• No results found

II Hassan en Mahmoud

4.3 De imamfuncties .1 De faqîh.1 De faqîh

4.3.5 gever van zegeningen

Wat deze functies betreft, doen zich geen nieuwe inzichten bij Mahmoud voor. De functies begeleider bij rituelen en gever van zegeningen kwamen niet expliciet aan de orde in de interviews. Ik heb echter geen contra-indicaties aangetroffen die erop wijzen dat Mahmoud deze rol niet zou vervullen. Hij staat zelf voor een onvoor-waardelijke uitoefening van alle imamfuncties. Tijdens de observatie van een gespreksgroep die hij heeft georganiseerd, hoorde ik een gedetineerde Mahmoud vragen of hij (gedetineerde) op begeleiding bij en het zegenen van zijn huwelijksceremonie kon rekenen, waarop de reactie van Mahmoud positief was.

4.3.6 Godsdienstonderwijzer

Godsdienstles rekent Mahmoud - conform de inzichten die hij krijgt in een cursus geestelijke verzorging - tot de taken van de moskee-imam en hoort zijns inziens dus niet bij de taken van de geestelijk ver-zorger, die zich vooral luisterend moet opstellen. Echter, vanwege het profiel van de gedetineerden (weinig kennis van de islam en dorstig naar kennis over de praxis en de leer) en hun verwachting (zij vragen soms letterlijk om een ders), handelt Mahmoud niet volgens deze richtlijn. Op verzoek vervult hij de functie van godsdienstonderwijzer op een aantal gebieden die instrumenteel van aard zijn, zoals het leren van de Arabische taal, de recitatie van de Koran en het uitspreken van de du‘â:

Als iemand komt en zegt: ik wil tadjwîd, ik wil reciteren. Hoe kan ik dat? Ja ik leer hem hoe het kan, bijvoorbeeld. Dat is een soort les. Ja. De andere wil [zijn leeswijze van de Koran] corrigeren. Hij leest verkeerd, die komt naar mij en zegt: ‘Imam, ik wil cor-rigeren.’ Dat is de taak van de imam.

Ik maak uit het interviewmateriaal op dat Mahmoud in het individuele gesprek zo weinig mogelijk vormend wenst op te treden. De bezwaren die hij hiertegen heeft, lijken op de bezwaren die Hassan heeft geuit

tegen het geven van raad. Mahmoud wil niet verantwoordelijk zijn voor de religieuze vorming van individuele gedetineerden en Hassan niet voor de adviezen die hij geeft en de mogelijke praktische effecten daarvan (echtscheiding van de partner als voorbeeld). Beiden voelen zich echter minder gehinderd om deze taken in een groepsaangele-genheid te vervullen.

5 Het theologische spanningsveld, over de traditie

Het begrip ‘traditie’ heeft in islamitisch theologische context meerdere betekenissen en is in gebruik niet onproblematisch. Het komt in dit onderzoek in vijf betekenissen voor. Deze betekenissen zijn groten-deels ontleend aan het empirisch materiaal dat door de vier benaderde islamitisch geestelijk verzorgers werd aangedragen.130Aan de hand van aanvullende illustraties buiten de empirie zal ik deze betekenissen weergeven en sta daarna stil bij de positionering van Hassan en Mah-moud daartegenover. Ik licht de vijftal betekenissen voor het begrip ‘traditie’ toe.

1. Traditie - met kleine letter - als aanduiding voor de afzonder-lijke religieuze stromingen binnen de islam. Klassieke equivalenten van deze variant zijn onder meer de aanduidingen milal, nihal en al-firaq. Bekende klassiekers, zoals Ibn Hazm (gest. 1064) en Al-Shahrastânî (gest. 1153), hebben hierover uitgebreid gedocumenteerd. Deze laatste telde in zijn tijd tientallen islamitische tradities.131 Ibn Hazm had vóór hem deze verscheidenheid herleid tot vijf hoofdtradi-ties, namelijk van: de soennieten, de mu’tazilieten, de mardji’a, de shi-ieten en de khawâridj.132Deze indeling is hoofdzakelijk gebaseerd op grensmarkeringen rond de leerstellingen oftewel ‘aqâ’id, meervoud van ‘aqîda. Binnen deze vijf hoofdtradities ontstonden vervolgens tra-dities die hoofdzakelijk gebaseerd zijn op grensmarkeringen rond de praxis (uitgedrukt door Ibn Hazm met verschillen in fatwa’s) in zowel de ‘ibâdât als de mu‘âmalât. Dat gold voornamelijk voor de soennie-ten. Gelet op de context van de samenstelling van de moslims in Nederland doel ik met ‘afzonderlijke tradities’ primair op datgene wat Ibn Hazm aanvoert onder de soennitische hoofdtraditie en de daaron-der vallende rechtsscholen. In beperkte mate valt daarondaaron-der ook de

shiietische minderheid. ‘Traditie’ duidt hier niet alleen op wat zich in het verleden heeft ontwikkeld, maar ook wat in de recente geschiede-nis of heden ten dage ten tonele kan verschijnen aan religieuze bewe-gingen. De salafistische religieuze beweging is hier een voorbeeld van. Bij deze eerste betekenis van ‘traditie’ stel ik bijvoorbeeld de vraag in hoeverre de onderzochte islamitisch geestelijk verzorgers zich aan-sluiten bij de aanwezige diversiteit aan religieuze tradities.

2. De tweede islamitische betekenis van het begrip ‘traditie’ is de ‘soenna’. Soenna is de profetische traditie. Soms wordt daar ook aan toegevoegd de traditie van zijn vier sahâba oftewel metgezellen die hem hebben opgevolgd als politieke leider, dat wil zeggen de eerste vier khulafâ’. Maar wat is de profetische traditie precies? Het antwoord hierop is allerminst eenduidig te verkrijgen.133Deze meerduidigheid is inherent aan ‘traditie’ in de zin van soenna. Ik schets een paar relevante mogelijkheden. Al-Soenna (met hoofdletter) kan duiden op de tweede bron van de islam. Dat is wanneer men spreekt van de Koran en de Soenna als de twee belangrijke bronnen van de islam, het islamitische geloof en de islamitische godsdienstige wet. De Soenna is dan alles wat men naast de Koran aantreft aan religieuze nalatenschap van de profeet: ‘uitspraken, handelingen, stilzwijgende goedkeuringen, enzovoort, van de Profeet.’134 Dat is de Soenna als Schrift, inclusief haar uitspraken over de leer en de praxis. Daarmee is nog niet gezegd dat Soenna hiërarchisch dezelfde status heeft als de Koran. De Soenna is complementair aan de Koran. Zo zijn bijvoorbeeld de ‘ceremoniën van de hadj135(...) in de Koran niet tot details uitgewerkt. Deze zijn in de Soenna te vinden.’136

Soenna kan ook duiden op alles wat niet verplicht is oftewel niet behoort tot de farâ’iz in het islamitische geloof. Deze lezing is vooral door de mufassirûn, de exegeten van de Koran, toegedaan. Soenna kan ook refereren aan wat de profeet heeft voorgesteld en als verplicht oftewel als soenna wâdjiba, aanbevelingswaardig oftewel ghayr-wâdjiba of nâfila, in woord, daad of zwijgen aandroeg of als zodanig door de fuqahâ’ is geïnterpreteerd. In dit geval bestrijkt de soenna - kleine let-ter - uitsluitend de praxis. De ‘praxis’ moet hier niet alleen verstaan worden in positieve handelingen (geboden), maar ook in de zin van

restricties (verboden). Vooral de muhaddithûn, de exegeten van de Hadith, gaan uit van deze lezing. Verder gaat deze praxis over de religieuze traditie, dat wil zeggen de ‘ibâdât en de mu‘âmalât. Tot de praxis behoren niet de dagelijkse gewoontes van de profeet, zoals de wijze van kleden en andere persoonlijke voorkeuren. Deze gewoontes vallen dus niet onder ‘traditie’. In deze context moet de publieke weigering van de Tilburgse imam Salam om de toenmalige minister Verdonk een hand te schudden tijdens een studiedag voor de imams op 25 november 2004 beschouwd worden. De redenering van Salaam is dat de profeet vrouwen geen hand zou hebben gegeven en dat de profeet dit (hand geven) zou hebben afgeraden. De kwetsbaarheid van deze lezing voor soenna kan geïllustreerd worden aan de hand van de reactie van de aanwezige imams bij het bovengenoemde voorval met de Tilburgse imam. Alle andere imams en andere moslimdeelnemers aan deze studiedag hebben mevrouw Verdonk de hand geschud. De overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn als volgt samen te vatten:

A. De gehele soenna van de profeet is contextueel bepaald. Zij is tijd-, plaats- en cultuurgebonden. Wanneer de tijdgeest, de plaats en de cultuur, in islamitische theologie ‘urf genaamd, veranderen, is er een aanleiding om de soenna goed te bestuderen: gaat de overlevering die men als aanwijzing voor deze soenna aanhaalt over praxis in bovenge-noemde zin of over een ‘gewoonte’? Is deze overlevering vervolgens sahîh oftewel betrouwbaar?137Zo ja, dan bestudeert men nog eens wat de overlevering betekent en of hij eenduidig is. Vervolgens gaat men zoeken naar de maqâsid, de bedoelingen van deze overleving. Vanuit deze opties wordt verzoening gezocht met de ‘urf en de tijdgeest. Omdat de soenna, zoals dat voor meer heilige geschriften geldt, zich niet altijd leent voor een eenduidige betekenis en doelstelling, zal ver-schil in interpretatie en toepassing onder de moslims blijven bestaan. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de moslim om te kiezen welke toepassing voor hem of haar de juiste is. De kwetsbaarheid van opstelling van de Tilburgse imam ligt in die zin vooral in de stelligheid waarmee hij zijn handeling typeert, zijnde de enige interpretatie van de traditie.138

C. Dit is een eenzijdige, selectieve en onvolledige benadering van de soenna. De profeet zou immers in een andere context de vrouwen wel op de ene of andere manier een hand hebben gegeven.

D. Soenna is een afgesloten profetisch erfgoed, maar allerminst statisch van aard. Het is een dynamisch proces dat voortdurend met het hedendaagse in contact gebracht en herijkt kan worden door de religieuze leiders. De profeet pleitte hier openlijk voor in de hadith: man sanna soennatan hasanatan, kâna lahu adjruhâ ... ofwel: ‘Wie een goede traditie [geen bid‘a] teweeg weet te brengen, wordt door God gewaardeerd en beloond.’139

3. De derde betekenis van ‘traditie’ als soenna is Hadith. In dit geval verwijst soenna niet primair naar de praxis, maar naar de bron die de praxis legitimeert. Vraagstukken als relevantie, betrouw-baarheid140en dergelijke die op de Hadith van toepassing zijn, zijn dan ook hier van toepassing voor het begrip ‘traditie’.

4. De vierde betekenis van traditie is ‘wet’, die gebaseerd is op de hadiths. Dit gaat in het bijzonder op voor de praxis in het individuele leven van de moslim.

5. Ten slotte komt traditie ook een enkele keer voor in de zin van islamitische identiteit, afgezet tegen de andere religieuze tradities.141

Wanneer ik hieronder verwijs naar herdefiniëren of reconstrueren van de traditie en filteren van de traditie of wet, dan doel ik op traditie in de zin van soenna zoals uiteengezet onder de punten 2, 3, en 4.