• No results found

Inhoudsopgave Defi nitie Eigenschappen Observatie Soorten Processen

Rechtsobject §1.1 §1.2 §1.3 §1.4 §1.5

Totaalrecht §2.1 §2.2 §2.3 §2.4 §2.5

Rechtsaandeel §3.1 §3.2 §3.3 §3.4 §3.5

Rechtshouderschap §4.1 §4.2 §4.3 §4.4 §4.5

1 Rechtsobject

Het vermogensrecht bestaat uit een samenstel van de op enig moment geldende regels omtrent de vrijheden van personen om te handelen met objecten (zie Hoofd-deel – §1.1). Aldus opgevat concentreert het vermogensrecht zich kort gezegd op de vraag wie, wanneer, waarom en waarop bepaalde rechten heeft of kan krijgen. Het is daarmee een behoorlijk omvangrijk rechtsgebied. Het behandelt uiteenlopende kwesties, waaronder de definiëring van objecten, de vaststelling van de omvang van ‘eigendom’ en de wijze waarop die kan worden verkregen en verloren. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het onderwerp waarop rechten uiteindelijk betrekking hebben: de zogenaamde ‘rechtsobjecten’. Hierbij zij opgemerkt dat er in de alternatieve structuur van het vermogensrecht vanuit wordt gegaan dat alle rechten uiteindelijk betrekking hebben op een object.

1.1 Definitie van rechtsobject

De definitie van het eerste elementaire rechtsbegrip van de alternatieve structuur van het vermogensrecht luistert nauw. Het vormt immers de eerste bouwsteen van deze structuur. Bij het formuleren van de definitie heb ik me laten leiden door het toetsingskader voor vermogensrechtelijke structuren zoals uiteengezet in Hoofd-deel – §1.3.3. De definitie dient kortom duidelijk, eenvoudig, duurzaam en prak-tisch toepasbaar te zijn. Met inachtneming van deze criteria kom ik tot de volgende definitie.

Een rechtsobject is een concrete, werkelijk bestaande of fictieve, substantie, niet zijnde een handeling, die gedurende een voldoende lange periode een zodanige mate van onafhankelijkheid ten opzichte andere substanties vertoont dat deze naar de vigerende verkeersopvattingen als één geheel wordt beschouwd.

Deze definitie is bewust bijzonder ruim. Ieder ‘iets’ dat naar verkeersopvattingen als één ding, als één zelfstandig en onafhankelijk geheel moet worden gezien, kwalificeert volgens deze definitie als een ‘rechtsobject’. In de structuur van het vermogensrecht – de elementaire opbouw van het vermogensrecht in algemene begrippen, processen en relaties –, die beoogt orde aan te brengen in de vrijheden

van personen om handelingen met objecten te verrichten, dienen naar mijn idee dan ook alle objecten te worden betrokken. Er is mijns inziens geen goede reden om a priori bepaalde objecten buiten beschouwing te laten. Indien de maatschappij een object erkent, dient het recht te volgen.

De reden om ‘handelingen’ uit te sluiten van de definitie van rechtsobjecten heeft te maken met het feit dat het begrip handeling thuis hoort in Hoofdstuk 2, waarin het totaal aan rechten wordt besproken dat iemand op een rechtsobject kan hebben. In dat hoofdstuk zal uitvoerig aandacht worden besteed aan de vrijheid om handelingen te verrichten met rechtsobjecten. In onderhavig hoofdstuk staat alleen het lijdend voor-werp van een dergelijke handeling centraal: het rechtsobject.

In §1.4 zal nader worden ingegaan op de verschillende soorten rechtsobjecten die onderscheiden kunnen worden. Daar zal onder meer aandacht worden besteed aan het verschil tussen reële (materiële) en ideële (immateriële) objecten. Het is niette-min voor een goed begrip belangrijk om op deze plaats al aan te geven dat er twee fundamenteel verschillende rechtsobjecten zijn: rechtsgoederen en rechtspersonen.

Zoals hier gedefinieerd is een object dus niet alleen een ‘iets’, maar ook een ‘iemand’. In Hoofdstuk 5 zal uitgebreid stil gestaan worden bij het begrip rechtspersonen. Een rechtspersoon heeft twee fundamenteel verschillende hoedanigheden: het is een object, een onderwerp van rechten, maar het is tevens een subject, een houder van rechten. In Hoofdstuk 5 zal vooral de hoedanigheid van subject centraal staan en zal voor wat betreft de hoedanigheid van object op sommige plaatsen worden verwezen naar dit Hoofdstuk 1.

Een rechtspersoon kan worden gedefinieerd als een rechtsobject dat in de betref-fende rechtsorde als een ‘iemand’, als een persoon, wordt gezien. Een rechtsgoed is ieder rechtsobject anders dan een rechtspersoon. Aangezien in Hoofdstuk 5 uitvoerig aandacht zal worden besteed aan rechtspersonen, zullen in onderhavig hoofdstuk vooral ‘rechtsgoederen’ worden besproken. Het daaromtrent bepaalde geldt niettemin onverkort voor rechtspersonen (in hun hoedanigheid van object).

Omvang van een rechtsgoed

Het zal niet altijd eenvoudig zijn om vast te stellen of er sprake is van een rechtsgoed en om vervolgens de omvang ervan vast te stellen. Het is belangrijk te constateren dat de vraag of er sprake is van een rechtsgoed niet wezenlijk anders wordt beantwoord dan de vraag of een bepaald element een bestanddeel of zelfs een onderdeel is of op enig moment is gaan vormen van een reeds bestaand rechtsgoed402. Die vraag is vervolgens

402 Een onderdeel is een verzameling eenheden die samen als een afzonderlijk te beschouwen deel van een rechtsgoed worden gezien, zoals een fietsbel een onderdeel is van een fiets. Een

onder-weer niet wezenlijk anders dan de vraag of een bestaand bestanddeel of onderdeel is opgehouden deel uit te maken van het betreffende rechtsgoed. Zo dient de vraag of een fietsbel (als onderdeel) tot een fiets (als rechtsgoed) behoort, met andere woorden aan de hand van dezelfde criteria te worden beantwoord als de vraag wanneer een losse fietsbel tot een fiets gaat behoren en wanneer die fietsbel juist niet meer tot de fiets is gaan behoren.

De reden waarom in de praktijk niet altijd meteen duidelijk zal zijn wat de omvang is van een rechtsgoed – welke elementen daar deel van (zijn gaan) uitmaken en welke niet – is gelegen in de (overigens bewust gekozen en naar mijn idee noodzakelijke) vaagheid van de hiervoor gegeven definitie dat een rechtsgoed iets is dat naar de ver-keersopvatting als één zelfstandig geheel moet worden beschouwd. Deze vaagheid kan onnodige, tijd- en geldrovende vragen en discussies opleveren. Het is om die reden van groot belang dat er ter bevordering van een ordelijk en (kosten-)efficiënt verloop van het rechtsverkeer nadere ‘subcriteria’ worden geformuleerd aan de hand waarvan kan worden bepaald of en wanneer een element tot een zelfstandig rechtsgoed behoort. Ik zou menen dat daarbij in ieder geval de volgende factoren van belang zouden moe-ten zijn: de (mate van) fysieke verbondenheid van een element met een reeds bestaand rechtsgoed, in hoeverre een element afzonderlijk beschouwd zin, functie, nut, beteke-nis en waarde heeft, in hoeverre een element bedoeld en gefabriceerd is om onderdeel uit te maken van een ander rechtsgoed, in hoeverre een element ‘dienstig’ is aan een rechtsgoed, in hoeverre een rechtsgoed incompleet is zonder het desbetreffende ele-ment, en voor wat betreft apparatuur in gebouwen: in hoeverre gebouw en apparatuur in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd403. Een en ander kan worden verduidelijkt met een voorbeeld.

deel is daarmee wat anders dan een bestanddeel. De term bestanddeel verwijst in de hier gehan-teerde terminologie uitsluitend naar een groep eenheden die tot eenzelfde soort behoren en deel uitmaken van een concreet rechtsgoed, zoals aluminium een bestanddeel is van een fiets. Onder een eenheid versta ik hier tenslotte de kleinste substantie waaruit een rechtsobject is samenge-steld die onder bepaalde omstandigheden ook nog als een zelfstandig rechtsobject zou kunnen kwalificeren.

403 Zie voor het huidige vermogensrecht onder meer r.o. 3.30 in Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 september 2014, JOR 2017, 48: “Op grond van artikel 3:4 lid 1 BW is al hetgeen volgens verkeersopvat-ting onderdeel uitmaakt van een zaak, bestanddeel van die zaak. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een aanwijzing dat een zaak volgens verkeersopvatting als onderdeel van een hoofdzaak heeft te gelden, kan zijn gelegen in de omstandigheid dat de twee zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, of in de omstandigheid dat de hoofdzaak, indien het bestanddeel zou ontbreken, als onvol-tooid moet worden beschouwd in de zin, dat de hoofdzaak dan niet geschikt is te beantwoorden aan haar bestemming. Het gaat om de bestemming die uit de aard van de hoofdzaak zelf voortvloeit, niet om de eco-nomische of maatschappelijke bestemming die de concrete gebruiker subjectief aan de hoofdzaak heeft gege-ven. Het komt niet aan op de functie die de apparatuur (eventueel) vervult in het productieproces. Of in een bepaald geval naar verkeersopvatting sprake is van een bestanddeel moet in het licht van alle omstan-digheden van het geval worden beoordeeld. (zie o.a. HR 15 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0412,

Een fietsbel vertegenwoordigt op zichzelf weliswaar een economische waarde, maar heeft uitsluitend zin en betekenis indien het als het fietsbel wordt gebruikt. Met dat doel is hij ook gefabriceerd. De fietsbel ‘dient’ de rest van de fiets. Deze eigenschappen zullen niettemin nog steeds niet voldoende zijn om een fietsbel onder alle omstandigheden als onderdeel van een fiets aan te merken in plaats van als een zelfstandig rechtsgoed. Een losse fietsbel die naast de fiets ligt waar hij bij hoort, is immers nog steeds een zelf-standig rechtsgoed. Het wordt pas een onderdeel van de fiets op het moment dat het fysiek aan de fiets wordt bevestigd. De fysieke verbondenheid is daarmee in dit geval uiteindelijk doorslaggevend.

Verzamelgoederen

Een bijzonder geval waarin meerdere elementen als één geheel en daarmee als één rechtsgoed worden beschouwd, behoeft nadere toelichting en uitwerking. Dit betreft wat ik verzamelgoederen zou willen noemen.

Voordat ik de term ‘verzamelgoederen’ zal worden gedefinieerd, vergt eerst de term ‘verzameling’ nadere toelichting. Er is in de alternatieve structuur van het vermo-gensrecht sprake van een verzameling indien meerdere rechtsgoederen zich zijn gaan bevinden in een concreet, fysiek afgebakend geheel waarbinnen zij niet van elkaar zijn gescheiden en waarbinnen zij ten opzichte van elkaar een willekeurige, in beginsel ver-anderlijke plaats innemen. Een “verzameling” kent vanwege dit laatste criterium een zekere ‘dynamiek’. Een verzameling rechtsgoederen zal onder hierna te bespreken omstan-digheden en voorwaarden naar de verkeersopvatting als één rechtsgoed moeten worden gezien. Er is dan sprake van een “verzamelgoed”. De aanvaarding van een dergelijk verzamelgoed impliceert automatisch dat de daartoe behorende rechtsgoederen hun afzonderlijke bestaan verliezen op het moment dat de verzameling ontstaat. Ze houden daarmee op zelf een ‘rechtsgoed’ te zijn.

Alvorens te kunnen bepalen of een verzameling rechtsgoederen als één verzamelgoed kwalificeert, zal eerst het karakter van de verzameling moeten worden bepaald. We onderscheiden homogene van heterogene verzamelingen.

Een homogene verzameling is een verzameling van (uitsluitend) identieke ren (zie §1.3.3.1). Een dergelijke verzameling zal vaak samengesteld zijn uit rechtsgoede-ren die individueel weinig waarde hebben en normaliter ook niet individueel worden ge- of verbruikt, verhandeld of vervoerd. Het zijn meestal rechtsgoederen die niet wor-den geïndividualiseerd (zie §1.3.1.1). Denk hierbij vooral aan “stoffen” en bulkgoederen (zie §1.3.3.1). Er zijn vele homogene verzamelgoederen denkbaar, van een ton water tot

Dépex/curatoren van Bergel, HR 27 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0774, Ontvanger/Rabobank, HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1026 en HR 7 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7474, ProRail/Rijswijk Wonen).”.

de olie in een onontgonnen olieveld, van de helium in een zeppelin tot een bepaalde hoeveelheid elektriciteit. Een homogene verzameling rechtsgoederen vormt naar mijn idee per definitie één (verzamel-)goed.

Een heterogene verzameling is iedere verzameling rechtsgoederen die niet homogeen is. Het betreft dan dus een verzameling die bestaat uit verschillende rechtsgoederen. Een heterogene verzameling rechtsgoederen vormt mijns inziens enkel dan één (ver-zamel-)goed indien en voor zover (i) de verschillende (groepen) rechtsgoederen bin-nen de verzameling bezwaarlijk te onderscheiden zijn, of (ii) bezwaarlijk te scheiden zijn. Een onderscheiding of scheiding is bezwaarlijk indien de kosten en moeite die daarmee gepaard gaan zich niet redelijkerwijs verhouden tot het daarmee beoogde resultaat. Dit is bijvoorbeeld in ieder geval aan de orde indien de kosten van een scheiding van de rechtsgoederen nagenoeg net zo hoog zouden zijn als de (markt-)waarde van de te scheiden rechtsgoederen zelf. Een heterogene verzameling kan op verschillende wijzen zijn samengesteld. Het kan bijvoorbeeld een verzameling zijn van twee of meer groe-pen identieke rechtsgoederen, van één groep identieke rechtsgoederen met meerdere afzonderlijke rechtsgoederen of van alleen maar afzonderlijke rechtsgoederen. Indien een verzameling graan van hoge kwaliteit vermengd raakt met een verzameling van graan van lage kwaliteit, ontstaat er niet alleen een heterogene verzameling maar ook een heterogeen verzamelgoed. Het is immers ondoenlijk om iedere graankorrel aan een onderzoek te onderwerpen om vast te stellen of het van hoge kwaliteit is of van lage. Het is bovendien even ondoenlijk om alle graankorrels van hoge kwaliteit te scheiden van de graankorrels van lage kwaliteit. Een verzameling heterogene goederen leidt niet steeds tot een verzamelgoed. Indien per abuis een verzameling gemalen koffie op een verzameling meel wordt gestort, ontstaat er bijvoorbeeld wel een heterogene verzame-ling. Stel nu dat de koffie zo grof gemalen is dat deze op de hoop meel blijft liggen en er niet tussendoor zakt. In dat geval kan de gemalen koffie (grotendeels) nog gescheiden worden van het meel. Er is dan om die reden in dat geval géén sprake van één hetero-geen verzamelgoed.

Er zij tot slot nog op gewezen dat enkel sprake kan zijn van een verzamelgoed indien er sprake is van een verzameling. Niet iedere groep rechtsgoederen zal kwalificeren als een verzameling. Zo kan een tiental nieuwe zilverkleurige Porsche’s 911 GT2 6 cilinders, 462 PK die in één laadruimte per schip worden vervoerd, niet als één (homogeen) ver-zamelgoed worden aangemerkt. Er is immers geen sprake van een verzameling omdat de rechtsgoederen zich weliswaar bevinden in een concreet, fysiek afgebakend geheel en niet middels schotten of iets dergelijks van elkaar zijn gescheiden. Er kan echter moeilijk worden gezegd dat de verschillende auto’s ten opzichte van elkaar van plaats (kunnen) veranderen. De auto’s zijn statisch gepositioneerd.

1.2 Eigenschappen van rechtsobjecten

Het is belangrijk om de eigenschappen van rechtsobjecten in kaart te brengen. Dit is niet alleen bevorderlijk voor het begrip ervan. Eigenschappen zijn ook nodig om rechtsobjecten te kunnen aanwijzen, te karakteriseren en te vergelijken met andere rechtsobjecten (zie §1.3). Daarnaast is een inzicht in deze eigenschappen noodza-kelijk om vast te kunnen stellen of een bepaald rechtsobject is ontstaan, gewijzigd of teniet gegaan (zie §1.5). Daarom zal in deze paragraaf nadere aandacht wor-den geschonken aan ‘eigenschappen’, meer in het bijzonder aan (i) de definitie van een eigenschap, (ii) de verschillende soorten eigenschappen en (iii) de mogelijke importantie ervan.

1.2.1 Definitie van een objecteigenschap

Een eigenschap van een rechtsobject wordt hier gedefinieerd als een voor de mens waarneembare of, voor wat betreft ideële rechtsobjecten, bevattelijke zekere toe-stand waarin het rechtsobject op enig moment verkeert. Het is belangrijk meteen op voorhand aan te geven dat het niet verkeren in een zekere toestand in feite ook een eigenschap is. Dat is een negatieve eigenschap, ter onderscheiding van de overige (positieve) eigenschappen. Negatieve eigenschappen zijn vooral van belang voor het ordenen van rechtsbegrippen (zie daarover §1.4). Een bepaalde klasse rechtsobjecten kan bijvoorbeeld bestaan uit alle niet-groene rechtsobjecten. De daartoe behorende rechtsobjecten beschikken alle over dezelfde eigenschap: het niet-groen zijn. In deze paragraaf zullen verder alleen positieve eigenschappen worden besproken.

1.2.2 Soorten objecteigenschappen

Er zijn veel verschillende soorten eigenschappen voor een rechtsobject denkbaar. Alle eigenschappen van alle rechtsobjecten vormen samen één groep. Indien men wil, zou deze groep eigenschappen – ter vergroting van een uniform begrip ervan – nader kunnen worden gecategoriseerd. Dat kan op verschillende manie-ren. Een basisordening is de meest interessante manier van categorisemanie-ren. In dat geval worden de eigenschappen geordend op basis van fundamentele verschillen, verschillen die om de een of andere reden naar vigerende verkeersopvattingen het meest belangrijk worden gevonden. Een dergelijke onderverdeling verdeelt de betreffende eigenschappen in basissoorten. Iedere basissoort bevat vervolgens vele eigenschappen die verder weer in groepen ofwel soorten onderverdeeld kunnen worden. Indien de eigenschappen die tot een basissoort behoren verder worden onderverdeeld in soorten, is er sprake van subsoorten. Voor wat betreft de alge-mene ‘spelregels’ voor het ordenen – zoals de voorwaarde dat de uiteindelijke deel-groepen gezamenlijk uitputtend en onderling exclusief zijn – verwijs ik graag naar §1.4.

Een voorbeeld ter verduidelijking. De eigenschapsoort ‘kleur’ zal voor vele (reële) rechtsgoederen – zelf een subcategorie van de categorie rechtsobjecten – een basissoort zijn. Er behoren vele eigenschappen tot deze eigenschapsgroep, van donkergeel tot lichtrood, van turquoise tot lila en zo verder. De eigenschapsoort ‘kleur’ kan dan ook eenvoudig worden onderverdeeld in subsoorten. Deze subsoorten kunnen op hun beurt in weer verdere subsoorten worden onderverdeeld. Zo zouden alle kleuren ‘geel’ verder onderverdeeld kunnen worden in ‘donkergeel’, ‘gewoon geel’ en ‘lichtgeel’. Een andere onderverdeling van de gele kleuren in natuurlijk ook mogelijk. Er zijn talloze mogelijk-heden gezien het brede spectrum aan kleuren dat nog als ‘geel’ wordt gezien.

Rechtsobjecten kunnen onderverdeeld worden in rechtsgoederen en rechtsperso-nen (zie §1.1). De soorten eigenschappen van rechtspersorechtsperso-nen komen uitvoerig aan de orde in §5.2.2. De soorten eigenschappen van rechtsgoederen zijn legio. Deze eigenschappen kunnen worden onderscheiden in reële eigenschappen (eigenschap-pen van reële rechtsgoederen) en ideële eigenschap(eigenschap-pen (eigenschap(eigenschap-pen van ideële rechtsgoederen)404. Ideële eigenschappen zijn volledig afhankelijk van het soort van ideëel rechtsgoed. Een idee zal immers andere eigenschappen hebben dan een gevoel. Reële eigenschapsoorten zijn onder meer moleculaire en atomaire opbouw, omvang en volume, gewicht, vorm, oppervlak, kleur(-samenstelling), mate van transparantie, leeftijd, ‘looptijd’, geur, klank en smaak. ‘Eigenschappen’ als kwa-liteit, locatie van oorsprong of fabrikant (het ‘merk’) zijn overigens meer verza-melnamen voor bepaalde (veronderstelde) intrinsieke eigenschappen dan dat het eigenschappen op zich zijn.

Een rechtsobject zal in de regel niet over slechts één maar over meer eigenschap-pen beschikken. Een rechtsobject zal daarentegen meestal weer niet op hetzelfde moment over alle mogelijke eigenschappen (kunnen) beschikken die een rechts-object kan hebben. Bepaalde eigenschappen sluiten elkaar immers uit en kunnen niet op hetzelfde moment door hetzelfde rechtsobject worden gehouden. Elkaar uitsluitende eigenschappen behoren meestal tot dezelfde categorie van eigen-schappen. Zo kan een rechtsobject niet op hetzelfde moment de vorm van een balk en die van een kubus hebben. De verschillende eigenschappen die tot de eigen-schapsoort ‘vorm’ behoren, sluiten elkaar in die zin uit. Eigenschappen die elkaar uitsluiten zijn soms onderling uitwisselbaar. De eigenschap kan in dat geval gedu-rende de levensduur van het rechtsobject waarop het betrekking heeft wijzigen in een andere eigenschap die tot dezelfde categorie behoort. Na een bewerking zou het zojuist genoemde rechtsobject mogelijk van een balk tot een kubus kunnen zijn geworden. Eigenschappen die elkaar op enig moment uitsluiten zijn niet altijd onderling uitwisselbaar. Een reëel rechtsgoed zal bijvoorbeeld niet ineens een ideëel

404 Zie §1.4 voor een toelichting op de termen ‘reële rechtsgoederen’ en ‘ideële rechtsgoederen’.