• No results found

Hoofdstuk 4 Concernregelingen in Europa

4.5 Grensoverschrijdende consolidatie (Denemarken)

Denemarken kent een nationaal en wereldwijd fiscaal consolidatieregime. Onder het Deense nationale regime zijn alle ingezeten vennootschappen en Deense vaste inrichtingen van niet- ingezeten vennootschappen die behoren tot een groep onderworpen aan een verplichte

consolidatie. Daarnaast bestaat de optie voor een grensoverschrijdende consolidatie.140 Bij de bespreking van het consolidatieregime zal de nationale regeling buiten beschouwing worden gelaten voor zover niet relevant voor de grensoverschrijdende consolidatie.

139 Keuzedocument nieuwe groepsregeling van 17 juni 2019, par. 5c, www.internetconsultatie.nl. 140 Country Analyses Denmark, IBFD 2018 (online, bijgewerkt: 1 juli 2018), par. 8.1.

39

4.5.1 Toegang tot de regeling

De grensoverschrijdende consolidatie hanteert een alles-of-niets benadering. Dat betekent dat óf alle buitenlandse groepsentiteiten moeten worden opgenomen in de consolidatiegroep óf allemaal niet. Het regime is dus ook van toepassing op buitenlandse moedervennootschappen en tussenvennootschappen. Buitenlandse vennootschappen behoren tot een groep indien zij vallen onder de definitie van het nationale consolidatieregime.141 Een groep vennootschappen kan maar één directe moedermaatschappij hebben voor fiscale doeleinden. Dit is de

vennootschap die zeggenschap uitoefent over de andere vennootschappen. Voor het vaststellen welke vennootschap de moedervennootschap is, zijn de volgende criteria van toepassing:

- ‘control’ is het vermogen om financiële en operationele besluiten over een andere vennootschap te nemen;

- ‘control’ wordt aangenomen indien een vennootschap direct of indirect de

meerderheid van de stemrechten in een andere vennootschap bezit, tenzij duidelijk is onderbouwd dat het bezit geen beslissende invloed met zich meebrengt;

- indien meer dan de helft van de stemrechten niet wordt gehaald, kan ‘control’ worden aangetoond door:

• het hebben zeggenschap over meer dan de helft van de stemrechten op grond van een overeenkomst met andere investeerders;

• het hebben van zeggenschap over het financiële en operationele beleid van de vennootschap krachtens de statuten of een overeenkomst;

• het hebben van de macht om de meerderheid van het bestuur aan te wijzen of te vervangen; of

• de uitoefening van de meerderheid van stemmen op de vergaderingen van het bestuur.

Voor het vaststellen van het bestaan van zeggenschap worden de aandelen gehouden door de vennootschap zelf of door haar dochtervennootschappen niet in aanmerking genomen.142

Een vennootschap behorende tot de groep moet worden aangewezen als uitvoerende vennootschap. Indien de uiteindelijke moedermaatschappij een ingezeten vennootschap is, zal deze worden aangewezen en anders dient een andere ingezeten vennootschap te fungeren als uitvoerende maatschappij. Deze vennootschap is verantwoordelijk voor het indienen van de

141 Idem, par. 8.2.3.

40

belastingaangiften voor de fiscale consolidatiegroep. Ook verstrekt zij de benodigde informatie om vast te stellen welke entiteiten dienen te worden opgenomen in de

grensoverschrijdende consolidatie. Daarnaast draagt zij zorg voor het betalen van de belasting die is verschuldigd over het geconsolideerde inkomen. De andere groepsvennootschappen zijn daarentegen wel verplicht om hun aandeel in de verschuldigde belasting te betalen aan de uitvoerende vennootschap. Verder blijven alle leden van de consolidatiegroep gezamenlijk en afzonderlijk aansprakelijk voor de verschuldigde vennootschapsbelasting en bronbelasting.143

Indien het besluit wordt genomen om een grensoverschrijdende consolidatiegroep te vormen moet dit uiterlijk voor de deadline van het indienen van de belastingaangifte over het eerste jaar van consolidatie bekend worden gemaakt aan de belastingautoriteiten van

Denemarken. Indien het besluit voor grensoverschrijdende consolidatie is ingediend, is deze bindend voor een periode van tien jaar.144

4.5.2 Systematiek van de regeling

Als startpunt wordt het geconsolideerde inkomen van de groep vastgesteld overeenkomstig de beginselen die van toepassing zijn op de nationale fiscale consolidatie. Het geconsolideerde inkomen wordt vastgesteld door het belastbaar inkomen van elke groepsvennootschap afzonderlijk te berekenen aan de hand van het Deense recht. Voordat de resultaten worden samengevoegd worden de voortgewentelde verliezen van de groepsvennootschappen gecompenseerd met de belastbare resultaten. Verliezen van het huidige fiscale jaar worden proportioneel overgedragen aan de winstmakende groepsmaatschappijen. Indien verliezen niet kunnen worden gecompenseerd met belastbaar inkomen van winstgevende vennootschappen, worden deze proportioneel toegerekend aan de verliesmakende groepsleden. Vervolgens kunnen deze worden verrekend met toekomstige winsten van die vennootschappen. Daarentegen zijn de verliezen geleden voordat de betreffende vennootschap onderdeel uitmaakte van de geconsolideerde groep enkel verrekenbaar met het eigen toekomstige inkomen.

De wereldwijde consolidatieregeling brengt eigenlijk alleen een belastingvoordeel met zich in het geval de verliezen van buitenlandse dochtervennootschappen of vaste inrichtingen het buitenlandse inkomen, die niet in aanmerking komt voor belastingverrekening,

143 Idem, par. 8.6.1 t/m 8.6.3.

41

overschrijdt.145 Daarentegen moeten de buitenlandse verliezen die zijn verrekend met belastbaar inkomen in Denemarken volledig worden teruggenomen indien later blijkt dat de buitenlandse activiteiten nooit winstgevend zullen worden.146 Hetzelfde geldt indien de

grensoverschrijdende consolidatie wordt beëindigd binnen de bindende tien jaar. Voor zover de verliezen van de buitenlandse groepsvennootschap zijn verrekend met later belastbaar inkomen van diezelfde vennootschap of een andere groepsvennootschap binnen dezelfde vestigingsstaat als eerstbedoelde, worden die verliezen niet opgenomen in de terugname.

In het geval de grensoverschrijdende fiscale consolidatie is beëindigd aan het eind van de tienjarige periode is de terugname van buitenlandse verliezen gemaximeerd tot de

ongerealiseerde vermogenswinsten of –verliezen van de buitenlandse groepsentiteiten. Dit is het verschil tussen de marktwaarde van de activa en passiva van de betreffende entiteit ten tijde van de beëindiging en de marktwaarde aan het begin van het eerste jaar waarin haar inkomen is opgenomen in de consolidatie.147

4.5.3. Grensoverschrijdende elementen van de regeling

In deze paragraaf hoeft weinig besproken te worden, omdat de grensoverschrijdende consolidatie natuurlijk al geheel bestaat uit grensoverschrijdende elementen. Toch dient het volgende nog te worden uitgelicht. Het wereldwijde Deense regime wordt, zoals in paragraaf 4.5.1 kort aangestipt, beheerst door de alles-of-niets benadering. Dit heeft tot doel te

voorkomen dat binnenlandse vennootschappen een grensoverschrijdende consolidatiegroep gaan vormen waarin zij alleen de verliesmakende buitenlandse groepsvennootschappen opnemen en de winstgevende vennootschappen buiten de consolidatie laten. Het doel zou eenvoudig omzeild kunnen worden doordat binnenlandse vennootschappen een vaste

inrichting opzetten in plaats van een dochtervennootschap voor verliesmakende activiteiten in het buitenland. Daarom is het beginsel van belastingheffing over wereldwijd inkomen met betrekking tot vennootschappen gevestigd in Denemarken gedeeltelijk losgelaten.

Binnenlandse vennootschappen worden niet belast voor winsten behaald door een

buitenlandse vaste inrichting en verliezen zijn niet aftrekbaar van het belastbare inkomen in

145 Country Analyses Denmark, IBFD 2018 (online, bijgewerkt: 1 juli 2018), par. 8.2.3. 146 R. Offermans, TFO 2016/146, p. 149.

42

Denemarken.148 Dit is vergelijkbaar met de objectvrijstelling die wij kennen in de Nederlandse vennootschapsbelasting.149

4.5.4 Verhouding tot het EU-recht

Vanuit Europeesrechtelijk perspectief lijkt de grensoverschrijdende consolidatieregeling te voldoen aan de verdragsvrijheden. Alle buitenlandse vennootschappen moeten immers worden opgenomen in de consolidatie volgens de alles-of-niets benadering, dus ook

vennootschappen gevestigd in andere Europese lidstaten. De vraag kan worden gesteld of dit wel proportioneel is en uiteindelijk niet toch een belemmering vormt voor vennootschappen bij de uitoefening van de verdragsvrijheden.150 Hier staat tegenover dat in binnenlandse situaties een verplichte consolidatie geldt voor alle vennootschappen gevestigd in

Denemarken en vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen. Buitenlandse situaties worden niet slechter behandeld omdat het voor hen een optie is. Daarentegen verplicht het Unierecht niet tot een grensoverschrijdende consolidatie zoals blijkt uit het arrest X Holding. De proportionaliteitsvraag kan ook worden gesteld met betrekking tot de bindende termijn van tien jaar indien wordt geopteerd voor het grensoverschrijdende consolidatieregime. Stel dat het stellen van een termijn gerechtvaardigd wordt door het voorkomen van misbruik, is een termijn van tien jaar wel proportioneel? Of loopt de toetsing aan het Europese recht stuk omdat überhaupt geen sprake is van een beperking van de verdragsvrijheden?

Het grensoverschrijdende consolidatieregime van Denemarken is aan bod gekomen in de zaak Bevola. Een vaste inrichting in Finland van een Deense vennootschap staakt haar activiteiten en wil haar verlies verrekenen in Denemarken. Dit werd echter niet toegestaan door de Deense belastingautoriteiten, omdat rekening kan worden gehouden met het verlies door te opteren voor de grensoverschrijdende consolidatie. Het HvJ EU oordeelde dat het stellen van die voorwaarde in strijd is met het Europese recht indien sprake is van een definitief verlies van een buitenlandse vennootschap of vaste inrichting die is gevestigd binnen de EU.151 De wetgeving van Denemarken is op dit punt dus niet in overeenstemming

met het Europese recht.

148 Idem, par. 8.2.3.

149 Art. 15e e.v. Wet Vpb.

150 R. Offermans, TFO 2016/146, p. 150.

43

4.5.5 Eerste internetconsultatie

In het keuzedocument voor de eerste internetconsultatie wordt de mogelijkheid aangedragen voor een grensoverschrijdende fiscale eenheid met toepassing van de objectvrijstelling voor winsten van buitenlandse ondernemingen. Denemarken kent een dergelijke objectvrijstelling niet in haar grensoverschrijdende consolidatie, dus deze optie is niet volledig vergelijkbaar met de Deense regeling. Denemarken kent alleen een objectvrijstelling voor winsten van vaste inrichtingen van binnenlandse vennootschappen. In het beleidsdocument worden de risico’s van een grensoverschrijdend regime uitgelicht. Enkele voorbeelden zijn de grote

administratieve last, fiscale mismatches en kwetsbaarheid voor het Europese recht.152

4.5.6 Tussenconclusie

Denemarken kent, in tegenstelling tot de andere behandelde lidstaten, geen kapitaalvereiste om vast te stellen welke vennootschappen tot een fiscale groep behoren die in aanmerking komt voor de concernregeling. Beslissend is het hebben van zeggenschap over het

operationele en financiële beleid van een andere vennootschap. Indien voor

grensoverschrijdende consolidatie wordt gekozen geldt een alles-of-niets benadering en is die keuze bindend voor tien jaar. De vraag is of dit niet een belemmering vormt op grond van het Europese recht wegens disproportionaliteit. Ten behoeve van de consolidatie dient eerst de winst van elke groepsvennootschap afzonderlijk te worden berekend overeenkomstig de Deense wetgeving, waarna de resultaten worden samengevoegd. Hierbij geldt een uitgebreide regeling voor verliesverrekening tussen de groepsvennootschappen. De regeling bevat ook regels hoe bij beëindiging moet worden omgegaan met buitenlandse verliezen die van het belastbaar inkomen in Denemarken zijn afgetrokken. Door de terugname van die verliezen lijkt het voordeel van een grensoverschrijdende consolidatie minimaal.

In het geval niet is geopteerd voor grensoverschrijdende consolidatie zijn verliezen van buitenlandse vennootschappen en vaste inrichtingen gevestigd binnen de EU niet

aftrekbaar in Denemarken. Dit is niet in overeenstemming met het Europese recht voor zover het definitieve verliezen betreft, dus de wetgeving van Denemarken dient op dit punt te worden aangepast.

44

4.6 Overzichtstabel

Toegangsvereiste Systeem Grensoverschrijdende

toepassing

Definitieve verliezen

EU- recht

Het VK > 75% kapitaal Verliesoverdracht Nee Ja Ja

Finland > 90% kapitaal Winstoverdracht Nee Nee Nee

Zweden > 90% kapitaal Winstoverdracht Nee Ja Nee

Frankrijk > 95% kapitaal Resultatenpooling Nee Ja Ja

Denemarken Zeggenschap Resultatenpooling Ja Nee Nee

Toelichting:

Hierboven is een overzichtstabel opgenomen waarin per land het toegangsvereiste en het systeem van de regeling wordt weergegeven. Daarnaast wordt aangegeven of de regeling grensoverschrijdend kan worden toegepast en of definitieve verliezen van buitenlandse vennootschappen aftrekbaar zijn. In de laatste kolom is weergegeven of de regeling geheel in

45

Hoofdstuk 5 Conclusie

Het HvJ EU heeft in het arrest X&X de per-elementbenadering bevestigd waardoor in

grensoverschrijdende EU-situaties een beroep kan worden gedaan op voordelen die binnen de Nederlandse fiscale eenheid kunnen worden behaald. De Staatssecretaris van Financiën heeft naar aanleiding van dit arrest spoedreparatiemaatregelen ingevoerd en aangegeven dat er in de toekomst een nieuwe concernregeling zal worden ingevoerd in de Wet Vpb. De nieuwe concernregeling zal hoogstwaarschijnlijk aansluiten bij een bestaande groepsregeling van een andere Europese lidstaat. In dit onderzoek is gekeken naar de concernregelingen die bestaan in het Verenigd Koninkrijk, Finland, Zweden, Frankrijk en Denemarken als mogelijke nieuwe toekomstbestendige regeling voor Nederland.

Het belangrijkste is dat de nieuwe concernregeling die zal worden ingevoerd in

overeenstemming is met het Europese recht. Dit betekent dat de regeling de Rule of Reason- toets van het HvJ EU moet doorstaan. De regeling mag dus geen discriminatie of beperking van de verdragsvrijheden opleveren, tenzij dit gerechtvaardigd en proportioneel is. Daarnaast is het van belang om te kijken welke voordelen van het huidige regime in stand kunnen worden gehouden en welke nadelen kunnen worden voorkomen in een nieuwe regeling.

Allereerst moet worden bepaald wanneer vennootschappen toegang hebben tot de nieuwe groepsregeling. Bijna alle besproken concernregelingen kennen een kapitaalvereiste. Alleen Denemarken hanteert een ander criterium, namelijk het kunnen uitoefenen van zeggenschap over het financiële en operationele beleid van een andere vennootschap. Voor de nieuwe regeling in Nederland ligt het hanteren van een kapitaalvereiste voor de hand aangezien wij al een dergelijk vereiste kennen in onze huidige regeling. Nu wordt een belang van 95% in het kapitaal van een andere vennootschap vereist om toegang te krijgen tot de regeling van de fiscale eenheid. Dit is een nadeel omdat weinig ruimte bestaat om een aandelenbelang aan een derde partij te geven. Daarom pleit ik voor een lager kapitaalvereiste in onze nieuwe

concernregeling, zoals het Verenigd Koninkrijk heeft.

Een punt dat hoe dan ook moet worden opgenomen in de nieuwe concernregeling van Nederland is de mogelijkheid tot verrekening van definitieve verliezen van buitenlandse vennootschappen en vaste inrichtingen gevestigd in de EU. Indien deze mogelijkheid niet zal bestaan, is de nieuwe groepsregeling niet in overeenstemming met het Europese recht. Ook

46

definitieve verliezen van kleindochtervennootschappen moeten in aftrek worden gelaten indien de tussenvennootschappen in dezelfde lidstaat zijn gevestigd. Zweden stelt echter strenge aanvullende voorwaarden om een definitief verlies van een buitenlandse

vennootschap te verrekenen. Ten eerste moet het verlies voortkomen uit de liquidatie van de buitenlandse vennootschap. Ten tweede mag niet meer dan de belastbare winst van de moedervennootschap worden verrekend. Dergelijke voorwaarden zijn naar mijn mening in strijd met het Europese recht en dienen daarom niet te worden opgenomen in onze nieuwe groepsregeling.

De Franse regeling lijkt op de huidige Nederlandse regeling van de fiscale eenheid. Het grootste verschil is dat in Frankrijk het bestaan van de dochtervennootschappen niet fiscaal wordt genegeerd wat in Nederland in beginsel wel het geval is. Echter, door de toepassing van de per-elementbenadering zal voor sommige bepalingen in de Vpb de fiscale eenheid moeten worden weggedacht waardoor de dochtervennootschappen voor die bepalingen wél fiscaal zichtbaar zijn. Een nieuwe regeling naar het Franse model zal dan ook niet veel verschillen met de huidige Nederlandse regeling onder toepassing van de spoedreparatiemaatregelen. Naar mijn mening zal een gedeeltelijke consolidatie dan ook geen toekomstbestendige concernregeling voor Nederland zijn.

Hetzelfde geldt voor het wereldwijde consolidatieregime van Denemarken. Door de verplichte opname van alle buitenlandse vennootschappen zal de regeling een grote

administratieve last vormen voor de groepsvennootschappen. Het inkomen moet namelijk zowel worden berekend aan de hand van het nationale recht als aan de hand van het recht van de vestigingsstaat van de betreffende groepsvennootschap. Daarnaast is het belastingvoordeel wat wordt behaald minimaal door de complexe verliesverrekeningsregels en de terugname van verrekende verliezen bij beëindiging van de consolidatiegroep. De

verliesverrekeningsregels in de Wet Vpb met betrekking tot de fiscale eenheid zijn overigens ook ingewikkeld. Dit is een groot nadeel van ons huidige systeem. Dergelijke complexe regelgeving is daarom niet wenselijk in een nieuwe concernregeling.

Een realistischer alternatief is de groepsbijdrageregeling van Zweden of Finland of het groepsaftrek-regime van het Verenigd Koninkrijk. In beide gevallen blijft het belangrijkste voordeel van de huidige regeling van de fiscale eenheid intact, namelijk de mogelijkheid van onderlinge verliesverrekening tussen groepsvennootschappen. Een dergelijke nieuwe regeling zal wel open moeten worden gesteld aan buitenlandse groepsvennootschappen die zijn

47

overeenstemming te zijn met het EU-recht. Overdracht van winsten dan wel verliezen zal zowel horizontaal als verticaal moeten worden toegestaan wanneer de moeder- of

tussenvennootschap in een lidstaat van de EU is gevestigd.

In het keuzedocument van de eerste internetconsultatie voor een nieuwe

groepsregeling zijn het groepsaftrek-regime en de groepsbijdrageregeling ook aangedragen als eventuele oplossing. Daarbij wordt echter wel opgemerkt dat onderlinge transacties tussen groepsvennootschappen fiscaal zichtbaar zullen worden. De fiscaal geruisloze overdracht van activa tussen groepsvennootschappen is een van de grote voordelen van ons huidige regime. Daarom is het evident dat de nieuwe concernregeling wordt aangevuld met een regeling voor fiscaal geruisloze overdracht van activa binnen de fiscale groep. Het Verenigd Koninkrijk kent deze mogelijkheid ook.

48

Literatuurlijst

Boeken

Bouwman & Boer 2017

J.N. Bouwman & M.J. Boer, Wegwijs in de vennootschapsbelasting, Den Haag: Sdu Uitgevers 2017

Helminen 2018

M. Helminen, EU Tax Law – Direct Taxation 2018, IBFD 2018

Maisto e.a. 2008

G. Maisto e.a. (red.), International and EC Tax Aspects of Groups of Companies, IBFD 2008

Ranta-Lassila 2004

H. Ranta-Lassila, Group Taxation, IFA Cahiers 2004 – Volume 89b

Strik, in: Cursus Belastingrecht

S.A.W.J. Strik (red), Cursus Belastingrecht, Deventer: Wolters Kluwer (online, bijgewerkt: 18 februari 2019)

Wattel, Marres & Vermeulen 2018

P.J. Wattel, O.C.R. Marres & H. Vermeulen, Direct Tax Law (student edition), Deventer: Wolters Kluwer 2018

Tijdschriftartikelen

D. Edvinsson, European Taxation, 2010 (Volume 50), No. 7

D. Edvinsson, ‘New Rules Seek to Make Group Contribution Regime EU Law Compliant’,

European Taxation, 2010 (Volume 50), No. 7

D.M. Hanema, Forfaitair 2009/193-03

D.M. Hanema, ‘Group treatment: vier systemen met elkaar vergeleken’, Forfaitair 2009/193- 03

49

D.M. Weber, WFR 2015/696

D.M. Weber, ‘De per element benadering onder het fiscale-eenheidsregime nader bezien in het licht van de Finanzamt Linz- en Groupe Steria-zaak’, WFR 2015/696

E.J.W. Heithuis, WFR 2015/1136

E.J.W. Heithuis, ‘Het einde van de fiscale eenheid Vpb in zicht?’, WFR 2015/1136

E.J.W. Heithuis, WFR 2015/1348

E.J.W. Heithuis, ‘Het einde van de fiscale eenheid VPB in zicht!’, WFR 2015/1348

J.J.A.M. Korving, NTFR Beschouwingen 2018/19

J.J.A.M. Korving, ‘X&X: Fiscale Domino Day’, NTFR Beschouwingen 2018/19

Q.W.J.C. Kok & R.J. de Vries, WFR 2018/37

Q.W.J.C. Kok & R.J. de Vries, ‘Blauwdruk voor een grensoverschrijdende fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting’, WFR 2018/37

R.J. de Vries, WFR 2016/36

R.J. de Vries, ‘Een pleidooi voor handhaving van het huidige fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting’, WFR 2016/36

R. Offermans, TFO 2016/146

R. Offermans, ‘Een vergelijking van de fiscale eenheidsregimes binnen Europa en hun verenigbaarheid met het EU-recht’, TFO 2016/146

S. Penttilä, Scandinavian Studies in Law 2003/289

S. Penttilä, ‘Tax Aspects of Groups of Companies – Finnisch Experiences’, Scandinavian

Studies in Law 2003/289 Kamerstukken Kamerstukken II 2017/18, 34 323, 20 Kamerstukken II 2017/18, 34 959, 3 Kamerstukken II 2017/18, 34 959, 7 Handelingen I 2018/19, 27, item 6

50

Jurisprudentie

Hof van Justitie van de Europese Unie

HvJ EU 12 februari 1974, C-152/73, ECLI:EU:C:1974:13 (Sotgiu)

HvJ EU 20 februari 1979, C-120/78, ECLI:EU:C:1979:42 (Cassis de Dijon) HvJ EU 27 september 1988, C-81/87, ECLI:EU:C:1988:456 (Daily Mail) HvJ EU 25 juli 1991, C-221/89, ECLI:EU:C:1991:320 (Factortame-II) HvJ EU 28 januari 1992, C-204/90, ECLI:EU:C:1992:35 (Bachmann) HvJ EU 14 februari 1995, C-279/93, ECLI:EU:C:1995:31 (Schumacker) HvJ EU 30 november 1995, C-55/94, ECLI:EU:C:1995:411 (Gebhard) HvJ EU 27 juni 1996, C-107/94, ECLI:EU:C:1996:251 (Asscher) HvJ EU 12 mei 1998, C-336/96, ECLI:EU:C:1998:221 (Gilly) HvJ EU 16 juli 1998, C-264/96, ECLI:EU:C:1998:370 (ICI/Colmer) HvJ EU 9 maart 1999, C-212/97, ECLI:EU:C:1999:126 (Centros)

HvJ EU 29 april 1999, C-311/97, ECLI:EU:C:1999:216 (Royal Bank of Schotland) HvJ EU 13 april 2000, C-251/98, ECLI:EU:C:2000:205 (Baars)

HvJ EU 13 december 2005, C-446/03, ECLI:EU:C:2005:763 (Marks & Spencer) HvJ EU 12 september 2006, C-196/04, ECLI:EU:C:2006:544 (Cadbury Schweppes) HvJ EU 18 juli 2007, C-231/05, ECLI:EU:C:2007:439 (Oy AA)

HvJ EU 8 november 2007, C-379/05, ECLI:EU:C:2007:655 (Amurta) HvJ EU 15 mei 2008, C-414/06, ECLI:EU:C:2008278 (Lidl Belgium)

HvJ EU 23 oktober 2008, C-157/07, ECLI:EU:C:2008:588 (Krankenheim Ruhesitz) HvJ EU 27 november 2008, C-418/07, ECLI:EU:C:2008:659 (Papillon)

HvJ EU 25 februari 2010, C-337/08, ECLI:EU:C:2010:89 (SCA Group Holding) HvJ EU 6 september 2012, C-18/11, ECLI:EU:C:2012:532 (Philips Electronics) HvJ EU 1 april 2014, C-80/12, ECLI:EU:C:2014:200 (Felixstowe)

HvJ EU 12 juni 2014, C-39/13 t/m C-41/13, ECLI:EU:C:2014:1758 (SCA Group Holding) HvJ EU 3 februari 2015, C-172/13, ECLI:EU:C:2015:50 (Commissie/UK)

HvJ EU 2 september 2015, C-386/14, ECLI:EU:C:2015:524 (Groupe Steria) HvJ EU 22 februari 2018, C-298/16en C-399/16, ECLI:EU:C:2018:110 (X & X) HvJ EU 12 juni 2018, C-650/16, ECLI:EU:C:2018:424 (Bevola)

51 Hoge Raad HR 18 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1350 HR 18 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1351 Overige bronnen

HM Revenue & Customs, Company Taxation Manual

HM Revenue & Customs, Company Taxation Manual, gov.uk (online, bijgewerkt 19 februari 2019)

EY Global Tax Alert

EY Global Tax Alert, ‘French Parliament approves Finance Bill for 2019’, 21 december 2018