karolus cum eisdem Nortmannis in quattuor milium libris argenti ad pensam eorum paciscitur, …'

165 Rau, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Bertiniani, jaar 855, p. 90-91: 'Roric et Godofridus, …, Dorestado se continent et parte maxima Fresiae potiuntur.' Jongbloed, "'Cold case' Upla-den", p. 28-36. De functie van 'praefectus' kwam al bij de Romeinen voor (zie hiervoor par. 1.3 en 1.9). Mogelijk stamde de prefectuur in Frisia al uit de tijd van de verovering door Pepijn II. Blok, De Franken

in Nederland , 3e dr., p. 86-88.

166 Schneider, Auf der Suche nach dem verlorenen Reich, p. 91. Jongbloed, "'Cold case' Upladen", p. 32-35.

167 Jongbloed, "'Cold case' Upladen", p. 28-36. Henderikx, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 86-88, 94. Van der Tuuk, Noormannen in de Lage Landen, p. 106, 110.

van Frisia tussen Sincfal en Maas bij het Duitse Rijk gevoegd. Twee jaar later moest de Duitse koning Karel 'de Dikke' (839-888) in Asselt bij Roermond een vernede-rend verdrag met Godfried 'de Jongere' ('de Deen', 'de Zeekoning') sluiten. Hij be-leende hem met het deelrijk Frisia en de rechten die Rorik voorheen bezeten had.168 De andere vikingleiders kregen een goud- en zilverschat, verzameld uit kerken en kloosters. Deze Godfried probeerde in 885 zijn gebied nog Rijnopwaarts uit te breiden. Getrouwen van de koning spanden een valstrik en vermoordden hem. Een dubbelrol speelde mogelijk Gerulf (ca. 850-ca. 896), graaf van Kennemer-land in Frisia.169 Hij stamde volgens de overlevering af van de 'Friese' koning Red-bad en was voorvader van de (Gerulfingische) graven van Holland.170 In de nasleep werden de meeste Noormannen uit Frisia verdreven. Hun macht in de kuststreek zal er tot dat moment voor gezorgd hebben dat bij de opvolgende delingen en sa-menvoegingen van het Rijk de zuidgrens van Frisia bij de Sincfal onaangetast bleef. In de periode daarna handhaafden de Duitse koningen dit markgraafschap, maar nu onder leiding van een inheemse prefect. Gerulf werd in 889 beloond met een goederenschenking in zijn graafschap, het begin van de Gerulfingische machtsbasis in het latere Holland-Zeeland.171 Over het bestuur van de Zeeuwse gouwen van het einde van de 9e tot in de 11e eeuw is weinig bekend.

Het eerste optreden van de Vlaamse graven speelde zich af in het donker van de vroege Middeleeuwen ten tijde van de vikingenplaag. De schaarse oude bronnen zijn vaak uitgelegd in het licht van de glorieuze latere toestand. De mogelijke rol van

Frisia, de macht van de Noormannen en de deling van het Rijk werden er zelden bij

betrokken. Men neemt gewoonlijk aan dat Boudewijn I (ca. 840-879), stamvader van de eerste dynastie van graven van Vlaanderen, een burcht had in Brugge. Deze zou al van voor zijn regering stammen en zo sterk zijn geweest dat er bij de viking-aanval in 851 een gouden kruis van de St.-Baafsabdij in Gent in bewaring was gege-ven.172 Het verhaal van het kruis en de burcht, althans de uitleg die men eraan gaf, roept veel vragen op.173 Bij archeologisch onderzoek werden, afgezien van sporen

168 Rau, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Bertiniani, jaar 882, p. 284-285: '… et Frisiam aliosque honores quos Roricus habuerat reciperet, ….'. Idem, Annales Vedastini, jaar 882, p. 302-303: 'Godefridus vero rex ad eum exiit, cui imperator regnum Fresonum, quod olim Roricus Danus tenuerat, dedit.' D'Haenens, Les invasions normandes en Belgique au IXe siècle, p. 122-124.

169 Jongbloed, "'Cold case' Upladen", p. 37-40. Henderikx, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 90-91. Van der Tuuk, Noormannen in de Lage Landen, p. 125-138. De ontmoeting met Godfried vond plaats in Herispich (Spijk), waar de Waal zich van de Rijn afsplitste, mogelijk in (de resten van) het Romeinse fort bij de Drususdam (zie par. 1.6).

170 De Boer, Graven van Holland, p. 15-16.

171 Oppermann, Untersuchungen zur nordniederländischen Geschichte des 10. bis 13. Jhs., dl. 2, p. 2-3. Linssen, "Lotharingen 880-1106", p. 312. Henderikx, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 97. Heidinga, Frisia in the first millennium, p. 25. Behalve met de 'bevrijding' van Frisia kan de schenking ook met steun bij de opvolging door de Duitse koning Arnulf 'van Karintië' te maken hebben (zie hierna).

172 Hillewaert, Op het raakvlak van twee landschappen, p. 104, 108, 129. Ryckaert, Brugge: De

geschiede-nis van een Europese stad, p. 13, en "Les origines et l'histoire ancienne de Bruges", p. 126-127.

173 Eén enkel kruis van de Gentse kerkschat zou in Brugge bewaard zijn. Het is gevaarlijk verstrekkende conclusies te verbinden aan de summiere aantekening in het kloosterarchief. Andere scenario's zijn mogelijk. Het is onaannemelijk dat Brugge, aan de kust, veiliger was dan andere plaatsen. Bekende versterkte steden werden geplunderd. Ook het kruis, al dan niet in Brugge bewaard, was verdwenen.

van een kleine gracht, nooit aanwijzingen voor een 9e-eeuwse versterking of andere bewoning van belang gevonden. Evenmin zijn er vermeldingen of aanwijzingen dat vikingen ooit enige aanval op Brugge hebben ondernomen.174 De indruk dringt zich op dat Brugge in rustige jaren van de 9e eeuw wel enige handel heeft gehad, maar dat het militair, bestuurlijk en economisch toen nog van weinig belang was. Boude-wijn I was een onbekende jonge graaf toen hij in 862 Judith, dochter van de Franse koning Karel 'de Kale', schaakte. Er is geen bewijs dat hij toen al graaf van de kleine kustgouw Vlaanderen zou zijn geweest; van zijn voorgeschiedenis is niets met ze-kerheid bekend.175 Verbannen en geëxcommuniceerd vluchtten ze naar Lotharin-gen, naar het hof van Lotharius II. Mogelijk verbleven ze ook in de vrijplaats 'Zeeuws-Friesland', waar Noormannen heersten.176 Koning Karel, aartsbisschop Hincmar van Reims en paus Nikolaas I vreesden in elk geval dat Boudewijn zich bij die heidense wildemannen aan zou sluiten. Karel zette Lotharius onder druk en Hincmar schreef brieven aan Rorik en aan Hunger, bisschop van Utrecht. Ze werden gewaarschuwd zich niet met het gevluchte paar af te geven. Door bemiddeling van de paus werd de kwestie in der minne geschikt.177 Boudewijn I kreeg na zijn uitge-stelde bruiloft in 864 weer publieke functies. Naar vrij algemeen wordt aangeno-men, was daaronder de grafelijke macht in Vlaanderen. Eigentijdse bronnen geven daarvoor of voor belening met naburige graafschappen geen enkel bewijs.178 De paus moest in 866/867 nog eens bij Karel aandringen om wat ruimhartiger te zijn; ook daarvan is het gevolg niet bekend.

De situatie in de Scheldedelta veranderde toen Karel meteen na de dood van Lotha-rius II in 869 de steun kreeg van enkele Lotharingse bisschoppen en edelen en zich in Metz tot koning van Lotharingen liet kronen. Daarmee negeerde hij andere moge-lijke erfgenamen en de geheime overeenkomst die hij in 868 met Lodewijk 'de Duit-ser' had gesloten over de onderlinge verdeling van Lotharius' koninkrijk.179 Door ziekte van Lodewijk en de oorlog die deze in het Oosten voerde, kon Karel tijdelijk zijn gang gaan. Begin 870 had hij in Nijmegen een ontmoeting met Rorik. Ze sloten

174 Ryckaert, "Les origines et l'histoire ancienne de Bruges", p. 125-130. Hillewaert, Op het raakvlak van

twee landschappen, p. 119-122.

175 Sproemberg, Die Entstehung der Grafschaft Flandern, p. 9-32, en "Judith, Königin von England, Gräfin von Flandern", p. 81, 109-110. Sproemberg wordt vaak verweten dat hij Boudewijn afschilderde als gewiekste 'homo novus' (bijv. Noterdaeme, "Boudewijn I, graaf van Vlaanderen", p. 55, en Hillewaert,

Op het raakvlak van twee landschappen, p. 97). Hij veronderstelde wel een goede afkomst, maar hekelde

het onvoorzichtig toedichten van ambten.

176 Sproemberg, "Judith, Königin von England, Gräfin von Flandern", p. 80-88. Van der Tuuk,

Noorman-nen in de Lage Landen, p. 109-110.

177 Sproemberg, "Judith, Königin von England, Gräfin von Flandern", p. 86-88, 91-92.

178 De opmerking in Van Roosbroeck, "Geschiedenis van Vlaanderen", p. 142, dat Boudewijn I al in 863 vermeld werd als graaf van de pagus Flandrensis klopt niet. Zie lijst van 9e-eeuwse vermeldingen van Vlaanderen in Dhondt, "Vlaanderen, oorspronkelijke ligging en etymologie", p. 192-194.

179 Het Frankische erfrecht van het koningschap kende tegenstrijdige beginselen. Officieel was het gericht op convergentie van de Rijksmacht ('Brüdergemeine', gemeenschap van broers). In de praktijk werden vaak de eigen zonen bedeeld. Ook was verkiezing van een koning nog mogelijk. Schlesinger, "Zur Erhebung Karls des Kahlen zum König von Lothringen".

daar een verdrag, kennelijk om Middenrijks Frisia aan het Westrijk te binden.180 Dat aparte verdrag, waarvan de tekst niet bekend is, onderstreepte de bijzondere status van Frisia als deelrijk. Kort daarna moest Karel aan Lodewijk, inmiddels hersteld, toegeven. Door het verdrag van Meerssen/Eijsden kwam in juli 870 alleen zuidelijk

Frisia tot aan de Maas bij het Westrijk. Het deel tussen Maas en Vlie, alsmede het

belangrijke Rivierengebied, werd bij het Duitse Rijk gevoegd. Beide koningen moes-ten toen hun betrekkingen met de prefect van Frisia opnieuw regelen. Karel voerde begin 872 besprekingen met Rorik en in oktober van dat jaar kwamen ze in Maas-tricht tot overeenstemming. Rudolf was er beide malen bij, maar deelde niet in het akkoord. Karel vond hem verraderlijk en te veeleisend en stuurde hem met lege handen weg.181 Hij bereidde zich voor op aanvallen van Rudolf, maar die kwam in 873 bij een rooftocht om. Aan Lodewijk 'de Duitser' vroeg Rorik eerst gijzelaars te stellen. Daarna zwoer hij hem in 873 in Aken trouw voor wat diens deel van Frisia betrof.182 Het is voorstelbaar dat koning Karel 'de Kale' in de periode 868-873 de gelegenheid heeft benut om meer eigen invloed in het mondingsgebied van de Schelde te bedingen. Dit zal dan ten koste van Rudolf zijn gegaan, zonder aan Roriks rechten als markgraaf te raken. Mogelijk heeft Karel toen zijn schoonzoon Boude-wijn, voor wie paus Nikolaas op meer honores had aangedrongen, in enkele van zijn nieuw verworven 'Friese' grensgouwen aangesteld. Door het vertrek van grote groepen Scaldingi in 866 naar Engeland zou daarvoor ruimte kunnen zijn ontstaan. De goede betrekkingen met deze Noormannen en vikingen, waarvan Boudewijn eerder werd verdacht, konden toen een voordeel zijn. Als Boudewijn al graaf was in de Vlaanderengouw, waarvoor geen bewijs is, zou dat het begin van een grotere machtspositie voor zijn geslacht zijn geweest.183 Het zou kunnen gaan om de Ro-dengouw – met Brugge en zijn goede toegangen naar zee – en de Landen van Gent en Waas. Gezien de wat afwijkende ontwikkeling van de Vier Ambachten, is het waarschijnlijk dat deze langer een Deense of 'Friese' graaf of domeinbeheerder hielden en pas later bij Vlaanderen kwamen. Het verschijnen van een klein aantal Brugse en Gentse munten met het monogram van Karel 'de Kale' kan met de ge-biedsuitbreiding van 870 samenhangen. Ook in Metz en Aken, die hij na korte tijd

180 'Inde ad Rorici Nortmanni colloquium apud Noviomagum palatium perrexit; quem sibi foedere copulavit.' Rau, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Bertiniani, jaar 870, p. 206-207. Jongbloed, "'Cold case' Upladen", p. 34-35, gaf aan de tekst de eigenzinnige uitleg dat Rorik toen in de Betuwe een vergadering ('colloquium') hield met de graven van zijn prefectuur om de nieuwe poli-tieke toestand te bespreken.

181 'Compendio denique movens, 13. Kalendas Februarii iter arripuit ad monasterium … locuturus cum Rorico et Rodulfo Nortmannis, …'; 'Et Octobrio mense navigo per Mosam usque Treiectum veniens, cum Rorico et Rodulfo Nortmannis, qui obviam ei navigio venerant, locutus, Roricum sibi fidelem benigne suscepit et Rodulfum infidelia machinantem et superflua expetentem inanem dimisit et contra ipsius insidias fideles suos ad munitionem paravit.' Rau, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Bertiniani, jaar 872, p. 222-227. Henderikx, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 86. Jongbloed, "'Cold case' Upladen", p. 36.

182 'Itidemque venit ad eum Ruorich, fel Christianitatis, tamen ei repositis obsidibus plurimis in navi, et subditus effectus est regi ac iuramentis constrictus inconcussam ei servare fidem.' Rau, Quellen zur

karolingischen Reichsgeschichte, dl. 2, Annales Xantenses, jaar 873, p. 368-369.

moest opgeven, en in andere plaatsen van zijn Lotharings gebied manifesteerde Karel zich meteen door er munten van dit type te laten slaan.184

Boudewijn I stierf in 879, pas negenendertig jaar oud; zijn oudste zoon Boudewijn II (ca. 865-918) was toen ongeveer vijftien. Deze was in principe gerechtigd zijn vader in diens graafschappen op te volgen, maar de omstandigheden verslechter-den snel.185 Datzelfde jaar stak een groot vikingenleger vanuit Engeland de Noord-zee over nadat het daar door koning Alfred 'de Grote' van Wessex (ca. 849-899) was verdreven. Deze bende zou tot 892 plunderend in de kuststreken en soms tot diep in het binnenland rondtrekken. Intussen kon Lodewijk III 'de Jonge' (ca. 835-882) in 880 (verdrag van Ribemont) het deel van Neder-Lotharingen en Frisia dat vanaf 870 kortstondig Frans geweest was bij Duitsland inlijven. Er is geen reden om aan te nemen dat daarbij van de grenzen van 'Verdun' is afgeweken. Ook de Rodengouw, de Vier Ambachten en de Landen van Waas en Gent zullen toen dus bij het Duitse Rijk zijn gevoegd. Mogelijk was Rorik op dat moment nog prefect van

Frisia; twee jaar later was dat Godfried 'de Jongere'. De Franse koningen hadden na

de vikinginvasie niet alleen gebied aan Duitsland afgestaan, maar zich in feite te-ruggetrokken achter een zuidwestelijker gelegen verdedigingslinie door Artesië en het Land van Terwaan.186 In 883 hielden de vikingen huis in het Vlaamse kustge-bied, dat ze grondig verwoestten. Waar Boudewijn II in die tijd verbleef en hoe het bestuur rond de zuidgrens van Frisia georganiseerd was, weten we niet. Dat hij als ongeveer achttienjarige vanuit een burcht in Brugge de weerstand leidde of zich in de bossen en moerassen van Vlaanderen voor de vikingen verstopt zou hebben, zoals enkele auteurs schreven, is niet erg geloofwaardig.187 Mogelijk heeft hij een aantal jaren doorgebracht in Engeland aan het hof van Alfred van Wessex, stief-zoon en zwager van zijn moeder Judith.188 In elk geval trouwde Boudewijn rond 884 met Elftrud, dochter van Alfred. Het huwelijk moet een strategisch doel heb-ben gehad, net als eerder dat van Judith. Daarbij kan de handelsrelatie met het Vlaamse kustgebied hebben geteld. Die handel was ernstig verstoord, maar op

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN