• No results found

ONTSTAAN, BLOEI EN VERDELING VAN FRISIA, 5e-12e EEUW

2.5 De grensgouwen van Zeeuws Friesland: Het Zuidoosten

In het zuidoostelijk grensgebied zal in het begin van de 7e eeuw een overgangszone tussen Franken en 'Friezen' hebben bestaan. Concrete verslagen over de lokale politieke situatie zijn er niet, maar enkele heiligenlevens geven wat informatie. Vier alinea's uit het kort na zijn leven opgeschreven verhaal van bisschop-missionaris Amandus (ca. 590-ca. 676) vertellen over zijn bekeringswerk in de Landen van Gent, Waas en Antwerpen.83 De pagus Gandoa ('Gentergouw') was een kleine gouw ten noorden van de Leie en de Schelde die mogelijk pas begin 7e eeuw onder Frankisch bestuur werd gebracht.84 Amandus trof er rond 630 een primitie-ve heidense bevolking aan. Vanwege hun gewelddadigheid en de onvruchtbaarheid van het land wilde geen priester daar werken.85 De missionaris kreeg van koning Dagobert schriftelijk toestemming om onwilligen met dwang te bekeren. Toch werd hij volgens zijn biograaf smadelijk afgewezen, geslagen en herhaaldelijk de Schelde ingedreven. De gouw werd bestuurd door een graaf Dotto die – de schrij-ver zei het nadrukkelijk – van Frankische afkomst was. Deze omringde zich met

79 Weiler, Willibrords missie: Christendom en cultuur in de zevende en achtste eeuw, p. 92, 212-214.

80 Fritze, "Zur Entstehungsgeschichte des Bistums Utrecht", p. 111-113. Post, Kerkgeschiedenis van

Nederland in de Middeleeuwen, p. 18. Weiler, Willibrords missie, p. 97-102.

81 Fritze, "Zur Entstehungsgeschichte des Bistums Utrecht", p. 126-128.

82 Van Vliet, In kringen van kanunniken, p. 79, 103. Muller, Geschiedkundige atlas van Nederland: De

kerkelijke indeeling omstreeks 1550, I: Het bisdom Utrecht, p. 46.

83 Krusch, "Vita Amandi", cap. 13-15, 19, p. 436-439, 443. De Moreau, Saint Amand: Le principal

évangé-lisateur de la Belgique, p. 22-31 (met Franse vertaling) en Saint Amand: Apôtre de la Belgique, p.

125-131, 196-204 (met meer achtergronden).

84 Deze pagus Gandoa valt niet samen met het Gentse tussen Leie en Schelde en ten westen van de Leie, en ook niet met het burggraafschap Gent. Verhulst, "Ontstaan en vroegste geschiedenis van Gent: Stand van het onderzoek", p. 23.

85 '… diabolo laqueis vehementer inretitum, ita ut incolae loci illius, relicto Deo, arbores et ligna pro Deo colerent atque fana vel idola adorarent. Propter ferocitatem enim gentis illius vel ob terrae infecun-ditatem omnes sacerdotes a praedicatione loci illius se subtraxerant, …'. Krusch, "Vita Amandi", cap. 13, p. 436-437.

een groep vrije Franken om recht te spreken.86 Pas toen Amandus, volgens de le-gende, een door die Franken gefolterde en opgehangen dief tot leven zou hebben gewekt, veranderde de bevolking haar houding en liet ze zich bekeren. Amandus stichtte in het castrum van Ganda een kerk en een klein klooster, dat zou uitgroeien tot de latere St.-Baafsabdij.87 Het trok aanvankelijk vooral plaatselijke ('Friese'?) bekeerlingen, waaronder vrijgekochte slaven en krijgsgevangenen, en werd een centrum van missionering en kolonisering van het aangrenzende Friezenland.88

Van hieruit vestigde de kluizenaar Bavo zich tegen 640 in Mendonk (ten zuiden van Wachtebeke), drie uur gaans noordelijker aan de grens van de Gentergouw.89

Amandus zelf stak rond 650 die grens over. Volgens zijn biograaf preekte hij onder de bewoners van het eiland Chanelaus, in of aan de Schelde. Waarschijnlijk betrof dit het huidige Kallo in het Land van Waas.90 Als steunpunt gebruikte hij het Fran-kische castellum in het tegenwoordige Antwerpen, waar hij nog weer een kerk stichtte. Ook in Chanelaus werd zijn boodschap door de bevolking afgewezen. Deze werd volgens het verhaal gestraft met een plaag die alles en iedereen wegvaagde. Historici hebben er bonte overdrijving of een natuurramp in gezien. Ze kan ook duiden op een etnisch-religieuze zuivering, gerechtvaardigd door de formele beke-ringsdwang, om de opmars van de Franken naar de kust en de riviermonden te vergemakkelijken.91 De vroegmiddeleeuwse biograaf liet zich, misschien uit kies-heid of om politieke redenen, niet duidelijk uit over de etnische situatie in de Gen-tergouw en het Land van Waas.

Latere historici hielden de ruwe heidense bevolking van het Land van Gent in het algemeen voor Franken. Een enkeling zag in hen 'Friezen' of 'Sueven', die door Franken werden overheerst.92 Ze zouden langs de Schelde stroomop zijn getrok-ken en plekgetrok-ken hebben bewoond die gunstig lagen voor handel en visserij. Als men bedenkt dat later langs de Rijn en zijn zijrivieren in alle grote plaatsen een kolonie 'Friezen' gevestigd was, dan zijn dergelijke handelsposten aan de benedenloop van de Schelde (en de Maas) meer dan aannemelijk. De schaarse goede landbouwgron-den werlandbouwgron-den waarschijnlijk in toenemende mate door Franken bezet. Er was rond

86 'Agebat namque, quod comes quidam ex genere Francorum cognomine Dotto, congregato non minima multitudine Francorum, ut erat illi iniunctum, ad dirimendas resederat actiones'. Krusch, "Vita Amandi", cap. 14, p. 438. Mogelijk gaat het om zgn. 'homines franci'. Zie hierna.

87 Aan de zuidkant van de Leie op de Blandijnheuvel stichtte Amandus nog een klooster, de latere St.-Pietersabdij. Verhulst, "Over de stichting en de vroegste geschiedenis van de Pieters- en de Sint-Baafsabdijen te Gent" en "Het vroeg-middeleeuwse Gent tussen de abdijen en de grafelijke versterking", p. 39-42. Podevyn, Bavo, p. 61-71. De Moreau, Saint Amand: Apôtre de la Belgique, p. 129.

88 Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom hier twee belangrijke abdijen zo dicht bij elkaar lagen. De St.-Baafs lag in het randgebied van Frisia en werd als 'Fries' klooster gezien omdat het oorspronkelijk vooral bekeerde 'Friezen' opnam en opleidde. De St.-Pieters was in de eerste jaren als klassieke Franki-sche abdij op FrankiFranki-sche bodem een veilige uitvalsbasis.

89 Podevyn, Bavo, p. 43-47, 77-78. Verhulst, "Ontstaan en vroegste geschiedenis van Gent", p. 18.

90 Krusch, "Vita Amandi", cap. 19, p. 443. Floris Prims, "De kerstening van België", p. 388-389, meende dat Caloes in Oud-Antwerpen bedoeld was. Anderen hielden het op Kallo. De Moreau, Saint Amand:

Apôtre de la Belgique, p. 196-204 en Saint Amand: Le principal évangélisateur de la Belgique, p. 26-31.

Van Gerven, De Scheldepolders van de Linkeroever (Land van Waas en Land van Beveren): Bijdrage tot de

geschiedenis van natuur – land – volk, p. 103-104.

91 Het wordt treffend beschreven door Podevyn, Bavo, p. 40-41, 50-51.

800 in de omgeving van Gent sprake van homines franci, net als in het Midden-Nederlandse Rivierengebied en in Zeeland. Het duidt op Frankische kolonisten in veroverd gebied.93 In de taal en de plaatsnamen van het Gentse vindt men resten van 'Noordzeegermaanse' (Ingveoonse) invloeden.94 Het Land van Gent hoorde bij het bisdom Doornik-Noyon omdat het van daaruit werd gekerstend nog voor er een bisdom Utrecht bestond. Het was een overgangsgebied waarvan de status later niet steeds duidelijk was. Minder twijfel bestond er over de bevolking van het Land van Waas, ten noordoosten van de pagus Gandoa. Onderzoekers stemden er over-wegend in overeen dat het deel uitmaakte van het oorspronkelijke Frisia, althans bewoond werd door 'Friezen'.95 Ook dit gebied werd gekerstend vanuit het zuide-lijke bisdom Doornik-Noyon. Blijkbaar reikte de Frankische macht nog niet ver en vorderde de opmars langzaam. Het noordelijkste deel van het Waasland en het aangrenzende Land van Saaftinge werden werkterrein van het latere bisdom Utrecht.96 Het Waasland werd door zijn grensligging een twistappel tussen de aan-grenzende machtssferen. Ook op de rechteroever van de Schelde, rond Antwerpen en stroomafwaarts, vindt men plaatsnamen van 'Noordzeegermaanse' oorsprong. Het zou om oude 'Friese' handelsnederzettingen gaan, of om namen van bakenpun-ten gegeven door langsvarende 'Friese' vissers en kooplieden.97 De Antwerpse ere-stadsarchivaris Floris Prims beschreef beeldend hoe zich hier vóór de Franken een 'Zeeuws-Friese' bevolking neerzette.98 De Franken zouden er, net als in Gent, eerst alleen een castellum hebben gebouwd voor de bescherming van hun verbindingen en de vestiging van een tol. Pas geleidelijk zouden ze later de landbouwgronden in de omgeving hebben ingenomen. De verschillende bevolkingsgroepen moeten er aanvankelijk naast elkaar hebben geleefd, elk onder zijn eigen recht (Lex Frisionum en Lex Salica).99

93 Henderikx, "Walcheren van de 6e tot de 12e eeuw: Nederzettingsgeschiedenis in fragmenten", p. 123, en "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde", p. 79. Gysseling, Diplomata Belgica ante

annum millesimum centesimum scripta, dl. 1, p. 129.

94 Mansion, Oud-Gentsche naamkunde: Bijdrage tot de kennis van het Oud-Nederlandsch, p. 114. Van-derkindere, Introduction à l'histoire des institutions de la Belgique au Moyen Age, p. 112.

95 Pirenne, Histoire de Belgique, dl. 1, 5e dr., p. 19. Warichez, Les origines de l'Église de Tournai, p. 101. De Moreau, Saint Amand: Le principal évangélisateur de la Belgique, p. 29-31. Van Gerven, De Scheldepolders

van de Linkeroever, p. 102.

96 Het ging in de 13e eeuw van 'Utrecht' over naar 'Doornik'. Muller, Geschiedkundige atlas van

Neder-land: De kerkelijke indeeling omstreeks 1550, I: Het bisdom Utrecht, p. 71-72. Warichez, Les origines de l'Église de Tournai, p. 101.

97 Mansion, "Drie lessen over de geschiedenis van het Nederlandsch naar de plaatsnamen", p. 49-62.

98 Prims, Antwerpen door de eeuwen heen, p. 5-10, 12-18. Ook de Annalen van St.-Vaast (jaar 880) ver-meldden 'Sueven' aan de middenloop van de Schelde: 'Indeque Menapios atque Suevos usque ad inter-nitionem delevere, quia valde illis infesti erant. Omnemque terram vorax flamma consumpsit.' [En van daaruit (Kortrijk) vernietigden ze (de vikingen) de Menapiërs en de Sueven, want ze waren die zeer vijandig gezind; en gretig vuur verteerde het hele land.] Rau, Quellen zur Karolingischen

Reichsgeschich-te, dl. 2, p. 220-221.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN