• No results found

GEWESTELIJKE WEGENBELASTING

In document VERZAMELING VAN KEUREN EN VERORDENINGEN (pagina 174-200)

Vastgesteld in de Vergadering van 30 October I9I4 en goedgekeurd bij Gouvernements besluit van 17 Februari 1915 No. 36.

AANGIFTEBILJET

V O O R DE VERDEELING DIER BELASTING.

JAAR 19

Aangifte voor de onderneming-District

L Langs welke heerendienstwegen voert de onderneming af ?

II. Over welken afstand geschiedt dit transport langs elk dier wegen per as ?

III. Hoeveel bedroeg het gewicht (in K.G.) van hetgeen over elk der II bedoelde afstanden per as werd afgevoerd in 191 . en op hoeveel wordt dit geschat voor 191 ? I V . (Alleen voor rijstpelmolens en

der-gelijke). Hoeveel bedroeg het gewicht in K. G. van het ter bewerking ontvangen product (padi) in 191 en 191 ?

V . Hoeveel bouws van de door U bedoelde onderneming waren op ultimo 191 . beplant?

ANTWOORDEN.

Aldus zonder voorbehoud naar waarheid beantwoord door mij,

onder-geteekende op den : 19

De Beheerder,

137

-Afgekondigd in de Jaüasche Courant van 21 October 1910 No. 84.

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen ; Stelt vast de volgende verordening :

V E R O R D E N I N G tot vaststelling van het formulier van het kohier der gewestelijke wegenbelasting.

Eenig artikel.

Het kohier der gewestelijke wegenbelasting, gegeven krachtens de verordening van den gewestelijken raad der Preanger-Regentschappen van 24 December 1909, goedge-keurd bij Gouvernements besluit van 29 Januari 1910 No. 28 en afgekondigd in de Javasche Courant van 4 Februari 1910 No. 10, is ingericht overeenkomstig het aan deze verordening gehecht formulier.

De Voorzitter van den Gewestelijken Bandoeng, Raad der Preanger-Regentschappen, 26 Augustus 1910. BOISSEVAIN.

138

-Bestemd voor de belasting-plichtigen, bedoeld bij artikel V der verordening.

G E W E S T P R E A N G E R - R E G E N T S C H A P P E N K o h i e r

van de

Gewestelijke Wegenbelasting.

Vastgesteld tot een bedrag van

en ter invordering gezonden aan den gewestelijken kashouder.

Bandoeng, den

De Voorzitter van den Gewestelijken Raad der Preanger-Regentschappen.

Namen (en c.

q. voornamen) en woon-plaatsen van

belasting-schuldigen.

Namen en aard der onderne-mingen, ten laste waarvan de be-lasting komt en in beheer zijnd bij de

belasting-schuldigen. -o ra

Betalingen.

o f c c

•o-a S « - • S > s -5 S u c

ZJ3 K o

ÖD «i n] «j

-° o

D - D 03

139

-Afgekondigd in de Jaüasche Courant van 10 October 1919 No. 81.

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen ; Stelt vast de volgende verordening :

V E R O R D E N I N G tot vaststelling van het formulier van het dwangschrift tot invordering der gewestelijke wegenbelasting.

Artikel 1.

Het dwangschrift tot invordering der gewestelijke wegen-belasting, geheven krachtens de verordening van den gewestelijken raad der Preanger-Regentschappen van 30 October 1914, goedgekeurd bij gouvernements besluit ddo.

17 Februari 1915, No. 36 en afgekondigd in de Javasche Courant van 23 Februari 1915, No. 16, is ingericht overeen-komstig het volgende formulier:

IN N A A M DES K O N I N G S ! D w a n g s c h r i f t .

De voorzitter van den gewestelijken raad der Preanger-Regentschappen ;

Gelet op het

kohier van de gewestelijke wegenbelasting over het

belas-tingjaar 1 9 der afdeeling vastgesteld bij besluit van den gewestelijken raad der

Preanger-Regent-schappen, ddo 19 No Gelast :

onverwijld aan het gewest Preanger-Regentschappen te betalen :

a. wegens gewestelijke wegenbelasting ĥ

b. wegens kosten voor de uitreiking van het dwang-schrift • "

Totaal ƒ Z e g g e :

Gedaan te Bandoeng, den ' "

De Voorzitter van den Gewestelijken Raad der Preanger-Regentschappen,

140 -Artikel 2.

Bij de inwerkingtreding dezer verordening wordt inge-trokken de verordening tot vaststelling van het formulier van het dwangschrift tot invordering der gewestelijke wegenbelasting ddo. 26 Augustus 1910 (afgekondigd in de Javasche Courant van 21 October 1910, No. 84).

Artikel 3.

Deze verordening treedt in werking op den dag volgen-de op dien harer afkondiging.

De Voorzitter van den Gewestelijken Bandoeng, Raad der Preanger-Regentschappen, 12 September 1919. DE S T U È R S .

141

-Afgekondigd in de Jaüasche Courant van 28 April 1916 No. 34.

E X T R A C T uit het register der besluiten van den gewes-telijken raad der Preanger-Regentschappen.

No. 628/17.

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen;

Overwegende:

1 e. dat, naar aanleiding van de ingekomen mededeelingen, dat de schaduwboomen, langs de wegen geplant, te lijden hebben van het gebruik als steunpunten voor telefoonleidingen en hetgeen daarmede in verband staat, eene regeling te dien aanzien noodzakelijk is geworden ten einde de boomen tegen beschadiging of afsterven te behoeden ;

2e. dat het gebruik van schaduwboomen langs de wegen als steunpunten voor het ophangen van telefoonlei-dingen niet zoodanig kan geschieden, dat daardoor elke schade aan de boomen wordt vermeden, zoodat het wenschelijk is, dat door den betrokken diensttak zoo veel en zoo spoedig mogelijk wordt overgegaan tot het gebruik van eigen zelfstandige steunpunten voor het ophangen der telefoonleidingen;

Gelezen enz. ;

H e e f t b e s l o t e n : Vast te stellen de volgende regeling:

Ie. Indien het gebruik van eigen zelfstandige steunpunten voor telefoon- of telegraafgeleidingen tot onoverko-melijke bezwaren aanleiding geeft, kunnen daarvoor worden gebezigd de langs de wegen geplaatste schaduw-boomen met in achtneming der volgende voorschriften.

Zoowel bij gebruikmaking van dwarsdraden voor het ophangen der isolatoren, als bij rechtstreeksche beves-tiging aan den boom der isolatoren moet die bevesbeves-tiging geschieden door inschroeving in den boom, hetzij

142

-van het voorwerp dat voor het ophangen der dwars-draden gebezigd wordt als van den isolator zelf.

Eventueel noodige vangnetten moeten op dezelfde wijze als dwarsdraden worden bevestigd.

De bevestiging mag op geene andere wijze geschieden.

2e. Bij gebruik van dwarsdraden moeten deze minstens 3.50 M. (drie meter vijftig centimeter) boveif de kruin van den weg reiken, terwijl schaduwboomen met een kleinere diameter dan 0.20 M. (twintig centimeter) niet als steunpunten mogen worden gebezigd.

3e. Bij gebruik van eigen zelfstandige steunpunten mogen deze op geen grooteren afstand dan 0.50 M. (vijftig centimeter) van den wegdijk worden geplaatst.

4e. Bij aldien voor het ophangen der telefoonleidingen snoeien of kappen van een of meer schaduwboomen noodzakelijk mocht zijn, daartoe niet mag worden overgegaan dan na vooraf verkregen vergunning van den betrokken assistent-resident, wiens aanwijzingen moeten worden gevolgd en onder verplichting het kap- of snoeihout ter beschikking van dat bestuurshoofd te stellen.

Extract enz.

Gedaan ter openbare Raadsvergadering van 31 Maart 1916.

Accordeert met voorschreven Register, De Secretaris van den Raad,

M A A S G E E S T E R A N U S .

143

-Afgekondigd in dejavasche Courant van 18 Augustus 1916 No. 63.

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen ; Stelt vast de volgende verordening:

V E R O R D E N I N G tot het heffen van opcenten op de hoofd-som der personeele- en verpondings-belasting, buiten de ressorten waarvoor een locale raad is ingesteld.

Artikel 1.

In het gewest Preanger-Regentschappen, met uitzondering van de ressorten waarvoor een locale raad is ingesteld, worden met ingang van 1 Januari 1917 geheven tien opcenten op de hoofdsom der personeele belasting en die der verponding.

Artikel 2.

De vorderingen tot betaling van de opcenten op de verponding en van de boeten, beloopen ter zake van niet-tijdige voldoening dier opcenten, verjaren tegelijk met de verordering tot betaling van 'de hoofdsom der belasting.

De Voorzitter van den Gewestelijken Bandoeng, Raad der Preanger-Regentschappen, 31 Maart 1916. T . J. J A N S S E N .

Bovenstaande verordening is door den Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, goed-gekeurd bij besluit van 4 Augustus 1916 No. 15.

De Gouvernements Secretaris, V A N V A L K E N B U R G .

144

-Afgekondigd in de Jaüasche Courant van 15 September 1916 No. 74.

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen ; Stelt vast de volgende verordening :

V E R O R D E N I N G *) tot bescherming der volkstheecultuur in het gewest Preanger-Regentschappen.

Artikel 1.

Het is verboden in de afdeelingen Tjiandjoer, Soeka-boemi, Garoet en Tasikmalaja van het gewest Preanger-Regentschappen geplukt kampoengtheeblad, dat niet voldoet aan de eischen bedoeld in artikel 2, buiten de tuinen : a. te brengen ; b. te vervoeren ; c. te bezitten.

Artikel 2.

1. In geplukt kampoengtheeblad mogen niet voorkomen : a. in haar geheel afgerukte theeloten ;

b. loten, welke beneden de zoogenaamde „kepel" geplukt zijn ;

c. vijf of meerblads „pekoe" bladeren ; d. drie of meerblads „boeroeng" bladeren.

2. In het bij de eerste alinea van dit artikel bedoelde blad wordt eene afwijking aan losse bladeren van hoogstens

10% (tien percent) in aantal toegelaten.

3. Het ten behoeve van de politie in te stellen onder-zoek naar de in dit artikel bedoelde hoedanigheid van het kampoengtheeblad kan en mag, met uitsluiting van alle anderen, slechts geschieden door van wege de gewes-telijken raad aan te stellen beëedigde deskundigen.

Artikel 3.

De ambtenaren en/of daartoe bevoegde dienaren der politie, mits vergezeld van bovenbedoelde deskundige(n), zijn bevoegd tusschen zonsopgang en zonsondergang de

*) Zooals die is gewijzigd bij de verordening van 29 December 1916 afgekondigd in de Javasche Courant van 1917 No. 6.

145

-erven, huizen en andere gebouwen of plaatsen, waar ge-plukt kampoengtheeblad, nadat het de tuinen verlaten heeft, bereid, opgeschuurd of verkocht wordt, te betreden, ten einde zich van de hun in deze verordening opgelegde taak te kwijten.

Artikel 4.

Overtreding van artikel 1 wordt gestraft met eene geld-boete van ten hoogste f 100.— (een honderd gulden) en verbeurd-verklaring van het kampoengtheeblad dat het voorwerp der overtreding was, voor zoover dit den ver-oordeelde in eigendom toebehoort.

Artikel 5.

Onder geplukt kampoengtheeblad wordt verstaan : geplukt onbereid theeblad afkomstig van theetuinen van Inlanders en van niet op Europeeschen voet geschoeide ondernemingen.

Artikel 6.

Gewijzigd 29 December 1916.

Zij kan worden aangehaald als „Volkstheecultuur-verordening".

De wd. Voorzitter van den Gewestelijken Raad der Preanger-Regentschappen,

B. C O O P S . Bandoeng,

5 Mei en 28 Juli 1916.

146

-Afgekondigd in de Javasche Courant van 19 Januari 1917 No. 6.

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen ; Stelt vast de volgende verordening:

V E R O R D E N I N G tot uitstel van den datum der in werking treding van de „Volkstheecultuur ver-ordening".

Eenig artikel.

1. Alinea 1 van artikel 6 der „Volkstheecultuur-veror-dening" ddo. 5 Mei en 28 Juli 1916, afgekondigd in de Javasche Courant van 15 September 1916 No. 74 wordt

ingetrokken.

2. De „ Volkstheecultuur-verordening" treedt in werking op een nader bij besluit van den gewestelijken raad der Preanger-Regentschappen te bepalen datum.

3. Het in de vorige alinea bedoeld raadsbesluit zal worden afgekondigd in de Javasche Courant en in de dagbladen

„Preanger-Bode" en „Kaoem Moeda".

4. Deze verordening treedt in werking op den dag harer afkondiging in de Javasche Courant en werkt terug tot 1 Januari 1917.

De fd. Voorzitter van den Gewestelijken Bandoeng, Raad der Preanger-Regentschappen, 29 December 1916. B. C O O P S .

147

-Jlfgekondigd in de Javasche Courant van 15 September 1916 No. 74

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen ; Stelt vast de volgende verordening :

V E R O R D E N I N G op het nummeren van perceelen, met eenigen wettigen titel bezeten en van huizen, bewoond door Europeanen en Vreemde Oosterlingen in het gewest Preanger-Regentschappen, met uitzonde-ring van de daarbinnen gelegen ressor-ten waarvoor een locale raad is ingesteld.

Artikel 1.

1. O p elk aan den openbaren weg gelegen perceel, bezeten in eigendom of met recht van opstal, erfpacht dan wel gebruik, moet het nummer, waaronder het bij het middel der verponding geregistreerd is, door den verpon-dingplichtige op een plaat van duurzaam materiaal worden aangebracht en wel zoodanig dat het van den openbaren weg duidelijk zichtbaar is.

2. O p perceelen, niet aan den openbaren weg gelegen moet het in het eerste lid van dit artikel bedoelde nummer worden aangebracht op de buitenzijde van de in den betrekkelijken meetbrief vermelde merkteekenen.

Artikel 2.

Het in het vorige artikel bedoelde nummer moet be-staan uit gebruikelijke Europeesche cijfers ter grootte van minstens zes centimeters en onmiddellijk voor die cijfers moet de letter V van gelijke grootte geplaatst zijn.

Artikel 3.

1. Elk op de afdeelingshoofdplaatsen Tjiandjoer, Soe-medang, Garoet, Tasikmalaja en voorts te Tjimahi, Tjitjalengka, Patjet (district van dien naam), Tjitjoeroeg (district van dien naam), Tjibadak, Pelaboehan Ratoe, Tjikadjang, Bandjar en Tjiamis aan den openbaren weg gelegen hoofdgebouw en gebouwd op een met een wet-tigen titel bezeten stuk grond, moet op een van dien weg duidelijk zichtbare plaats in de nabijheid van den

hoofd 148 hoofd

-ingang van het gebouw, of bij aldien het niet onmiddellijk aan den weg gelegen is, van den hoofdingang van het bijbehoorende erf, van wege den eigenaar of beheerder van het pand, voorzien zijn van een nummerplaat van duurzaam materiaal van tenminste tien centimeters in het vierkant, waarop in duidelijke leesbare gebruikelijke Euro-peesche cijfers van tenminste zes centimeters lengte het voor dat gebouw door of van wege het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur aan te geven nummer is aangebracht.

2. V a n het in alinea 1 van dit artikel bepaalde zijn vrijgesteld, gebouwen staande op grond bezeten in erfelijk individueel bezit en volgens het oordeel van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur bestemd uitsluitend tot bewo-ning of winkel van Inlanders.

Artikel 4.

De eigenaren of hunne gemachtigden van de in artikel 3 bedoelde gebouwen zijn verplicht zorg te dragen dat het nummer op de plaats steeds duidelijk leesbaar is.

Artikel 5.

1. Overtreding van deze verordening wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) of naar gelang van den landaard van den overtreder met gevangenisstraf van ten hoogste vier dagen dan wel met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon gedurende hoogstens twaalf dagen.

2. De overtreders zijn gehouden binnen den tijd van veertien dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, hun verzuim te herstellen, bij gebreke waarvan het Hoofd van plaatselijk bestuur bevoegd zal zijn zulks op kosten van den nalatige te doen verrichten.

Artikel 6.

Deze verordening treedt in werking zes maanden na den dag harer afkondiging in de Javasche Courant.

De wd. Voorzitter van den Gewestelijken Bandoeng, Raad der Preanger-Regentschappen, 28 Juli 1916. B. C O O P S .

_ 149

-Goedgekeurd bij G.B. dd. 6 December 1917 No. 42 en afgekondigd in de Jaoasche Courant oan 11 December 1917 No. 99, herplaatst wegens misstelling in de Jaüasche Courant van 4 Januari 1918 No. 2.

De Gewestelijke Raad der Preanger-Regentschappen ; Stelt vast de volgende Verordening :

V E R O R D E N I N G *) tot heffing en invordering eener be-lasting onder den naam van „Mo-torrijtuigen-belasting" in het Gewest Preanger-Regentschappen.

Artikel 1.

1. In het Gewest Preanger-Regentschappen wordt eene belasting geheven onder den naam van „Motorrijtuigen-belasting".

2. Zij wordt geheven wegens het houden van alle mo-torrijtuigen binnen het Gewest.

3. Onder motorrijtuigen worden verstaan alle rij- of voertuigen, bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig, anders dan langs spoorstaven te worden voort-bewogen.

Artikel 2.

1. . Geene belasting wordt geheven wegens het houden van:

a. Motorrijtuigen door publiekrechtelijke lichamen uit-sluitend gebezigd ten behoeve van den pubheken dienst en die door publiekrechtelijke lichamen of particuliere instellingen uitsluitend gebruikt ten behoe-ve van den behoe-verplegingsdienst, mits die motorrijtuigen tot dat doel zijn ingericht ;

b. Straat- of wegwalsen, welke niet als motorrijtuigen worden beschouwd ;

*) Zooals die luidt na de wijziging bij de verordening dd. 5 Juli 1918 goedgekeurd bij G. B. dd. 22 Augustus 1918 No. 56 afgekondigd m de Javasche Courant van 27 Augustus 1918 No. 69.

150

-c. Motorrijtuigen welke deel uitmaken van den handels-voorraad van den fabrikant of handelaar in die voor-werpen uitsluitend voor den verkoop bestemd.

d. Motorrijtuigen waarvan ten genoegen van den Gewes-telijken Raad wordt aangetoond dat zij niet op de Gewestelijke wegen worden gebruikt.

2. V a n de belasting zijn vrijgesteld :

a. de Consuls-Ceneraal, Consuls, Vice-Consuls en Con-sulaire Agenten van vreemde staten, geen Nederlan-ders zijnde, noch eenig beroep of bedrijf uitoefenende en tijdens hunne toelating niet in Nederland of een zijner koloniën gevestigd, voor zooverre de Consuls-Generaal, Consuls en Vice-Consuls der Nederlanden

in die staten gelijke vrijstelling genieten ;

b. Consulaire beambten van vreemde staten, die geen Nederlanders zijn en geen beroep of bedrijf uitoefenen, voor zoover de Consulaire beambten der Nederlanden in die staten gelijke vrijstelling genieten.

3. (Ingetrokken bij de verordening van 5 Juli 1918).

4. Indien een der in het derde lid van dit artikel bedoelde ambtenaren houder is van meer dan één motorrijtuig, wordt de vrijstelling genoten voor het motorrijtuig waarvoor ingevolge het bepaalde bij artikel 3 de minste belasting verschuldigd is.

Artikel 3.

(Gewijzigd bij de verordening van 5 Juli 1918).

De belasting bedraagt jaarlijks:

A. Voor het houden van motorrijtuigen uitsluitend ingericht tot personenvervoer :

I. op twee of drie wielen met e'en gewicht tot 300 K.G. ƒ 1 2 . - (twaalf gulden);

II. op twee op drie wielen met een gewicht van 300 K.G.

tot 360 K.G. ƒ 18. - (achttien gulden) ;

III. op twee drie of vier wielen met een gewicht van : a.360 K.G. tot 750 K.G. ƒ 2 4 . - (vier en twintig

g u l d e n ) ;

151

-i. 750 K.G. tot 1250 K.G. ƒ 3 0 . - (dertig gulden);

c. 1250 K.G. en h o o g e r / 4 8 . - (acht en veertig gulden).

B. voor het houden van motorrijtuigen op vier of meer wielen en ingericht tot vervoer van goederen met een gewicht :

I. tot 1600 K.G. ƒ 6 0 . - (zestig g u l d e n ) ;

- II. van 1600 K.G. tot 2300 K.G. ƒ 90. - (negentig gulden);

III. van 2300 K.G. of meer ƒ 1 2 0 , - (één honderd twintig gulden).

Onder gewicht, in dit artikel bedoeld, wordt verstaan : Voor motorrijtuigen, uitsluitend ingericht tot personen-vervoer, het gewicht van den voor gebruik uitgerusten wagen, doch zonder inzittende personen ;

Voor motorrijtuigen op vier of meer wielen en ingericht tot vervoer van goederen (vrachtauto's), het gewicht van den voor gebruik uitgerusten wagen, doch zonder last.

Artikel 4.

1. De belasting moet worden betaald door eiken houder van een of meer motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1 alinea 2, die zijn werkelijk verblijf heeft binnen het Gewest.

2. Het hoofd van het gezin wordt ten aanzien van de toepassing dezer verordening steeds geacht de motorrij-tuigen van de leden van zijn gezin te houden.

3. Als leden van één gezin worden beschouwd bloed-en aanverwantbloed-en in de rechte linie bloed-en in dbloed-en tweedbloed-en graad der zijlinie, verblijf houdende op één erf, ten ware mocht blijken dat die personen inderdaad tot verschil-lende op zich zelf wonende gezinnen behooren.

4. Indien een motorrijtuig wordt gehouden door meer dan één persoon wordt door den raad beslist te wiens name de aanslag ten kohiere zal worden gebracht.

152 -Artikel 5.

1. Het belastingjaar vangt aan op 1 Januari en eindigt 31 December.

2. Zij, die op 1 Januari belastingplichtig zijn, worden aangeslagen voor het geheele jaar.

3. Zij, die tusschentijds belastingplichtig worden, worden aangeslagen voor zooveel twaalfde gedeelten als nog volle maanden van het jaar resteeren.

4. Zij, die tusschentijds ophouden belastingplichtig te zijn, kunnen op schriftelijk verzoek vermindering van belasting verkrijgen voor zooveel twaalfde gedeelten als nog volle maanden van het jaar resteeren.

5. Zij, die tusschentijds zoodanige verandering brengen in de soort of het aantal hunner motorrijtuigen dat daarvan vermeerdering van belasting het gevolg zou zijn, worden voor die vermeerdering aangeslagen op de wijze als in alinea 3 van dit artikel bepaald.

6. Zij, die tusschentijds zoodanige verandering brengen in de soort of het aantal hunner motorrijtuigen dat daarvan vermindering van belasting het gevolg zou zijn, kunnen op schriftelijk verzoek vermindering van belasting verkrijgen en wel voor zooveel twaalfde gedeelten van het verschil tusschen den vroegeren en den verminder-den aanslag als nog volle maanverminder-den van het jaar resteeren.

7. In de gevallen sub alinea 4 en 6 van dit artikel bedoeld wordt de vermindering verleend door 's Raads Voorzitter.

Artikel 6.

1. De aangifte voor de belasting geschiedt schriftelijk op de aan de in artikel 4 bedoelde personen te verstrekken biljetten en wel door beantwoording duidelijk, stellig, zonder voorbehoud en naar waarheid der op dat biljet gestelde vragen en onderteekening dier antwoorden.

2. Tot het doen der aangifte zijn verplicht de in artikel 4 bedoelde personen.

153

-3. De ingevulde en onderteekende aangiftebiljetten moeten binnen één maand na de uitreiking worden ingediend aan den Assistent-Resident der Afdeeling, waarin de aangever zijn werkelijk verblijf houdt.

4. Desverlangd wordt bij de indiening van het aangif-tebiljet een ontvangstbewijs afgegeven.

* 5. Bij niet tijdige indiening van het ingevulde en onderteekende aangiftebiljet of bij verzuim van aangifte wordt de belastingschuldige aangeslagen tot zoodanig bedrag als de Gewestelijke Raad billijk acht, verhoogd met 50 pCt. (vijftig percent) van den aanslag wegens de niet tijdige indiening of het verzuim.

6. Indien blijkt dat de belasting volgens den werkelijken toestand meer bedraagt dan volgens de gedane aangifte wordt het bedrag der belasting verhoogd met 50 pet.

(vijftig percent) van het verschil.

7. Zij, die na 1 Januari of voor een hooger bedrag belastingplichtig worden, zijn verplicht binnen een maand na het tijdstip, waarop de belastingplichtigheid of de verhooging daarvan is ontstaan, aangifte te doen.

8. Mede zijn tot aangifte verplicht zij voor wie de exceptie bedoeld in artikel 2 sub 1 d ophoudt te bestaan en wel binnen een maand na het tijdstip waarop zij met hun motorrijtuigen gewestelijke wegen bereden. Bij verzuim van aangifte of niet tijdige indiening van het ingevulde en onderteekende aangiftebiljet wordt de belas-tingschuldige aangeslagen tot zoodanig bedrag als de Gewestelijke Raad billijk acht, verhoogd met 50 pet.

(vijftig percent) van den aanslag wegens het verzuim of de niet tijdige indiening.

(vijftig percent) van den aanslag wegens het verzuim of de niet tijdige indiening.

In document VERZAMELING VAN KEUREN EN VERORDENINGEN (pagina 174-200)