• No results found

De Gouden Driehoek met gouden trouwring?

In document Hoe adaptief zijn wij? (pagina 46-49)

de zorg om betere organisatie van geo-infor- matie. Op Europees niveau spelen drie zaken: a) de burgers worden steeds zelfstandiger en

mondiger;

b) een van de politieke keuzes is dat de overhe- den kleiner worden, leidend tot kerntaken- discussie;

c) in de discussie rond techniek zien we steeds meer dat de mens centraal komt te staan.

Geo-informatie moet op een hoger plan worden getild en dat kan door dit samen te doen met overheid en wetenschap, zo luidt de visie van GBN. Het past ook in het topsectoren beleid omdat de drie partners elkaar hebben gevonden en wel bottom-up, wat een goed draagvlak ten goede komt.

En – niet onbelangrijk – er is een innovatieve drive zichtbaar in het werkveld: men neemt graag zelf initiatieven daartoe en dat is een belangrijke kracht.’

Hans Tijl (Ministerie I&M, vertegenwoordiger namens de overheden) gaf aan heel ontspan- nen begonnen te zijn aan deze dag, maar nu toch enigszins nerveus begon te worden omdat hij in een huwelijk werd getrokken. Tegelijkertijd memoreert hij dat samenwerking iets oplevert. Daarbij plaatst hij wel de kant- tekening om je zaakjes op orde te hebben en data ook beschikbaar moet zijn. We kunnen nu al vaststellen dat de toepassingen onze fantasie ver te boven gaan. Je ziet dat aan de ontwikkelingen rond bijvoorbeeld de iPhone waarvoor in 18 maanden tijd na lancering ongeveer 100.000 toepassingen (apps) zijn ontwikkeld. Naar analogie van deze ontwik- kelingen is hij hoopvol gestemd over deze samenwerking.

Ontwaakt

Jacqueline stelde alle drie de huwelijkspartners de vraag waarvoor men hen ‘s nachts kon wak- ker maken? Ed Nijpels: ‘Mij moet je lekker laten slapen! Anders loopt het niet goed af! Ik zie wel een kans voor de thema’s zorg en energie. Hierbij kan geo-informatie een betekenisvolle rol vervullen. De kunst is om de maatschappe- lijk relevantie aan te tonen. Het uitgekauwde voorbeeld van TomTom die met behulp van Vodaphone-data in staat is verkeersopstoppin- gen on-line te delen met de nog wel rijdende weggebruikers en hen tijdbesparende alterna- tieven aan te reiken, doet nog steeds opgeld.’ Arnold Bregt wil liever niet ‘s nachts wakker gemaakt worden, maar ‘s ochtends ziet hij dat graag! Hij stelt dat de NCG een belangrijke bijdrage wil leveren in het tot stand brengen van een kennisinfrastructuur, waarbij de problemen worden opgezocht en men op

basis hiervan een bijdrage levert. Niet onbe- langrijk hierbij is de opleiding van mensen, de human resourcekant: creatieve mensen die problemen helpen oplossen door middel van onderzoek.

Hans Tijl zou – wakker gemaakt – gelijk enthousiast worden over de innovaties. Als voorbeeld zou hij de bureaucratische zorg graag kennis laten maken met de mogelijkhe- den vanuit het geo-werkveld. Als voorbeeld vanuit heel andere hoek noemde hij de crowdsourcing die plaatsvindt in bijvoorbeeld Boston. Met behulp van de applicatie Street- Bump kunnen weggebruikers aangeven waar zich wegen met een slechte onderhoudsstaat bevinden. Of dit een voor gemeenten wense- lijke wijze van informatie verzamelen is en of je op deze wijze je beheer openbare ruimte wilt regelen, liet hij in het midden. Ook de moderne fietschip, oorspronkelijk bedoeld om het vehikel na diefstal te kunnen traceren, kent vele andere toepassingen wanneer je er verder over nadenkt. Ook de ontwikkelingen van voertuigen die tijdens de rit met elkaar communiceren is een toepassing waarin het geo-werkveld betrokken is.

Op Jacqueline’s vraag naar commitment gaf Tijl aan: ‘Ik ga straks een handtekening zetten. Dat is ‘serious business’. Daarmee committeert het ministerie zich voor de komende zes jaar. Belangrijk is dat we elkaar weten te vinden. Wanneer dat eenvoudig lukt, zijn we allen gecommitteerd.’

Bregt gaf aan dat bij zulke ingewikkelde vragen de wetenschap iets meer tijd nodig heeft om na te denken. ‘Belangrijk is dat we elkaars verschillende rollen respecteren en dat wij vanuit NCG onze taak oppakken om activiteiten te ontplooien waar we gezamenlijk in de driehoek beter van worden.’

Nijpels vond commitment te zwak uitgedrukt. ‘We staan te trappelen om op basis van de beschikbare en beschikbaar te stellen open data te valoriseren. Benutten en te gelde maken wat er al is en wat alleen nog ingezet dient te worden. Daarmee is tegelijkertijd aangetoond dat de samenwerking nut heeft en onze verklaring een logische stap is op die weg naar gebruik en uitnutting.’

Duurzame verbintenis

Jacqueline wilde nog weten hoe over een jaar vanaf nu de situatie zou zijn. ‘Dan weten we elkaar blind te vinden’, volgens Tijl. Volgens Bregt zijn we natuurlijk al even bezig in de aanloop naar deze dag. Over een jaar verwacht hij bekroning te zien op onze activiteiten; we doen dan meer samen en samen komen we dan ook verder. Nijpels weet zeker dat dit huwelijk dan nog steeds veel plezierige kanten kent en dat er

Ondertekening Ed Nijpels. Ondertekening Arnold Bregt.

Verslag

forse stappen zijn gezet om tot doelen te komen. Vervolgens zijn er wat reacties vanuit de zaal. Mark Herbold ziet veel verwantschap met ‘Laan van de leefomgeving’ en vroeg het panel dit ziet? Nijpels: ‘Deze nota krijgt door deze initiatieven extra accent. Iedereen moet kunnen beschik- ken over de juiste data. Het is nu tijd voor een nieuwe gegevensautoriteit.’ Tijl: ‘De omgevings- wet slaagt alleen als er goede en juiste data is. Dat is een randvoorwaarde.’

Dorine Burmanje (Kadaster) wil de huwelijksme- tafoor graag verder verlengen. 30 jaar geleden heb ik ook van alles gehoord van een vent: ‘Ik ga je gelukkig maken!’, maar – hoewel ze smelt bij de aanblik van dit alles – welke praktische toepassingen heeft GeoSamen op het oog? Met name de internationale positie van deze ontwikkelingen zijn volgens haar onderbelicht. En het begrip ‘data’ is te eng voor deze discussie. Het moet toch om meer dan data gaan? Bregt: ‘We hebben international allemaal onze eigen totempalen. We moeten ons ook vanuit dit platform internationaal profileren en bouwen aan een kenniskring.’ Tijl vult aan: ‘We zullen ook moeten weten wat de kwaliteiten van de andere deelnemers zijn, nationaal en internationaal. De basishouding moet er een zijn van ‘samen delen’ en dat heeft ook iets kwetsbaars.’ Op Jacqueline’s vraag hoe we kunnen voor- komen dat we bij een relatietherapeut terecht komen, reageerde Marlène van Bentem (Nether- lands Space Office). ‘De Sentinel-satelliet is begin april 2014 gelanceerd. Er komt nieuwe data naar Nederland, vraaggestuurd. Dat biedt kansen. We organiseren vanuit het NSO een vraaggestuurde aanlevering van data. Bovendien heeft de Europese commissie hiervoor een flink budget beschikbaar gesteld, namelijk € 4,2 mljrd. Na deze bemoedigende woorden was de tijd gekomen voor de ondertekening van de ‘huwelijksverklaring’ en konden de aanwezigen deelnemen aan inspiratiesessies met verschil- lende thema’s.

Oogsten

De terugkoppeling hiervan, ondersteund door een afbeelding van een volgeladen bak met fruit, vond net voor de middag plaats. Nu moeten we oogsten!

Bastiaan van Loenen (TU Delft); Sessie Open data- Beoordelingsframework. Waagde het de driehoek

een 3D-uiterlijk te geven door de burger, de uiteindelijk eindgebruiker van deze open data, boven de gouden driehoek te verheffen en hier een driezijdige piramide van te maken. In de ses- sie had men getwijfeld: is het nu van aanbod naar gebruik of moet dat juist andersom? De conclusie lag voor de hand: van vraag (gebruik) naar aanbod. De reactie vanuit het topteam hierop: jullie kunnen veel en de buitenwereld weet dat

lang niet altijd. Waarom zo bescheiden? Men riep op om meer te verkopen van je eigen bood- schap! We kunnen vaststellen dat er sprake is van letterlijk ongekend talent. Doe hier iets mee in het kader van marketing en communicatie.

Paula Dijkstra (Kadaster); sessie G(e)o Together. In

onze sessie hebben we vooral gekeken naar de vijf doelstellingen en speerpunten. Al snel werd duidelijk dat ook internationale samenwerking meerwaarde geeft wanneer deze wordt gedeeld. Een voertuig daarbij zou het onderwijsveld zijn waarin op basisscholen ‘spatial awareness’ gekweekt kan worden. Ook op middelbare en hogere beroepsopleidingen (bijvoorbeeld de zorgopleidingen) zou ‘geo’ een onderdeel van het curriculum moeten vormen. Voorgesteld werd Nederland als proeftuin in te richten en de hier opgedane kennis te vermarkten.

Bart Kusse (CapGemini Nederland); sessie Innovatie Award. Wij maken infographics voor de topsec-

toren, waarbij we sterk letten op welke issues de aandacht vragen. Hierin betrekken we voor de awards zowel de beoordeling als de prijs.

Jandirk Bulens (WUR-Alterra); sessie Citizen Science.

Wij richten ons op samenwerking tussen burger en overheid. We zoeken daarbij naar potentiële kansen. Hierbij is de weliswaar terugtredende overheid coördinator. Ook hij zag een gouden piramide: de burger ‘on top’, waarbij de motivatie ligt in de grootte van deze groep, waarop het verzamelde materiaal heel goed data-analyses zijn uit te voeren. Dat de overheid beschikt en bepaalt is een verouderd denkbeeld. Daar moe- ten we vanaf. Diezelfde overheid zou vertrouwen moeten terugwinnen, waarbij bedrijven en bur- gers een win-win situatie ervaren. De rol van de wetenschap tenslotte zou vooral gericht moeten zijn op kwaliteitstoezicht. Hans Tijl gaf hierop de reactie dat het begrip ‘copyright’ onderhand wel sterk verouderd is, zeker wanneer het gaat om datasets die zijn ingewonnen door de overheid met collectieve middelen.

Hermen Borst (MinIenM); sessie Basis op Orde – PDOK; ziet een duidelijke LAT-relatie tussen de

deelnemende partijen Overheid, Bedrijfsleven (GBN) en de wetenschap. Op zoek naar de gezamenlijkheid ziet hij de het PDOK-portaal toch vooral ook als voorportaal met ongekende mogelijkheden. Borst lanceert daarbij drie

statements die klinken als een hartekreet: a) basis op orde, maar nu nog even niet! Want

niet volledig en nog niet koppelbaar. We zijn er nog lang niet!

b) en daarom: maak ons -wetenschap en bedrijfsleven- deelgenoot van alle ‘overheids- ontwikkelingen’, zodat

c) er van ons uit een betere betrokkenheid zichtbaar kan worden gemaakt door middel van services. Betrek ons bij de governance en laat ons deelnemen en werken aan waarde- creatie. Hij signaleert bovendien dat PDOK in relatie tot de ‘Laan van de Leefomgeving’ nu nog een kwestie is van laaghangend fruit: we kunnen oogsten door er gezamenlijk mee aan de slag te gaan.

Victor van Katwijk (Geodan); sessie Omgevingswet;

de deelnemers aan deze sessie zagen een belangrijke rol weggelegd voor de ontwikke- lingen rond de invoering van deze wet. Vanuit het onderwijswerkveld kunnen studenten meewerken aan een betere toekomst en kunnen de overige spelers werken aan het verbinden van de verschillende domeinen van de gouden driehoek. Laaghangend fruit: betere samenwer- king, een precompetitief betrokken bedrijfsleven en het scheppen van kaders, bijvoorbeeld rond 3D; de 3e dimensie is nog maar zeer beperkt geïmplementeerd in de informatie-infrastructuur die momenteel beschikbaar is voor de Leef- omgeving. Nijpels reageerde hierop dat de Omgevingswet vooral een juridisch stuk is; juist in dit kader is er behoefte aan uitvoeringswetge- ving. Praktisch. Aan de slag.

Fruitblik

Theo Thewessen gaf – als programma coördi- nator – na al deze meldingen van laaghangend fruit zijn eigen vooruitblik.

Hij vroeg zich af: ‘Waarom zitten jullie hier?’ Want welgeteld: er is geen formeel programma, er is geen programmabureau, er is deze keer geen additionele financiering en er zijn geen projecten. Hij stelt vast (en gerust) dat we samen al stiekem even hebben geoefend. En hij constateert blij te zijn met de bereikte resultaten en wenst ieder een plezierige netwerkronde tijdens de lunch.

Vanaf begin jaren 50 tot 1990 heeft Jo van der Linden een belangrijke rol gespeeld binnen de organisatie van de Topografische Dienst. Hij werd geboren op 9 juni 1929 in Brakel, volgde de (Rijks-) HBS te Zaltbommel en ver- volgens de opleiding tot geodetisch ingenieur aan de Technische Hogeschool te Delft. Direct daarna trad hij in dienst bij de Topografische Dienst en kreeg een plek op de Landmeetkun- dige Afdeling. Daar kon hij zich volop uitleven in de belangrijke ontwikkelingen die toen op stapel stonden. De fotogrammetrie ging haar hoogtijdagen tegemoet. Blokvereffening en invoering van de UTM-projectie stonden op het menu. Het instrumentarium werd sterk uitgebreid en vernieuwd. De overgang van tekenen naar graveren op plastic zou binnen enkele jaren haar beslag krijgen. Jo was scherpzinnig en schrok voor die nieuwe uitdagingen op zijn werkterrein niet terug. Om de band met het “echte terrein” niet te verliezen ging hij ook graag op stap voor de paspuntsbepaling.

Jo was scherp van verstand en helder van inzicht, betrouwbaar en vasthoudend. In de vele onderhandelingen over aan te kopen apparatuur of over de uitbesteding van lucht- fotografie was hij niet altijd de gemakkelijkste.

Ook schopte hij wel eens tegen een zeer been van één van zijn collega’s. In 1966 deed ik mijn intrede bij de dienst als geograaf-kartograaf in een omgeving van geodeten. Dat ging gepaard met enige nieuwsgierigheid en een zekere arg- waan, zeker ook van de zijde van Jo. Naarmate we elkaar beter leerden kennen, groeide ook de interesse en waardering voor elkaar.

Jo had veel belangstelling voor de geschiede- nis van de topografische kaartering. Hij was één van de initiatiefnemers voor de heruitgave van de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederland, de eerste stafkaart (1850-1864). Hij zette zich energiek in voor het opsporen van de oudste (en gave) drukken en de determinering van de daaropvolgende uitgaven. Daarvoor bracht hij ook bezoeken aan de Koninklijke Bibliotheek in Brussel en de Bibliothèque Nationale in Parijs. Zijn kennis heeft hij vastgelegd in het bekende boekje over de “TMK” dat gelijktijdig

met de facsimile-uitgave van de kaart in 1973 verscheen. Het boekje wordt nog steeds regel- matig geraadpleegd bij het onderzoek naar geschiedenis van de kaartering van ons land. Hij liet mij destijds het hele concept lezen en vroeg me om commentaar (liefst niet te veel!). Ook voor de determinatie van de oudste bla- den van de zogenaamde Kaart van Kraijenhoff (1810-1823) heeft hij zich ingezet. Het schrijven van een brochure bij de facsimile-uitgave achtte hij bij mij in vertrouwde handen. In de jaren 1963-1964 werd een initiatief geno- men om een gedenkboek ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Topografische Dienst uit te brengen. Door Jo werd daarvoor een uitvoerig bibliografisch overzicht samen- gesteld. Het manuscript werd slechts gedeel- telijk voltooid en het kwam dus niet tot een eindresultaat. De literatuurlijst is later verder uitgebreid en kortgeleden opgenomen in de Inventarislijst van het Kadastermuseum. In het museum zijn ook alle betreffende publicaties fysiek aanwezig en te raadplegen.

De laatste jaren van zijn loopbaan waren niet eenvoudig. De verplaatsing van het bedrijf van Delft naar Emmen heeft hem geen goed gedaan en zijn nieuwe functie als adjunct- directeur is ook niet echt uit de verf gekomen. Wij voelden ons verwant, beiden komend van het platteland, geboren nabij de samen- vloeiing van Maas en Waal. Dat kwam onze collegiale verstandhouding zeker ten goede. Met het overlijden van Jo op 5 maart is een markante persoon uit onze vakkring verdwe- nen, opgenomen in die andere brede stroom … van de tijd.

Peter Geudeke

ir. J.A. van

In document Hoe adaptief zijn wij? (pagina 46-49)