• No results found

2018: dan toch maar goed uitkijken?

In document Chiropcontact jaargang 23 editie 4 (pagina 29-36)

Chiropcontact jg. 23 (4) - december 2017

Populatieschattingen bij vleermuizen: een steekproef onder de deelnemers van de Belgische Vleermuizenstudiedag 2017.

29 Myotis alcathoe of Nimfvleermuis in Vlaanderen anno

2018: dan toch maar goed uitkijken?

Bob Vandendriessche, Marc Van de Sijpe, Vleermuizenwerkgroep West-Vlaanderen Nieuwe soorten en… kruisingen

Sinds pakweg de eeuwwisseling moeten vleermuizenonderzoekers in Europa rekening houden met een pak meer soorten dan vroeger. Genetisch onderzoek heeft niet alleen het vermoede bestaan van nieuwe (zuster-)soorten bevestigd, intussen is er ook sprake van aangetoonde kruisingen tussen soorten (Bogdanowicz, W. e.a., 2012). Zo lang er daarbij geen of nauwelijks vruchtbare nakomelingen zijn (wat voorlopig verondersteld wordt), ontstaan er geen nieuwe soorten - zoals bij het muildier en de muilezel -, maar voor de sluitende determinatie van individuele twijfelgevallen dwingt dit inzicht toch tot voorzichtigheid. Kwestie dat het allemaal niet te gemakkelijk wordt, denk je dan toch…

In België zijn de bekendste ‘nieuwkomers’ de Kleine dwergvleermuis (Pipistrellus pygmaeus) en de Nimfvleermuis (Myotis alcathoë). Het lijkt daarbij een fenomeen dat de kersverse Nederlandse naam het moeilijker heeft om in te burgeren dan de wetenschappelijke. Onder vleermuizenonderzoekers hoor je nog veel vaker ‘een pygmaeus’ of ‘een alcathoë’ in de plaats van het Nederlandse ‘Kleine dwergvleermuis’ of ‘Nimfvleermuis’. Benieuwd of dit iets blijvends is.

De aandacht op scherp: een goed begin!

Terwijl de Kleine dwergvleermuis (P. pygmaeus) intussen op redelijk wat plaatsen verspreid in Vlaanderen waargenomen is (zie www.waarnemingen.be) - of alle detectorwaarnemingen zomaar te homologeren zijn, daarover is in de literatuur nog discussie -, blijft het voor de Nimfvleermuis voorlopig veel stiller. De eerste twijfelgevallen in Vlaanderen situeerden zich in Zuid-Limburg, waar bij de zwermvangsten in de mergelgroeven al in 2006 de eerste baardvleermuizen met een opvallend kleine onderarmlengte genetisch gecheckt werden. Het bleken uiteindelijk wel degelijk gewone baardvleermuizen (Myotis mystacinus) te zijn, maar het is goed om te weten dat er alvast bij de zwermvangsten in Zuid-Limburg al van kort na de wetenschappelijke beschrijving van de soort aandacht voor was, en nog is.

Voor de wintertellingen is het onze indruk dat de aandacht voor de Nimfvleermuis trager op gang is gekomen, misschien omwille van de veronderstelling dat deze soort sowieso niet in Vlaanderen zou voorkomen. Een eerste twijfelgeval betrof een overwinterend dier in het Fort van Lier een tiental jaar geleden. Daar troffen Thierry Onkelinx en Bob Vandendriessche tijdens een wintertelling een

opvallend kleine Myotis met schijnbare kenmerken van alcathoë, maar de weinige foto’s van lage resolutie waren jammer genoeg niet duidelijk genoeg voor bevestiging achteraf (door o.a. Christian Dietz). Of de meeste wintertellers in Vlaanderen nu de Nimfvleermuis mee in overweging nemen bij hun determinaties tijdens de wintertellingen, is moeilijk in te schatten, maar ‘live’ ervaring met de soort zal sowieso bij de meesten onbestaand zijn. In dat geval helpt het zeker om zoveel mogelijk foto’s van de soort te bekijken, zowel in boeken als online. Een goeie online determinatiegids is die van Dietz en von Helversen (kenmerken van M. alcathoë op pag. 7: link)

Chiropcontact jg. 23 (4) - december 2017

Populatieschattingen bij vleermuizen: een steekproef onder de deelnemers van de Belgische Vleermuizenstudiedag 2017.

30

De bevestiging voor België

In Wallonië werd de aandacht voor de soort definitief gewekt in 2010, toen enkele geluidsopnames door Marc Van de Sijpe uit 2008 in de vallei van de Hermeton, na twee jaar in het geluidsarchief te hebben vertoefd, uiteindelijk door Michel Barataud bevestigd werden als zijnde ‘zonder enige twijfel’

afkomstig van Nimfvleermuizen (zie www.natuurbericht.be, zoekterm Nimfvleermuis). Voor een meer ‘tastbare’ bevestiging was het wachten op de vangst van een zwermend dier in de omgeving van Rochefort in 2011 door de equipe van Pierrette Nyssen (Plecotus, Natagora). Begin april 2012 dan werd door Bob Vandendriessche een Nimfvleermuis in dagrust aangetroffen in een winterobject in de Viroinvallei. Het bleek een ‘typisch’ dier: op een reeks gedetailleerde foto’s (met meetlatje) waren zowat alle intussen beschreven onderscheidende uitwendige kenmerken zo goed te zien dat deze waarneming door Christian Dietz meteen als ‘100% zeker’ werd beoordeeld. Daardoor hadden

we in België meteen ook een eerste verblijfplaats kunnen lokaliseren (zie Natuur.Focus 2013/1).

Bij zwermvangsten in de regio van Rochefort kon in de jaren daarop de aanwezigheid van de soort in het najaar herbevestigd worden, en ook bij herhaalde zomerexcursies in de vallei van de Hermeton door Marc Van de Sijpe, Alex Lefevre en anderen, bleek de soort blijvend aanwezig te zijn in die regio.

Nimfvleermuis in dagrust in een winterobject in de Viroinvallei (©Bob Vandendriessche, 8 april 2012).

Marc Van de Sijpe neemt met een D1000x-detector (Pettersson) geluidsopnames van

Nimfvleermuizen in de vallei van de Hermeton (foto nachtkijker: Bob Vandendriessche, 25 sept.

2011).

Doordat de waarnemingen in de Viroinvallei, de vallei van de Hermeton en de omgeving van Rochefort zich op schaal van Wallonië relatief dicht bijeen bevinden, lijkt zich daar stilaan een verspreidingseiland af te tekenen. Dat sluit aan bij het beeld dat zich in de rest van Europa aftekent:

Chiropcontact jg. 23 (4) - december 2017

Populatieschattingen bij vleermuizen: een steekproef onder de deelnemers van de Belgische Vleermuizenstudiedag 2017.

31

de Nimfvleermuis lijkt voorlopig een eerder zeldzame soort met relatief hoge biotoopeisen (oude, onaangetaste loofbossen in de buurt van waterlopen), met weliswaar een groot verspreidingsgebied, maar met een voorkomen in ver uiteen liggende ‘eilandjes’.

En in Vlaanderen dan? Toch maar goed uitkijken met z’n allen!

In Vlaanderen was de aandacht gewekt: de waarnemingen in Wallonië situeerden zich op minder dan 80 kilometer van ‘de grens’, naar vleermuisnormen dus ‘vlakbij’. In het najaar van 2015 voerde David Galens op waarnemingen.be een waarneming in uit Merelbeke van een vleermuis van het genus Myotis (‘Myotis spec.’). Toen Joris Everaert eerder dit jaar geluidsopnames van een viertal avonden in mei uit een van de Zeelandse (NL) grensbossen in de buurt van Sint-Gillis-Waas voorlegde aan Marc Van de Sijpe en Michel Barataud, bleken de kenmerken typisch en onderscheidend voor Nimfvleermuis. Toen deze opnames vergeleken werden met die ene opname van David Galens uit Merelbeke (2015) bleken ze wel heel gelijkaardig. Opnieuw werd Michel Barataud geraadpleegd, en dit keer luidde het oordeel: “zeer waarschijnlijk en tot bewijs van het tegendeel Nimfvleermuis”.

Bijgevolg werd de status van deze ongedetermineerde Myotis uit Merelbeke in de databank van waarnemingen.be ge-upgrade naar ‘Nimfvleermuis, (nog) niet te beoordelen’, te begrijpen als ‘een zeer waarschijnlijke determinatie’, door sommigen geïnterpreteerd als ‘aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’. Na stevig aandringen bij Michel Barataud antwoordde hij op de vraag in hoeverre deze determinaties nu als 100% sluitend beoordeeld konden worden: “I understand that it could be complicated to integrate new species data. Who can exclude an extraordinary acoustic behaviour of one individual at one time? But anyway, according to my current knowledge, I'm sure of this kind of identification case, but between being confident, and saying: it's the absolute reality, there is a distance that I can't pass through, of course. The wisdom could be to keep this data apart, and try to confirm with capture (one more step of certainty, but not absolute too with M. alcathoe...) and genetic analysis (the current most confident method, but not so easy to perform... and maybe one day replaced by a better method?)." Intussen had ook Jelle Quartier afgelopen najaar op

waarnemingen.be een waarneming ingevoerd op basis van een geluidsopname van oktober 2016 uit Lovendegem (vrij open landschap en bebouwde omgeving), die door Michel Barataud zelf weliswaar als ‘zeer waarschijnlijk’ werd omschreven, maar niet als ‘sluitend’ omdat de opname heel kort was en een aantal andere soorten (zoals Ingekorven vleermuis of Brandts vleermuis) hoewel dus

onwaarschijnlijk, niet helemaal uitgesloten konden worden.

Nieuwe soort voor Vlaanderen of niet? Een stevige klus voor de administrators.

Het is duidelijk dat de beoordeling van waarnemingen die ingevoerd worden in de databanken op basis van geluidsopnames voor de administrators een stevige uitdaging is, zeker wanneer het een nieuwe soort betreft waarvan de status zelfs in de grensregio’s nog onduidelijk is. Qua ‘graad van waarschijnlijkheid’ vinden we aan de uiteinden van dat spectrum de beoordelingen ‘absoluut niet’ en

‘absoluut zeker’. Vlak voor de absolute zekerheid (die soms -maar niet altijd- kan bekomen worden door grondig genetisch onderzoek) vinden we een beoordeling die doorgaans omschreven wordt als

‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’. De quotes van Michel Barataud indachtig, spreekt het vanzelf dat iedereen in ons land die geïnteresseerd is in vleermuizen in blijde verwachting is van de eerste ‘tastbare’ waarneming van een Nimfvleermuis in Vlaanderen. Een echt ‘absolute en onweerlegbaar zekere determinatie’ is dus alleen bereikbaar wanneer via een vangst of een vondst genetisch materiaal verzameld kan worden. Let wel: ook dan is de herkomst van het onderzochte

Chiropcontact jg. 23 (4) - december 2017

Populatieschattingen bij vleermuizen: een steekproef onder de deelnemers van de Belgische Vleermuizenstudiedag 2017.

32

individu niet noodzakelijk sluitend te bevestigen: een solitair dier kan ook altijd -al dan niet moedwillig- ‘versleept’ zijn (vervoerd via boot/vrachtwagen/…). Om werkelijk de status van

‘inheemse soort’ te krijgen, is de vondst van een kraamkolonie in een min of meer aannemelijk biotoop met bevestiging via DNA van meerdere individuen zowat een vereiste. Zover zijn we in Vlaanderen voor de Nimfvleermuis duidelijk nog (lang?) niet.

Nieuws uit Noord-Frankrijk!

Op de afgelopen studiedag in Brussel kwam er dan nog spannend nieuws voor de West-Vlamingen:

onze collega’s uit Noord-Frankrijk meldden bij monde van Simon Dutilleul de bevestigde waarnemingen - ook zichtwaarnemingen in gebouwen - van Nimfvleermuizen uit de grote

loofboscomplexen van Tournehem-sur-la-Hem, Clairmarais en Nieppe. Afstand in vleermuisvlucht tot de grens met West-Vlaanderen: respectievelijk minder dan 20 en minder dan 14 kilometer, met de bossengordel van Ieper-Heuvelland een boogscheut verder… Dat begint zowaar te spannen!

Conclusie voor de Nimfvleermuis in Vlaanderen (en Nederland) aan de vooravond van 2018?

Voor het Vlaamse gewest blijven we dus anno begin 2018 - de onzekere winterwaarneming uit het Fort van Lier even buiten beschouwing gelaten - voorlopig steken op twee weliswaar heel

waarschijnlijke geluidswaarnemingen - waaronder dus één volgens Michel Barataud ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’- uit nota bene Oost-Vlaanderen, misschien wel de provincie waaruit we dat het laatst verwacht hadden. Voor Nederland liggen de vier opeenvolgende

geluidswaarnemingen uit mei 2017 uit Zeeland voor, met dezelfde status (‘quasi zeker’), dus ook daar is het uitkijken naar een meer ‘tastbare’ waarneming.

De boodschap aan alle waarnemers is duidelijk… De Nimfvleermuis is een nieuwe soort om rekening mee te houden! Bij twijfel in winterslaap: haal er meteen ervaren collega’s bij als die in de buurt zijn, bel desnoods iemand op of neem terplekke voldoende foto’s (uit verschillende hoeken, eventueel met een latje erbij), uiteraard met zo weinig mogelijk verstoring en meld sowieso zo snel mogelijk je waarneming via waarnemingen.be. Bij vangsten bij de minste twijfel: nauwkeurig alle mogelijke kenmerken bekijken en noteren, voldoende foto’s nemen én een staal van uitwerpselen inzamelen op pure ethanol (INBO-richtlijnen zie:

https://drive.google.com/file/d/0B1yekOJXTBs_TU4zbDZkYnNpNkE/view). Bij twijfel bij geluidsopnames: terplekke voldoende opnames maken, bij twijfel bij analyse achteraf: zo snel mogelijk voorleggen aan collega’s, zodat betere opnames in het veld eventueel voor bevestiging kunnen zorgen.

Tips om Nimfvleermuizen te determineren met detectors

Aangezien de meeste van onze Myotis soorten rondvliegen in gelijkaardig habitat, lijken de

echolocatiepulsen op ’t eerste zich op elkaar: op enkele uitzonderingen na zijn het reeksen steile FM pulsen. Vele vleermuisonderzoekers zijn dan ook de mening toegedaan dat de Myotissoorten bijzonder moeilijk te determineren zijn. Als je echter goede opnamen kan maken van dieren dichtbij kan je toch al een heel eind komen. Want na jarenlang onderzoek en vele tienduizenden opnamen blijkt dat elk van onze Myotissoorten toch wel herkenbare pulsreeksen gebruiken. Er is natuurlijk veel overlap en de kunst bestaat erin om je zodanig in het veld op te stellen dat je hun meest herkenbare, onderscheidende pulsreeksen kan opnemen. Nimfvleermuis en Ingekorven vleermuis

Chiropcontact jg. 23 (4) - december 2017

Populatieschattingen bij vleermuizen: een steekproef onder de deelnemers van de Belgische Vleermuizenstudiedag 2017.

33

zijn de enige twee Myotis soorten die steevast reeksen FM pulsen gebruiken waarvan alle

eindfrequenties bij 40 kHz of hoger liggen. Daarmee heb je al een bijzonder goed kenmerk beet. Het probleem is dat enkele andere soorten, zoals Baardvleermuis, Brandts vleermuis en Bechsteins vleermuis (de 3 b’s) ook tijdelijk een reeksje pulsen met zo’n hoge frequenties kunnen gebruiken wanneer ze dichtbij obstakels manoeuvreren, en dat kan verwarring opleveren als je enkel een korte opname hebt. Deze soorten zullen echter nooit lange reeksen produceren waarbij alle

eindfrequenties bij 40 kHz of hoger blijven. Dat komt omdat in het milieu waarin ze rondvliegen er kleine verschillen zijn in microhabitat (openheid van structuur). Van zodra ze dan weer in een stukje meer open gebied terechtkomen zakt de eindfrequentie weer direct tot de normale waarden. De nieuwere generaties detectoren (zoals de Pettersson D1000x en andere) maken lange opnamen mogelijk waarin je dikwijls de gedragsveranderingen (en eindfrequentie-veranderingen) van de Myotis soorten ziet terwijl ze verschillende microhabitats doorkruisen. Ideaal is een opnamereeks van 30 seconden. Zólang blijven de 3 b’s nooit rondhangen in het meest besloten milieu. Anders dan bij de 3 b’s blijven de eindfrequenties bij Nimfvleermuis en Ingekorven vleermuis bijna altijd boven 40 kHz, zelfs als ze eens een stukje open milieu oversteken.

Tip 1 voor de Nimfvleermuis-zoeker: stel je detector zodanig in dat je heel lange opnamen kan maken, waarmee je “de 3 b’s” kan ontmaskeren.

Tip 2 : maak opnamen waar er een gevarieerd microhabitat bestaat in de directe omgeving rondom jou, met zowel dichte vegetatie als meer open stukken. Daar heb je de grootste kans dat de

Myotissoorten in een lange opname hun akoestisch gedrag gaan wijzigingen en je dus typische overgangen van het ene naar het andere pulstype kan opnemen, terwijl de vleermuis gedurig afwisselt tussen gesloten en meer open plekjes. Een open plekje in dichter bos is altijd een betere keuze dan een opname te maken in een uniform dicht bos.

Nu moet je nog Nimfvleermuis onderscheiden van Ingekorven vleermuis. Heb je het geluk een detector te kunnen gebruiken die heel hoge frequenties onvervormd kan opnemen, én je de dieren dicht genoeg bij je microfoon vliegen (liefst niet veel verder dan 3 m), dan kan je het onderscheid maken dankzij de startfrequentie die veel hoger is bij Ingekorven vleermuis. Nimfvleermuizen hebben startfrequenties bij 120-130 kHz. Ingekorven vleermuizen hebben startfrequenties boven 150 kHz, en in extreme gevallen zelfs boven 180 kHz. Bij een vergelijkend onderzoek van het vermogen om hoge frequenties te detecteren aan de ingang van de groeve van La Malogne bij Bergen, kwamen David Galens en Marc Van De Sijpe tot de vaststelling dat de Pettersson D1000x de ultrahoge (160 kHz) frequenties van de daar massaal zwermende ingekorven vleermuizen

registreerde, terwijl een Wildlife acoustics SM4 en een Batlogger daar spijtig genoeg niet in slaagden.

Misschien kunnen D500x en M500 soelaas bieden, maar dat is nog te bevestigen.

Tip 3 : gebruik indien mogelijk een detector die de heel hoge frequenties aankan, waarmee je de Ingekorven vleermuis kan ontmaskeren. Los van de startfrequenties zit er ook een verschil in de kromming van de pulsen, die je in het sonogram kan zien. Dat verschil in vorm komt gelukkig tot uiting in het onderste deel van de puls (tussen 60 en 40 kHz) waardoor meer detectors dit kunnen oppikken. Bij de Ingekorven vleermuis verloopt de puls tussen 60 en 40 kHz vrij lineair, die van de Nimfvleermuis heeft een dubbele knik in de puls (resp. bij ca 55 en 45 kHz), waardoor het uiteinde er als een soort hockey-stick uitziet. De hockey stick van de Nimfvleermuis is zelfs al bij korte pulsen van 2 à 3 ms zichtbaar, die in gesloten milieus gebruikt worden.

Chiropcontact jg. 23 (4) - december 2017

Populatieschattingen bij vleermuizen: een steekproef onder de deelnemers van de Belgische Vleermuizenstudiedag 2017.

34

Tip 4 : bekijk aandachtig de pulsvorm in het sonogram, meer bepaald in het stuk tussen 60 en 40 kHz. Opgelet, ingekorven kunnen som ook zo’n hockey stick pulsvorm hebben, maar dan alleen bij lange pulsen (5 ms) in sterk open milieu. In gesloten milieu is de Ingekorven altijd lineair (2 tot 3 ms).

Gelukkig zijn dit soorten die houden van gesloten milieu zodat het gros van de opnamen van deze soorten 2 à 3 ms lang zijn, waar de hockey stick een goed kenmerk is.

De determinatiemethode van Michel Barataud combineert voor het scheiden van de Myotissoorten het type geluid dat je hoort in tijdexpansie, de kenmerken van individuele pulsen gemeten in het sonogram (vooral combinaties van bandbreedte, eindfrequentie, piekfrequentie en pulsduur) en last but not least de overgang van akoestische types, die je vooral kan tegenkomen in lange opnamen.

Nimfvleermuis gebruikt het akoestisch type AMHT (Amorce Explosive Haute Fréquence) in alle milieus van gesloten tot open. AMHT hoor je als een explosieve start, terwijl het geluid hoog van toon is (hoge eindfrequentie). Ingekorven vleermuis gebruikt ook vaak AMHT, maar in zeer gesloten milieu verandert het type naar CLAQHT (Claquement Final Haute Fréquence). CLAQHT hoor je als een explosief einde terwijl de toon even hoog is (hoge eindfrequentie). Mits oefening is het goed

doenbaar om AMHT en CLAQHT van elkaar te onderscheiden. Opgelet, Brandts vleermuis gebruikt een tussenvorm met zowel explosieve start als explosief einde. Het zijn de overgangen tussen AMHT en CLAQHT die de Ingekorven vleermuis zo typeren. In het vrije veld kan je dit bij lange pulsreeksen waarnemen, zoals bijvoorbeeld het geval was bij jachtgedrag van Ingekorven vleermuizen rond boomkruinen in de buurt van de kerk van Lovenjoel (Vlaams-Brabant), waar een grote kolonie van Ingekorven vleermuizen aanwezig is. Lange reeksen van Nimfvleermuis blijven steeds in AMHT, het type blijft dus steeds dezelfde, enkel het ritme verandert mee met de veranderingen in het

microhabitat waarin de vleermuis rondvliegt. AMHT wordt ook veel door Baardvleermuis gebruikt en CLAQHT ook door Bechsteins. Mits ervaring is het wel mogelijk om de lange reeksen te classificeren, maar de Barataud methode blijft wel een complexe methode.

Tip 5 : beluister het geluid in tijdexpansie, en probeer de kenmerkende akoestische types en de overgangen van het ene naar het andere type voor elk van de soorten te herkennen. Oefening baart kunst. Geen nood voor wie nog niet die ervaring heeft met de Barataud methode. Een lange opname kan je ook delen op de beschikbare platforms, zodat je meer ervaren collega’s er ook eens kunnen naar luisteren en kijken. Zeker ook het originele (zo lang mogelijke) WAV-bestand uploaden op het platform of doorsturen naar de peer-reviewers zodat zij de ganse opname ook in detail kunnen beluisteren en bekijken. Beschrijf ook zo goed als mogelijk het jachtgedrag (als je het kan zien) en het milieu / microhabitat waarin het diertje rondvliegt (foto’s!). Alle info kan helpen om een waarneming te documenteren.

Tip 6 : deel je potentiële Nimfvleermuisopnamen met anderen.

Tip 7 : ga de Nimfvleermuis opzoeken in de habitat waar ze van houdt. Beboste valleien met snelstromende riviertjes zijn erg in trek bij Nimfvleermuizen. Daar vindt je natuurlijk gegarandeerd ook andere Myotissoorten, want het zijn insectenrijke en erg gegeerde foerageerplekjes. Ingekorven vleermuis kan je ook in bossen maar zeker ook in kleinschalig landbouwgebied tegenkomen waar ze jagen op stalvliegen. Is de Ingekorven vleermuis toch meer een soort van kleinschalig

landbouwgebied dan de Nimf of is er meer overlap dan we vermoeden uit de weinige literatuur?

Chiropcontact jg. 23 (4) - december 2017

Populatieschattingen bij vleermuizen: een steekproef onder de deelnemers van de Belgische Vleermuizenstudiedag 2017.

35

Figuur 2: Opname van nimfvleermuis in de Hermeton vallei op 29 mei 2008 om 22:07. Alle eindfrequenties zijn bij 40 kHz, de startfrequenties zijn niet hoger dan 120 kHz (ook al zijn de geluiden best luid en vliegt het dier dichtbij). Bemerk ook de knik op het einde die de puls het uiterlijk van een hockey stick geeft.

Opname van een ingekorven vleermuis, die op vliegroute langsvliegt, op zo’n 1 m van de microfoon, op de speelplaats van de school van Robelmont, de 12de juni 2010 om 22:49. Alle

Opname van een ingekorven vleermuis, die op vliegroute langsvliegt, op zo’n 1 m van de microfoon, op de speelplaats van de school van Robelmont, de 12de juni 2010 om 22:49. Alle

In document Chiropcontact jaargang 23 editie 4 (pagina 29-36)