• No results found

Eerder in deze scriptie werd al belicht dat cliënten de korting op hun zorg niet ervaren als een stap naar een nieuwe samenleving waarbij burgers meer voor elkaar zorgen en minder afhankelijk zijn van de gemeente, maar juist als een simpele bezuinigingsmaatregel. Daarin is al terug te vinden wat het gros van mijn respondenten vindt van het veranderende burgerschapsregime; ze zien het niet zozeer als een poging om een communitaristisch ideaal te realiseren, maar eerder als een smoes voor een bezuiniging. Om deze reden waren de voornaamste gevoelens van cliënten negatieve gevoelens: boosheid, neerslachtigheid en het gevoel er niet toe te doen of gekleineerd te worden.

Positieve gevoelens waren vooral het gevoel geluk te hebben dat de situatie nog te overzien is; dat

ze niet totaal gekort zijn, of tevreden te zijn met het feit dat ze hun situatie overzichtelijk hebben kunnen houden door extra hulp in te kopen. Cliënten vergeleken zich hierbij vaak met anderen in een slechtere positie waarbij ze, zoals eerder ook naar voren komt, vinden dat ze zelf vooral geluk hebben gehad:

Dat is het punt, nogmaals: ik ben een bevoorrecht mens. Mij gebeurt dit allemaal niet. –R2 Wij hadden enorm veel geluk met degene die de indicatie stelde. Die de situatie snapte, ook van haar uit. –R7

Boosheid

Een kleine groep van mijn respondenten uitte zich daadwerkelijk boos over de nieuwe situatie waar ze in zaten. Ze vonden wat ze aangedaan werd onrechtvaardig en mensonterend. Ze stelden dat ze altijd hard hebben gewerkt en daarom nu een recht hadden op adequate zorg, of ze stelden dat het

40 niet past bij een welvarend land om niet te zorgen voor een stevig minimum aan publieke zorg. Boosheid uitte zich met name wanneer cliënten in direct contact stonden met werknemers van de gemeente of van een zorginstelling. Zij voelden zich in zulke gesprekken aangevallen of te grazen genomen.

Dan word ik... dan voel ik me een beetje aangevallen. […] Dan ben ik wel boos, en dat zeg ik ook wel. En dan vinden ze me vervelend. –R12

Dat je vreselijk boos wordt natuurlijk. Het is niet te realiseren. Dat een ander over jouw portemonnee gaat... Dat ken toch niet? –R6

Boosheid was echter bij lange na niet de enige emotie die aanwezig was; andere gevoelens spelen ook een belangrijke rol. Gevoelens die niet alleen naar de voorgrond kwamen tijdens een indicatie gesprek of ander soort contact met de gemeente of zorginstellingen. Respondenten voelden zich in de steek gelaten door het nieuwe beleid, waarbij zij stelden dat ze in de kou werden gezet en zich neerslachtig voelden. Ze voelden zich onrechtvaardig behandeld. Ze waren dus (nog) niet in lijn met de verwachtingen van het actieve burgerschapsregime; ze waren niet trots of blij met het feit dat ze niet afhankelijk waren van de gemeente of zelfstandig van de gemeente hun zorg mochten regelen. In tegenstelling, ze waren juist teleurgesteld of –hardop- boos vanwege hun nieuwe situatie.

Als je dan je leven lang je rot hebt gewerkt en ze schrijven je zo af, dan gaan echt je haren overeind staan. –R1

Maar er zit ook weer een rest bij die je bij moet betalen. […] Dan voel je je toch wel in de kou gezet. –R4

In het verlengde hiervan waren er veel cliënten die concludeerden dat ze er niet toe deden voor de gemeente. Dat hun welzijn niet van belang is en dat ze op zichzelf aangewezen waren. In zekere zin voelden ze zich dus als gemarginaliseerden, niet als burgers met een potentieel. Ze voelden zich in de steek gelaten door de gemeente, niet geactiveerd of in hun kracht gesteld.

Want waar moeten wij heen? Het was de bedoeling dat je in je eigen huis kon blijven, maar nu doen ze de zorg weg. Nou ja, het is terugschroeven, maar dan val je verlegen en wie weet verdwijnt dat ook wel. Wij doen er niet zo toe […] Ik geloof dat als je hier zit en je zou

helemaal verpauperen, dan zoek je het maar uit. […] We hebben niets meer te verwachten, we hebben geen eisen te stellen, niets… –R4

41

Je merkt toch dat je steeds meer buiten de maatschappij komt te vallen, niet met opzet word je buitengesloten. Maar het is wel zo dat er door een gebrek aan voorzieningen wel iets gebeurt. Dan word je steeds meer gehandicapt. –R9

Vervolgens stelden respondenten dat ze het gevoel kregen dat er geen manier was waarop ze goed konden voldoen aan alles waarvan ze het idee hadden dat ze er aan moesten voldoen. De

verwachtingen waren te veel of waren dubbelzinnig. In combinatie met het gevoel dat ze er niet meer toe doen leidde dit tot een groot gevoel van onbegrip. Cliënten moesten zelf actief

participeren, verantwoordelijk zijn, zelf hun zorg regelen met hun sociale netwerk terwijl dit vaak niet volledig mogelijk was.

Ik heb mijn hele leven geparticipeerd, ik neem nog steeds deel aan de samenleving. Wij zijn actief op velerlei gebied in [gemeente], waar ik nog veel voor doe met mijn beperkte kracht en beperkte middelen. Ik participeer echt wel. Dus dan denk ik: jongens je weet niet waar je over praat. –R9

Machteloosheid

Andere respondenten interpreteerden dit onbegrip anders. Ze stelden dat het niet onwetendheid betrof, maar een algemene ongeïnteresseerdheid in hun welzijn of persoon, wat een beetje in het verlengde ligt van de gevoelens van er niet langer toe doen. Ze krijgen het gevoel geen zeggenschap meer te hebben over hun eigen situatie, dat zij hier niets aan kunnen doen omdat ze gebonden zijn aan de grillen van een ander: de gemeente met haar indicatie of het sociale netwerk dat hulp zou kunnen bieden.

Ze verwachten niets meer, en ik niets meer van hun. We hebben al te veel ervaringen gehad. We kunnen het toch niet goed doen, ze kijken toch wel op ons neer. –R4

Alles overkomt je gewoon en je moet het er maar mee doen, maar vriend tot hoe ver? En ik dan klootzak? Ik zit nog steeds met die kutversleten heup in de kutstoel […] Maar het lijkt wel gewoon alsof ik geen rechten heb. Alles wordt maar gewoon bepaald –R14

Om deze reden spraken meerdere respondenten dan ook over het gevoel een bedelaar te zijn of over hun eergevoel, als we het hadden over de noodzaak om hulp te moeten vragen aan anderen die hier niet voor betaald worden.

Weet je hoe de moed je in de schoenen zakt, hoe klein je dan wordt, om te gaan bedelen of je alsjeblieft een pak melk wil meenemen. –R6

42

Mijn sociale netwerk is al zo goed als overbelast door mij. Denk je dat ik het leuk vind om elke keer te vragen aan mensen: “Goh wil je komen helpen?” Ik ben al fucking afhankelijk tot en met. Dan moet ik ook nog eens mensen gaan lastigvallen? Ik voel me al een fucking bedelaar overal; bij de gemeente, vrienden, kennissen. Ik vind dat niet menswaardig gewoon. Het ergste is, als ik het vraag en ik krijg ‘nee’ te horen? En dan? Wat moet ik dan? Oké je wilt niet helpen, is je goed recht natuurlijk, kan allemaal. Maar ik kan daar toch niet op bouwen? Daar kan je toch niet op rekenen? Waarom doet die wet dat dan wel? Dat gebeurt toch wel! Ik eet 3 - 4 keer in de week bij mijn moeder. Anders had ik het al lang niet getrokken. Snap je? Mijn moeder heeft ook gewoon een fulltime baan. Moet ik haar dan ook vragen nog? Ze heeft al genoeg luiers verschoond. Genoeg monden gevoed. […]Ik heb ook mijn eer. Maar over eer en waardigheid wordt niet gesproken. –R14

Uiteindelijk gaf de korting op de huishoudelijk hulp de cliënten die ik sprak vooral een gevoel van machteloosheid. Ze hadden het gevoel niet mee te tellen, hadden geen zeggenschap over hun eigen situatie, voelden zich miskend en onbegrepen. Zo konden de emoties soms hoog oplopen en

meerdere respondenten gaven aan er soms door heen te zitten en niet meer te weten wat ze moesten doen om voor hun gevoel de boel bij elkaar te houden.

Ik voelde me machteloos, en ik heb daar maar zitten huilen. En die man zegt dan: “Jeemig wat moet het nou met u?” En ik zeg dan: Zegt u het maar, want ik weet het niet meer. Ik zie het niet meer zitten. –R12