• No results found

Hoofdstuk 3: Strategieën en communicatie: omgaan met verschillende dieetkeuzes

3.6 Grappenmakers

“Ja m’n vriendin die zegt wel eens (…) zo van ‘zou wel leuk zijn als je ook vegetariër was’, maar dat is niet iets waar ze serieus over is, dat is meer eh een grapje, of zo…” (Ravi, 23).

Zoals te zien in de voorgaande paragraaf, is communicatie en het delen van kritiek op elkaars dieetkeuze niet altijd gemakkelijk of vanzelfsprekend. Vaak wordt er geen expliciete kritiek geuit op de dieetkeuze van een partner, waardoor voeding als een ‘non-issue’ wordt ervaren. Dat een vegetariër het ethisch onverantwoord vindt dat haar partner vlees eet en dat een omnivoor het soms ‘onzin’ vindt dat zijn partner geen vlees wilt eten, zal misschien wel worden gedacht, maar niet expliciet uitgesproken om de partner niet te beledigen. Een ander mogelijke manier om toch een mening te uiten over een bepaalde dieetkeuze, maar hiermee niet de partner te beledigen, is door het gebruiken van humor.

Ik vroeg deelnemers of zij wel eens negatieve reacties krijgen of worden bekritiseerd op hun dieetkeuze. De meeste deelnemers kregen naar hun ervaring geen kritiek van anderen, maar vertelden dat er wel een grapjes werden gemaakt. “Nee, als het is dan is het een grapje van … ja gewoon een

grapje maar niet echt. Nee, nee zeker niet” (Sofia, 20). Ook Sjeng (31) ervaart nooit harde kritiek op

het feit dat hij vlees eet, maar verteld wel dat zijn vrienden soms voor de grap zeggen “meat is murder”. Ook al heeft deze grap duidelijk serieuze ondertoon, ervaart hij deze manier van kritiek niet als dwingend of negatief.

Als ik de deelnemers vraag of zij zich storen aan de dieetkeuze van hun partner, geven zij zelf aan ook grappen te maken daarover.

“Weetje af en toe maak ik daar grapjes over, van ‘god heb je haar weer met dr tofu taart’, ‘gadverdamme’ (lacht). Dat is meer als beetje als grapje maar… verder niet” (Guido, 44).

“…mensen mogen van mij doen wat ze willen en eten wat ze willen, dus in die zin vind ik het niet vervelend, maar je kan ze er wel goed mee plagen natuurlijk, dat ze geen vlees eten” (Michael, 30).

Sofia (20) zal nooit tegen haar partner zeggen dat hij zijn tanden moet poetsen na het eten van vlees, maar grapt wel eens naar hem “oh nu kus ik je niet meer”, omdat zij de geur en smaak van vlees vervelend vindt. Op deze manier kan zij laten weten wat zij denkt en vindt, zonder haar vriend te

41 beledigen of hem schuldig te laten voelen. Humor lijkt een goede manier om een mening te uiten, zonder daarmee anderen tegen de schenen te trappen of het gesprek te verzwaren. Mocht het toch zover komen dat partners zich beledigd of veroordeeld voelen, kan de situatie altijd nog worden gered door te benadrukken dat het enkel een grapje is en niet serieus dient te worden genomen.

3.7 Conflict?

Aan het begin van dit hoofdstuk werd gesteld dat verschillende dieetkeuzes kunnen leiden tot frictie binnen een relatie, omdat deze dieetkeuzes vaak zijn gestoeld op ideologische standpunten die met elkaar kunnen conflicteren. Dit conflict was echter weinig terug te zien tijdens interviews met de deelnemers in het onderzoek en stellen leken het overwegend met elkaar eens te zijn, ook als het ging om de ethiek achter vegetarisme en vleesconsumptie. Zo vertelt Dieuwertje (45) dat zij niet per se tegen het eten van vlees is, maar meer tegen de stand van zaken binnen de bio-industrie en dat zij daarom het niet erg vindt dat haar partner vlees eet, omdat het ‘goed vlees’ is, waarbij dieren een goed leven hebben gehad.

Dat het conflict tussen vegetariërs en vleeseters uitblijft, zou te danken kunnen zijn aan de bovengenoemde strategieën die worden toegepast door de deelnemers om vrijheid van dieetkeuze te behouden zonder daarbij hun partner te kwetsen of te irriteren. Ook zou het deels verklaard kunnen worden door te kijken naar de motivaties achter het vegetarisme. Door Ruby (2012, pp. 144-145) wordt beschreven hoe het verschil in motivaties voor vegetarisme correleert met houdingen die vegetariërs hebben ten opzichte van vlees. Zo beschrijft hij bijvoorbeeld: “(…) health vegetarians and

ethical vegetarians have differing ideological bases, with ethical vegetarians more motivated by humanistic values and health vegetarians more motivated by concerns for personal safety and security”. De reden waarom iemand vegetariër is geworden zou dus invloed hebben op hoe diegene

aankijkt tegen de consumptie van vlees. Iemand die vegetariër is om gezondheidsredenen of op basis van smaakvoorkeuren, en dus niet vanuit ideologische of ethische redenen, zal het eten van vlees minder snel als conflicterend ervaren. In lijn met deze redenatie stellen ook Allen, Wilson, Ng & Dunne (2000) dat er niet moet worden gesproken over een dichotomie tussen vegetariërs en omnivoren, maar over een continuüm van dieetkeuzes (p. 408). Er kunnen dus geen harde conclusies worden getrokken over de verschillen tussen deze twee groepen, omdat de waarden en gedragingen binnen een bepaalde groep sterk variëren, zoals bijvoorbeeld tussen ‘ethische-’ en ‘gezondheidsvegetariërs’. Daarmee is echter niet helemaal het uitblijvende conflict binnen deze studie verklaard, omdat niet alle vegetariërs uit dit onderzoek gezondheid-gerelateerde motivaties hebben voor hun dieetkeuze en er wel degelijk vegetariërs hebben deelgenomen die om ethische en ideologische redenen zijn gestopt met het eten van vlees.

42 Wellicht is de verklaring te vinden in het feit dat vegetarisme steeds populairder wordt, zeker onder jong volwassenen uit stedelijke gebieden, en het meer ‘mainstream’ lijkt om geen, weinig of minder vlees te eten. Ruby (2012, p. 144) stelt dat omnivoren anders en kritischer zijn gaan kijken naar de consumptie van vlees, om dezelfde redenen als sommige vegetariërs, namelijk vanuit bezorgdheid om dierenwelzijn binnen de vleesindustrie en veehouderij. Dat vegetariërs en vleeseters het steeds vaker met elkaar eens zullen zijn over het belang van dierenwelzijn, zou het mogelijke conflict tussen de twee kunnen overbruggen.

“… je hebt natuurlijk nu ook veel meer mensen die de flexitariër kant op zitten dus je hebt al een beetje meer dat het- denk dat het vroeger veel zwart-witter was van, óf je was vegetariër óf je at super veel vlees. En nu heb je dat iedereen een beetje… Dus dat er dan ook iets minder geoordeeld wordt misschien als je echt je best- als je wel altijd je best doet en dan af en toe [vlees eet]…” (Anna, 24)

Naast de bovengenoemde argumenten, zou een mogelijke verklaring voor het uitblijven van conflict tussen vegetariërs en omnivoren binnen deze studie kunnen zijn dat ze met elkaar in een liefdesrelatie zitten. Misschien wel de meest voor de hand liggende verklaring is het feit dat partners niet zomaar met elkaar in een relatie verkeren, maar hier bewust voor kiezen omdat ze van elkaar houden en waarschijnlijk grotendeels dezelfde normen en waarden delen. Mensen neigen nu eenmaal partners te selecteren die in meerdere aspecten vergelijkbaar zijn met zichzelf (Rammstedt & Schupp, 2008, p. 533), zo ook ideologische standpunten. Door dat partners het dus op (voor hen) fundamentele gebieden met elkaar eens zijn, zullen verschillende dieetkeuzes misschien niet leiden tot conflict, maar enkel een meningsverschil en misschien zelfs worden ervaren als een verrijking van de relatie.

43

Conclusie

In dit onderzoek is getracht de culturele betekenisgeving aan vlees en vegetarisme nader te onderzoeken. Naast de letterlijke definities van deze twee dieetkeuzes, hebben vlees en vegetarisme namelijk een sociaal en cultureel gevormde betekenis die is gebonden aan een historische-, sociale- en culturele context. Allereerst is de civilisatietheorie van Norbert Elias ([1939]2001) besproken, die kan helpen bij het begrijpen en mogelijk verklaren van bestaande opvattingen over vlees en vegetarisme. Daarnaast is aangetoond dat de verschillende associaties die deelnemers met vlees hebben, vormen zijn van distantiëring: de afstand van de mens tot vlees en bloed wordt steeds groter door de relatie tussen vlees als product en vlees als dier te doen vervagen. Terwijl er steeds meer kritiek ontstaat op vleesconsumptie, vormt zich juist een veel positiever beeld over vegetarisme en wordt deze dieetkeuze gezien als een ‘bewuste’ keuze die moreel juist is.

De bestaande opvattingen over vlees en vegetarisme zijn ook van invloed op de manier waarop vleeseters en vegetariërs praten over hun dieetkeuze. Met behulp van het dramaturgisch perspectief van Erving Goffman (1959) kwam naar voren dat dieetkeuze een medium kan zijn voor expressie van identiteit en het zelf en dat de manier waarop deelnemers over zichzelf en hun keuzes praten, kan worden gezien als impression management. Deelnemers lijken zich bewust van de huidige culturele betekenis van vlees en vegetarisme, zoals beschreven in het eerste hoofdstuk, en om over te kunnen komen als rationele en morele personen, presenteren zij hun dieetkeuze als een individueel besluit en benadrukken zij zich bewust te zijn van de consequenties van vleesconsumptie voor mens, dier en milieu. Als de ‘vleeseters’ in de interviews werd gevraagd naar hun persoonlijke motivaties om vlees te eten, was hun eerste argument niet ‘omdat het lekker is’, maar rechtvaardigden zij hun dieetkeuze eerst door middel van rationaliseringen: het is ‘natuurlijk’, ‘normaal’ en ‘noodzakelijk’ om vlees te eten, en daarna gevolgd door het smaak-argument: ‘het is nice’. Dezelfde rationaliseringen werden gebruikt door de vegetariërs binnen deze studie. Hoewel de meeste vleeseters vertelden zich niet gedwongen te voelen zich te verdedigen of te verantwoorden over hun dieetkeuze, deden zij dit toch vaak tegenover hun partner én tijdens de interviews.

Naast de bestaande associaties en opvattingen over vlees en vegetarisme, is ook de concrete omgang met verschillende dieetkeuzes binnen een liefdesrelatie onderzocht. In het laatste hoofdstuk komt naar voren dat deelnemers verschillende strategieën hanteren om de individualiteit binnen hun dieetkeuze te behouden, maar mogelijk conflict met hun partner vermijden. Er vindt vaak wederzijdse aanpassing plaats binnen de relatie, maar vooral de vleeseters zien de grootste veranderingen in hun dieet en eten steeds minder vlees. Deze verandering wordt echter niet ‘aanpassing’ genoemd, mogelijk omdat deze term een negatieve en/of dwingende connotatie heeft en het hun agency in het kiezen van een dieet wegneemt. Verandering in het dieet is voor velen prima, maar het moet wel ‘natuurlijk’ komen vanuit een eigen keuze, en niet omdat dit wordt opgelegd door de partner. Tot slot moet het

44 vegetarische dieet volgens deelnemers ook voldoende gevarieerd zijn om een goed alternatief te vormen voor een maaltijd met vlees.

Als partners zonder elkaar eten, is dit een kans om vrij te zijn van enige restrictie en te kiezen waar een ieder zelf zin in heeft. Zo eten sommige omnivoren binnen deze studie een stukje vlees als hun partner er niet is, omdat het dan ‘kan’ en ‘mag’, maar bespreken zij dit niet zonder enig gevoel van schaamte; tijdens de interviews geven ze toe dat er dan af en toe vlees wordt gegeten. Vlees eten als de vegetarische partner afwezig is, is een strategie om de individualiteit van smaak te behouden, zonder de partner daarmee voor de voeten te lopen . Een andere manier om dit te bereiken is door uit eten te gaan, waar beide partners een andere maaltijd kunnen nuttigen en toch samen kunnen eten. Restaurants lijken daarnaast een meer legitieme plek en situatie om vlees te eten; zowel vleeseters als vegetariërs gebruiken uit eten gaan als rechtvaardiging voor vleesconsumptie, omdat het dan een ‘bewuste keuze’ betreft, een ‘speciale gelegenheid’ of een ‘uitzondering’ is.

Deelnemers presenteerden hun dieetkeuze vooral als een persoonlijke keuze. Dit impliceert dat de dieetkeuzes van anderen ook als zodanig moeten worden ervaren en geaccepteerd of gerespecteerd dienen te worden. Door de dieetkeuze te benadrukken als persoonlijke keuze en afstand te nemen van de keuzes van een ander, wordt er mogelijk een conflict ontweken omdat mensen zich niet met elkaars keuzes bemoeien. Ondanks dat veel deelnemers wel degelijk een mening hebben over de dieetkeuze van hun partner, wordt er meer belang gehecht aan het respecteren van elkaars keuzes dan aan het verkondigen van de eigen overtuigingen en wordt er niet te expliciet kritiek geleverd op elkaar. Tóch is het niet zo dat partners helemaal geen kritiek naar elkaar toe uiten. Een andere strategie die wordt toegepast om kritiek te leveren op- en een mening te uiten over een bepaalde dieetkeuze, zonder daarbij de partner te beledigen, is het maken van grappen over het wel of niet eten van vlees.

Dieetkeuzes en de (ideologische) motivaties daarachter kunnen conflicteren met elkaar, maar in de praktijk lijkt het tot weinig of geen conflict te veroorzaken tussen vleeseters en vegetariërs. De bovengenoemde strategieën kunnen daarvoor een verklaring zijn, maar misschien is het beeld over vlees consumptie en vegetarisme wel verkeerd; het zijn niet twee tegenovergestelden, maar ze zijn beiden onderdeel van een continuüm van dieetkeuzes met veel verschillende en overlappende motivaties. Daarnaast zou het zo kunnen zijn dat een echt conflict lijkt te ontbreken, maar dat er onderliggend toch irritaties naar elkaar bestaan die niet als zodanig benoemd worden tijdens de interviews. Als personen zichzelf op een bepaalde manier presenteren en hun indrukken aan anderen nauwlettend in de gaten houden, zal de presentatie van hun relatie ook onderhevig zijn aan impression

management.

Zo zijn er meerdere verklaringen mogelijk voor het uitblijven van conflict, maar wat bovenal uit dit onderzoek blijkt, is dat liefde vergevensgezind maakt.

45

Discussie en Reflectie

Diversiteit in onderzoeksgroep

Eerder werd al vermeld dat de onderzoeksgroep binnen deze studie niet representatief is voor de Nederlandse bevolking. Hoewel hier niet is gestreefd naar generalisatie van resultaten, zal meer diversiteit binnen de onderzoeksgroep voordelig zijn voor het begrijpen van de betekenisgeving aan vlees en vegetarisme. Ook is deze scriptie voornamelijk geschreven vanuit een Amsterdams, Nederlands, en/of West-Europees perspectief en daarmee sterk beperkt in de theoretische reikwijdte en relevantie voor andere delen van de wereld.

Ook al leken de liefdesrelaties binnen deze studie op het eerste gezicht vrij divers (net in een relatie, samenwonend, verloofd, getrouwd, met kinderen), zijn voor deze scriptie enkel heteroseksuele stellen geïnterviewd. Hier is bewust voor gekozen omdat dit breder aansloot bij bestaande literatuur, maar in de toekomst zou het een verrijking zijn om ook vegetariërs en vleeseters vanuit de LGBTQA+ gemeenschap te betrekken.

Aan het begin van deze scriptie werd al benoemd dat er een ongelijke gender vertegenwoordiging is in het vegetarisme. Ook binnen dit onderzoek zijn alleen de vrouwen vegetariër en alle vleeseters mannen. Juist omdat vlees zo vaak wordt geassocieerd met mannelijkheid, zou het interessant zijn om mannelijke vegetariërs te bestuderen en te onderzoeken hoe er met de associaties met vlees wordt omgegaan. In hoeverre worden mannelijke vegetariërs geaccepteerd? Moeten zij hun ‘mannelijkheid’ verdedigen?

Andere invalshoeken

Voor verder onderzoeken zijn uiteraard ontelbaar anderen invalshoeken mogelijk, maar hier zal ik er twee benoemen.

Communicatie over dieetkeuzes is binnen deze scriptie al onderzocht, maar in verder onderzoek zou ik dit aspect binnen de omgang met verschillende dieetkeuzes nog meer willen uitdiepen. Door bijvoorbeeld deelnemers meer te vragen over de manier waarop zij hun dieetkeuze communiceren naar anderen en hen laten reflecteren op specifieke interacties waarin dat gebeurt.

Een andere interessante invalshoek voor verder onderzoek zou vegetarisme binnen het gezin zijn. Bijvoorbeeld hoe de kinderen worden opgevoed als één ouder vegetariër is en de ander niet, welke keuzes ouders daarin maken en wat de kinderen daarvan vinden.

Wetenschappelijke en maatschappelijke bijdrage

Deze scriptie levert een bijdrage aan de bestaande onderzoeken naar vegetarisme en vlees en met name aan de cultuursociologie van voeding. Door de veranderende culturele betekenis van vlees en vegetarisme beter te begrijpen, zal de sociologie een grotere bijdrage kunnen leveren om de

46 vleesconsumptie te verminderen en de culturele verbintenis met vlees te verzwakken. Net als beleid om mensen te helpen stoppen met roken, zal er ook beleid kunnen komen om mensen te helpen stoppen met vlees eten, ter bevordering van de volksgezondheid en om verdere CO2 uitstoot te verkleinen.

Daarnaast levert deze scriptie een bijdrage aan de wetenschap over liefdesrelatie en de manier waarop er wordt omgegaan met onderlinge verschillen tussen partners. Het betreft hier dieetkeuzes, maar zou ook inspiratie kunnen zijn voor onderzoeken naar verschillen in politieke voorkeur of levensbeschouwing.

Persoonlijke reflectie

Iedereen die ooit zelf een scriptie heeft geschreven of zelf onderzoek heeft gedaan, weet dat dit niet zonder slag of stoot gaat. Na het besluiten over een onderzoeksonderwerp, de theorie, literatuur en de onderzoeksstrategie, was het tijd om het veld in te gaan en met mensen te praten. De interviews heb ik met heel veel plezier afgenomen en de deelnemers waren enthousiast, maar na het afnemen van zestien interviews was er zóveel rijke data (meer dan tweehonderd pagina’s aan transcripten), dat ik niet wist waar ik moest beginnen met analyseren. Wat nu? De theoretische bril moest worden hervonden om de data vanuit het juiste perspectief te blijven bekijken en focus te behouden. Dit proces was lastig, maar het leverde gelukkig nieuwe inzichten op: na de eerste rauwe data bestudeerd te hebben, werden de raakvlakken met de theorieën van Norbert Elias én van Erving Goffman zichtbaar en hebben mijns inziens tot een interessante analyse geleid. Al met al ben ik zeer tevreden over wat het onderzoeksproces mij heeft gebracht en de resultaten die eruit voort zijn gekomen.

Tijdens het schrijven van deze scriptie heb ik veel geleerd en voornamelijk de zelfstandigheid in het opzetten van een volledig onderzoek was een uitdaging. Dit betekent echter niet dat ik geen hulp heb gekregen, want zonder goede scriptiebegeleiders, inzet en enthousiasme van de deelnemers en inspiratie en steun vanuit mijn sociale omgeving was deze scriptie niet tot stand gekomen. Bedankt!

47

Bronnen en literatuur

Adams, C. J. (1990). The sexual politics of meat: A feminist-vegetarian critical theory. New York: Bloomsbury Publishing USA.

Allen, M.W., Wilson, M., Ng, S.H. & M. Dunne (2000). Values and Beliefs of Vegetarians and Omnivores. Journal of Social Psychology, 140(4), 405-422.

Bove, C. F., Sobal, J., & Rauschenbach, B. S. (2003). Food choices among newly married couples: convergence, conflict, individualism, and projects. Appetite, 40(1), 25-41.

Bryman, A. (2012). Social Research Methods (4th ed.). Oxford: Oxford University Press.

Buscemi, F. (2018). From Body Fuel to Universal Poison. New York: Springer Publishing.

Cherry, E. (2006). Veganism as a cultural movement: a relational approach. Social Movement Studies, 5(2), 155-170.

Dagevos, H., Voordouw, J., van der Weele, C. N., & de Bakker, E. (2012). Vlees vooral (snog)

vanzelfsprekend: consumenten over vlees eten en vleesminderen. Wageningen: LEI, Wageningen UR. Elias, N. (2001). Het Civilisatieproces: Sociogenetische en Psychogenetische onderzoekingen. Boom Koninklijke Uitgevers.

Goldsmith, D.J., Lindholm, K.A. & J.J. Bute (2006). Dilemmas of talking about lifestyle changes among couples coping with a cardiac event. Social Sciences & Medicine, 63(8), 2079-2090.

Goody, J. (1982). Cooking, cuisine and class: a study in comparative sociology. Cambridge: Cambridge University Press.

Greenebaum, J. (2012). Veganism, Identity and the Quest for Authenticity. Food, Culture & Society, 15(1), 129-144.

Heinz, B. & R. Lee (1998). Getting Down to the Meat: The symbolic construction of meat consumption. Communication Studies, 49(1), 86-99.

Higgs, S., & Thomas, J. (2016). Social influences on eating. Current Opinion in Behavioral Sciences, 9, 1-6.

Jørgensen, M. W. & L.J. Phillips (2002). Discourse Analysis as Theory and Method. London: Sage. Joy, M. (2010). Why We Love Dogs, Eat Pigs, and Wear Cows. An introduction to carnism.