• No results found

2 Hoe kwetsbaar zijn Nederlandse steden voor klimaatverandering?

2.2 Hittestress

2.2.1 Gevoeligheid

Boven een zekere grens leiden hoge temperaturen tot hittestress. Deze hittestress kan leiden tot een verminderd thermisch comfort, slaapverstoring, gedragsverandering (grotere agressie) en verminderde arbeidsproductiviteit. Hittestress kan echter ook tot serieuze hitte gerelateerde ziekten leiden zoals: huiduitslag, krampen, oververmoeidheid, beroertes, nierfalen en ademhalingsproblemen. Soms kan hittestress zelfs sterfte tot gevolg hebben (Howe en Boden, 2007).

Tijdens hittegolven nemen zowel het bezoek aan ziekenhuizen (voor noodgevallen) en sterfte beduidend toe (Kovats en Hajat, 2008). In Nederland stijgt tijdens hittegolven de sterfte met 12% (ongeveer 40 doden per dag extra) (Huynen et al., 2001). Binnen CPC is een database gemaakt van klimaatgegevens (KNMI) en sterftegegevens (CBS). Hiermee is in kaart gebracht hoe groot de oversterfte is in hitte en koude. Figuur 2.3 geeft aan dat in de hitte de oversterfte 8 mensen extra bedraagt voor elke graad warmer dan 20°C. Dat is meer dan eerder gedacht. Verder blijkt dat de combinatie van temperatuur en vochtigheid, waarvoor gecombineerde indices bestaan zoals de hitte index en de humidex, een iets betere voorspeller is voor mortaliteit dan temperatuur alleen.

38 Figuur 2.3 Oversterfte per dag per °C voor hitte en koude gerelateerd aan het aantal dagen na de warme of koude dag.

De meest gevoelige mensen voor hitte-gerelateerde ziekten en sterfte zijn ouderen boven de 75 en chronisch zieken, met name als zij hart-, ademhaling- en nieraandoeningen hebben (Kovats en Hajat 2008; Hajat et al., 2010). Uit een inventariserend CPC onderzoek in Tilburg tijdens een hittegolf in 2010 is gebleken dat bij ouderen veel klachten optraden en de hittebelasting aanzienlijk was. In rust werden lichaamstemperaturen van boven de 38 graden Celsius gemeten (Daanen et al., 2011) (Figuur 2.4).

Figuur 2.4 Typisch temperatuurverloop in huiskamer, slaapkamer, op de huid en in het lichaam van een oudere vrouw tijdens de hittegolf van 2010 (Daanen et al., 2011).

Behalve de hier bovengenoemde factoren, vertonen ouderen vaak een suboptimaal gedrag tijdens hittegolven. Ouderen zijn vaak bang voor tocht, en dat betekent dat ze de ramen dicht houden in de ochtend, terwijl dat een goed moment zou zijn om te ventileren. Ook zullen ze niet snel een

airconditioning aanzetten waardoor de temperatuur in huis onnodig hoog oploopt. Door hun verminderde waarneming van temperatuur neigen ze ernaar teveel kleding te dragen. Gebaseerd op het onderzoek met ouderen in Tilburg, zijn de belangrijkste gedragsfactoren die hittegevoeligheid vergroten:

 Onvoldoende drinken

 Verhinderen ventilatie door het dichthouden van ramen  Dragen van ongeschikte kleding

 Te veel bewegen

39 Binnen CPC is ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van acclimatisatie van ouderen, hetgeen neerkomt op het vergroten van het aanpassingsvermogen van de mensen zelf. Aangezien

meteorologische diensten als het KNMI een hittegolf een aantal dagen van te voren kunnen zien aankomen, zou deze periode gebruikt kunnen worden om ouderen fysiek voor te bereiden op de naderende hitteperiode. Gezonde jonge mensen kunnen zich goed aanpassen aan hitte (Strydom et al., 1966). Er zijn onderzoeken geweest waarin de zweetproductie zich in zeven dagen verdubbelde,

waardoor het koelvermogen van deze personen toenam. Bij ouderen was het vermogen tot acclimatisatie nog nooit onderzocht.

Aan het CPC-experiment namen acht vrouwen van boven de 75 jaar deel en acht vrouwen in de leeftijdscategorie 20-30 jaar. Onder gecontroleerde omstandigheden hebben ze een aantal dagen lang lichte oefeningen gedaan onder hoge temperaturen, om te kijken of er aanpassingen aan de hitte optraden. De oudere vrouwen hadden een beduidend lagere zweetproductie dan de jongere vrouwen, maar bij geen van beide groepen konden tekenen van acclimatisatie gemeten worden. Mogelijk is een periode van drie dagen tekort voor acclimatisatie (Daanen en Herweijer, 2015).

Bovenstaande inzichten zijn inmiddels ingebracht in het nationale hitteplan (Ministerie VWS, 2007), dat ouderen, familie van ouderen, verzorgenden en zorginstellingen richtlijnen biedt voor hittegolven. Behalve richtlijnen afgeleid van bovengenoemde kwetsbaarheidsfactoren (zoals voldoende drinken, ventileren, of het nemen van een bad of douche om af te koelen) en zorgen dat informatie hierover beschikbaar is, is een belangrijke richtlijn dat hulp aangeboden wordt. Veel bejaarden zijn niet in staat om de genoemde acties zelfstandig uit te voeren.

Hitte leidt ook tot verminderde arbeidsproductiviteit. Bij omgevingstemperaturen hoger dan 25 °C daalt de productiviteit met 2% per graad temperatuurstijging (Seppanen et al, 2004). De stijging van de buitentemperatuur zal niet voor elke sector gelijke consequenties hebben. Mensen die in de buitenlucht werken, zoals in de agrarische sector, zullen het meest direct de temperatuureffecten ervaren. Mensen die in gebouwen werken, beschikken soms over actieve koeling (airconditioning) en kunnen daarmee temperatuur en luchtvochtigheid reguleren. De verhoogde morbiditeit (ziekte) en mortaliteit (sterfte) en afnemende arbeidsproductiviteit tijdens een periode met extreme hitte hebben economische

consequenties.

Voor Nederland is in het kader van CPC een model ontwikkeld waarmee hiervan schattingen gemaakt zijn (Daanen, et al. 2013). Op basis van het W+ KNMI’06-scenario (van den Hurk et al., 2006) werd een economische kostenpost geschat van ongeveer 100 miljoen Euro per jaar rond 2050 door

klimaatverandering. De belangrijkste factor in de kosten is de verminderde arbeidsproductiviteit als gevolg van hitte. Deze wordt voor een deel gecompenseerd door lagere kosten van verminderde sterfte en ziekenhuisbezoek door minder koude in de winterperiode. Aangezien in Nederland meer mensen sterven van de kou dan van de hitte, leidt ieder van de KNMI’06 scenario’s tot een vermindering van het aantal sterfgevallen per jaar. Voor de “warmere” scenario’s neemt echter (zonder adaptatie) het aantal hittesterfgevallen toe met hogere gemiddelde temperaturen. Dezelfde relatie geldt voor het

temperatuurgerelateerde ziekenhuisbezoek: netto over het jaar neemt dit af, maar in de zomerperiode neemt dit toe (Stone et al., 2013).

Omdat steden zowel ouderen als jongeren, zieke en gezonde mensen huisvesten, is hittegevoeligheid erg lokaal bepaald.

40