• No results found

Nu inzicht is verkregen in de verdeling van stedelijk en landelijk gebied in de regio Zuidoost-Brabant, zal worden inge zoomd op de demografische krimp in de regio Verwacht wordt dat veranderingen in de grootte en samenstelling van de

5.2 Gezinnen met kinderen

Wat betreft de ontgroening van de regio is de verwachting vergelijk- baar met die omtrent de veranderingen in bevolkingsomvang. Dit is weergeven in afbeelding 5.3. Gekeken is naar de veranderingen in de grootte van de leeftijdsgroepen 0 tot 14 jaar en 15 tot 64 jaar en de huishoudensgroep samenwonenden met kinderen. Een relatief grote

Afbeelding 5.2 Verandering van de bevolkingsomvang tussen 2010 en 2040 (Primos, 2009)

Afbeelding 5.3 Veranderingen in de leeftijdsgroep 0 tot 65 jaar en de huishoudenscategorie samenwonenden met kinderen (Primos, 2009)

Bevolkingskrimp na 2030 en bevolkingsgroei tussen 2010 en 2040

Bevolkingskrimp vóór 2020 en

bevolkingsafname tussen 2010 en 2040

Maximaal 20% afname van het aantal 0- tot 14- en 15- tot 64-jarigen tussen 2010 en 2040 en maximaal 10% af- name van het aantal samenwonenden met kinderen.

Minimaal 20% afname van het aantal 0- tot 14- en 15- tot 64-jarigen tussen 2010 en 2040 en minimaal 10% af- name van het aantal samenwonenden met kinderen..

Afbeelding 5.4 Veranderingen in de leeftijdsgroep 65 jaar en ouder en de huishoudenscategorie alleenstaanden (Primos, 2009)

Afbeelding 5.5 Verandering van de huishoudenssomvang tussen 2010 en 2040 (Primos, 2009)

Maximaal 40% toename van het aan- tal alleenstaande, maximaal 75% toe- name van het aantal 65-plussers en maximaal 150% toename van het aan- tal 75-plussers.

Minimaal 40% toename van het aan- tal alleenstaande, minimaal 75% toe- name van het aantal 65-plussers en minimaal 150% toename van het aan- tal 75-plussers.

Huishoudenskrimp na 2040 en huishoudensgroei van meer dan 15% tussen 2010 en 2040

Huishoudenskrimp vóór 2040 en huishoudensgroei van maximaal 15% tussen 2010 en 2040

hoven. Eveneens opvallend is dat de vergrijzing in Eersel daarentegen klein zal zijn. Heeze-Leende – dat hiervoor landelijke kenmerken ver- toonde – laat nu haar stedelijke kant zien en verwacht een beperkte vergrijzing. Ook de overige stedelijke gemeenten laten geen grote toe- name van ouderen en alleenstaanden zien.

5.4 Huishoudensgroei

Ten slotte is ook de huishoudensgroei geanalyseerd. Als gevolg van individualisering en de genoemde ontgroening en vergrijzing is er te- genwoordig sprake van huishoudensverdunning. Dit zorgt ervoor dat huishoudenskrimp pas later begint dan bevolkingskrimp en de gevol- gen ervan kleiner zijn. Zo zal de helft van de gemeenten in Zuidoost- Brabant pas na 2040 met huishoudenskrimp te maken krijgen. Bron- nen voor de huishoudensprognose zijn afkomstig van Primos (2009) en CBS (2009). Opnieuw zijn de prognoses onder elkaar gezet – te zien in bijlage XVIII – maar zij laten dit keer weinig verschillen zien. Daarom is gekozen om wederom de prognose van Primos te gebruiken.

Afbeelding 5.5 laat zien welke gemeenten al vóór 2040 te maken zul- len hebben met huishoudenskrimp en een beperkte huishoudensgroei te wachten staat; en welke gemeenten pas na 2040 in huishoudens- omvang zullen krimpen en nog een sterke toename van het aantal huishoudens zullen meemaken. De theorie dat stedelijke gemeenten weinig veranderingen zullen ondergaan en vooral landelijke gemeen- ten zullen krimpen, komt niet overeen met het beeld dat hier ontstaat. Beide steden – Eindhoven en Helmond – behoren tot de groep die een relatief sterke huishoudenskrimp te wachten staat. Wederom kan dit te maken hebben met beperkte uitbreidingsmogelijkheden in de stad. Daarnaast horen enkele landelijke gemeenten tot deze groep – name- lijk Reusel-De Mierden, Bladel, Eersel, Bergeijk en Cranendonck – en ook Valkenswaard en Heeze-Leende.

afname van deze groepen duidt op sterke ontgroening; een kleine af- name op beperkte gevolgen.

Opnieuw behoren beide steden – Eindhoven en Helmond – en ook de stedelijke gemeenten Best, Son en Breugel, Veldhoven en Nuenen c.a. tot de gemeenten met de minste veranderingen in de toekomst. Dit maal is ook de stedelijke gemeente Geldrop-Mierlo onderdeel van deze groep. Asten is wederom een uitzondering: een relatief landelijke gemeente waar de ontgroening beperkt zal zijn. De landelijke gemeen- ten Bladel, Bergeijk, Cranendonck, Someren en Gemert-Bakel behoren tot de gemeenten die met een sterke ontgroening te maken gaan krij- gen. Hetzelfde geldt voor de gemeente Heeze-Leende, gepositioneerd op de grens van stadsgewest Eindhoven.

De conclusie kan opnieuw worden getrokken dat de werkelijkheid niet exact overeenkomt met de voorspelling dat demografische krimp in stedelijke gemeenten beperkt is en in landelijke gemeenten het grootst zal zijn. Maar de uitzonderingen zijn beperkt. Enkel de gemeente Asten en in mindere mate Heeze-Leende laten onverwachte voorspellingen zien.

5.3 Senioren

Vervolgens is gekeken naar de vergrijzing in de regio. Afbeelding 5.4 laat zien welke gemeenten een sterke toename van alleenstaanden, 65-plussers en 75-plussers laten zien en waar de toename relatief klein is. Door naar de eerste groep te kijken, valt op dat ook hier de uit- zonderingen op de regel beperkt zijn en in het algemeen de landelijke gemeenten de sterkste krimp zullen meemaken. De landelijke gemeen- ten Oirschot, Reusel-De Mierden, Bladel, Bergeijk, Cranendonck, So- meren, Asten, Deurne en Gemert-Bakel staat een sterke vergrijzing te wachten. Opvallend is dat hetzelfde geldt voor de gemeenten Best en Nuenen c.a; onderdeel van de binnenperiferie van stadsgewest Eind-

Afbeelding 5.6 Conclusie ten aanzien van de demografische veranderingen

Zwakke demografische krimp in min- stens drie van de vier voorgaande af- beeldingen

Sterke demografische krimp in min- stens drie van de vier voorgaande af- beeldingen

vult. De gemeenten die volgens afbeelding 5.6 te maken hebben met beperkte demografische krimp dan wel sterke demografische krimp, kunnen ook wel worden gecategoriseerd als respectievelijk de vijf meest stedelijke gemeenten en de vijf meest landelijke gemeenten. De conclusie die hierdoor ontstaat is te zien in afbeelding 5.7; ingetekend in de abstracte basiskaart uit afbeelding 4.1.

Tot slot moet worden teruggegrepen naar paragraaf 5.1. Hier werd verteld dat de prognose van Primos (2009) kon worden gehanteerd op voorwaarde dat rekening werd gehouden met de afwijking ten aanzien van de gemeente Waalre. Volgens Primos zou deze gemeente immers te maken krijgen met sterkere bevolkingskrimp dan de voorspellingen van de andere bronnen uitwijzen. In geen van de voorgaande afbeel- dingen behoort Waalre tot de groep met sterke dan wel zwakke demo- grafische krimp. In combinatie met het gegeven dat de voorspelling van Primos enigszins pessimistisch kan zijn, moet worden opgemerkt dat Waalre mogelijk behoort tot de gemeenten met relatief weinig de- mografische krimp in de toekomst.

Het aantal huishoudens zal het sterkst toenemen in de gemeenten die behoren tot de binnenperiferie van stadsgewest Eindhoven en geheel stadsgewest Helmond. Met name in Best, Veldhoven, Nuenen c.a. en Geldrop-Mierlo, maar ook in Waalre, Son en Breugel, Laarbeek, Ge- mert-Bakel, Deurne, Asten en Someren wordt een sterke huishoudens- groei verwacht en zal de krimp pas laat plaatsvinden. Tot slot behoort Oirschot tot deze groep; al is zij een relatief landelijke gemeente. Het totaalbeeld dat ontstaat omtrent de huishoudenskrimp is enigszins vreemd, maar lijkt te kunnen worden verklaard door beperkte uitbrei- dingsmogelijkheden in de stad.

5.5 Conclusie

Aan de hand van de voorgaande informatie kunnen een aantal con- clusies worden getrokken. Ten eerste laat afbeelding 5.6 zien welke gemeenten in drie van de vier gevallen te maken heeft met sterke dan wel zwakke demografische krimp. Hiervoor zijn afbeelding 5.2 tot en met 5.5 gecombineerd. Als resultaat komen tien gemeenten naar vo- ren. Eindhoven, Helmond, Best, Son en Breugel en Veldhoven laten in het algemeen weinig veranderingen zien, terwijl Reusel-De Mierden, Bladel, Bergeijk, Cranendonck en Gemert-Bakel sterke demografische krimp te wachten staat. Afbeelding 5.2 tot en met 5.5 verdeelden de regio Zuidoost-Brabant geen van alle in complete overeenstemming met de afbakening van het stadsgewest. Afbeelding 5.6 demonstreert echter duidelijk de genoemde theorie dat stedelijke gemeenten wei- nig krimp hoeven te verwachten en landelijke gemeenten sterk zullen krimpen. Kortom, men kan stellen dat demografische krimp niet op ieder vlak de stad-land verdeling zal laten zien, maar in het algemeen in overeenstemming is met deze voorspelling.

Deze analyse naar demografische veranderingen laat een nieuwe ver- deling van de regio zien, die de afbakening van het stadsgewest aan-

Afbeelding 5.7 Conclusie stad en land in de regio Zuidoost-Brabant

Meest stedelijke gemeenten