• No results found

Hoofdstuk IV Rechtsvergelijking met België

IV.4 De geschiedenis van de Antiracismewet

Nadat het IVUR in 1975 door België was geratificeerd is het IVUR geïmplementeerd in de Antiracismewet van 1981. De Antiracismewet heeft daarna drie belangrijke wijzigingen ondergaan in 1994, in 2003 en in 2007.

IV.4.1 De wijzigingen in 1994

De eerste wijziging van de Antiracismewet vond plaats in het begin van de jaren negentig. De kritiek op de Antiracismewet was dat deze gebrekkig werkte.122 Dit vond zijn uiting in de vele zaken die door het Openbaar Ministerie werden geseponeerd in de periode van 1981 tot en met 1989. In deze periode liepen er 1.266 zaken op grond van de Antiracismewet waarvan er 987 zaken zijn geseponeerd, dat komt neer op ongeveer 78 procent.123

In 1994 werd de Antiracismewet uitgebreid zodat het toepassingsgebied van de wet breder zou zijn. Daarbij werd een definitie in de wet opgenomen wat nu precies discriminatie is. De definitie van discriminatie luidt: “elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur, die tot doel heeft of ten gevolge heeft of kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele

vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureelterrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt tenietgedaan, aangetast of beperkt”.124 Deze definitie vindt aansluiting bij het IVUR. Wat wel opvalt is dat deze definitie ruimer is dan de definitie die het IVUR schetst.125 De Belgische definitie focust zich meer op de op de mogelijke negatieve gevolgen die het maken van onderscheid kan hebben, het IVUR spreekt louter over het onderscheid maken op zichzelf.

Een belangrijke wijziging in 1994 was daarnaast ook dat de discriminatiegronden werden aangepast. In 1981 werden de discriminatiegronden ras, huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming letterlijk overgenomen uit het IVUR in de Antiracismewet. Nationale of etnische afstamming zou vervangen worden door nationaliteit. Dit valt een vreemde

aanpassing te noemen, temeer omdat het IVUR niet spreekt over het begrip nationaliteit. Een mogelijke verklaring voor deze aanpassing kan het opkomen van de extreemrechtse politieke partij Vlaams Blok zijn geweest. Het Vlaams Blok maakte vaak onderscheid op grond van nationaliteit, dit om onder strafvervolging uit te komen omdat daar slechts nationale of etnische afstamming strafbaar stond gesteld. Nu het begrip nationaliteit ook strafbaar werd gesteld was het niet meer mogelijk om de strafbepalingen uit de Antiracismewet te omzeilen.

122 Vrielink 2010, p. 93. 123 Vrielink 2010, p. 110. 124 Vrielink 2010, p. 108 en 109.

35

IV.4.2 De wijzigingen in 2003

In 2003 heeft de tweede belangrijke wijziging van de Antidiscriminatiewet plaatsgevonden. De aanpassingen werden gefundeerd op het gegeven dat de racismebestrijding en de daarbij gepaarde middelen tekort schoten.126 Ook rond deze tijd speelden de discriminerende

opvattingen van bepaalde politieke partijen en organisaties een rol. Zelfs nu er steeds meer zaken voor de rechter werden aangebracht op grond van de Antiracismewet bleef het aantal veroordelingen laag ten aanzien van aangebrachte uitingsdelicten. Dit kenmerkt de restrictieve toepassing en karakter van de Antiracismewet. Het aanpassen van de Antiracismewet was de enige optie om de toepassing hiervan te verbreden, te verbeteren en het aantal veroordelingen ten aanzien van uitingsdelicten te laten stijgen. Daarnaast zouden de omzetting en

implementatie van de Europese Ras- en Kaderrichtlijnen hier aan bijdragen.127

Een interessante aanpassing van de Antiracismewet was dat de term ‘ras’ werd gewijzigd in de term ‘zogenaamd ras’. Daarnaast werd ‘rassenscheiding’ gewijzigd in ‘segregatie’. Dit lijkt strijdig te zijn met het IVUR nu het IVUR voorschrijft dat het juist om de term ras moet gaan en het verdrag toeziet op de bestrijding van rassenscheiding.128 De Belgische wetgever fundeerde deze wijzigingen op basis van genetische studies, de mens kan niet in rassen

worden opgedeeld.129 Het erkennen van de term ras in de wetgeving zou volgens de Belgische

wetgever juist de racistische ideologieën steunen, daarmee was de term ras onwettig.130 Het uiteindelijke doel van de toevoeging zogenaamd en segregatie was dan ook om duidelijk te maken dat de racist zelf een onderscheid maakt, maar dat dit onderscheid niet overeen komt met de realiteit.131 De conclusie die getrokken kan worden aan deze wijziging is dat de strafbaarstelling is uitgebreid. Het uiten van racistische uitlatingen die geïnspireerd zijn op de realiteit van het begrip van ras zou daarmee ook strafbaar worden.

Een tweede aanpassing die werd doorgevoerd zag toe op de verbreding van de opsomming van de discriminatiegronden. Uit het hier bovenstaande bleek al dat ‘ras’ werd vervangen door ‘zogenaamd ras’. Dat was echter niet de enige aanpassing bij de discriminatiegronden. In 1994 was ‘nationale of etnische afstamming’ vervangen door ‘nationaliteit’. Deze aanpassing bleek niet consequent te zijn doorgevoerd en meer te zien op het coherent maken van de wettekst. De Belgische wetgever besloot daarom deze wijziging terug te draaien en etnische of nationale afstamming weer op te nemen in de Antiracismewet waardoor deze weer in overeenstemming is met het IVUR. Toch zou dit niet betekenen dat nationaliteit niet meer

126 Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 1407/1, 4 en Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 1407/5, 8.

127 Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende de toepassing van het beginsel van gelijke

behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (Rasrichtlijn) en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (Kaderrichtlijn).

128 De Belgische Raad van State vond de term ‘zogenaamd ras’ ongelukkig gekozen en stelde zich ook op het

standpunt dat internationale verdragen die de term ‘ras’ gebruiken in acht moeten worden genomen.

129 Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 1407/1, 10.

130 Parl.St. Senaat 2001-02, nr. 12/15, 64, Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 1407/1, 3, 8, 10-11, Parl.St. Kamer 2000-

01, nr. 1407/5, 6 en Parl.St. Senaat 2002-03, nr. 1258/3, 2.

131 Parl.St. Senaat 2000-01, nr. 12/6, 1, Parl.St. Senaat 2001-02, nr. 12/15, 64, Hand. Kamer 2001-02, 17 juli

36 onder de Antidiscriminatiewet zou vallen, etnische of nationale afstamming moet breed worden uitgelegd met inbegrip van nationaliteit.132

Hieruit valt op te maken dat België een brede lezing heeft van etnische of nationale afstamming. Het IVUR stelt echter dat nationaliteit niet onder de opsomming van ras valt.

IV.4.3 De wijzigingen in 2007

De Belgische wetgever stelde dat België sinds de wetswijzigingen van 2003 één van de vooraanstaande landen was ten aanzien van het bestrijden van racisme en discriminatie.133 Toch zou de nationale wetgeving beter moeten overeenstemmen met het gemeenschapsrecht en dus met het Europeesrechtelijke kader. In 2007 heeft de Belgische wetgever daarom drie Europese richtlijnen omgezet in nationale wetgeving. De Belgische wetgever heeft in 2003 al geprobeerd om Europese richtlijnen om te zetten in nationale wetgeving. Dit bleek geen succes te zijn, de kritiek van het Grondwettelijk Hof volgde toen snel ten aanzien van het onvolledige en onnauwkeurige karakter.134 Het arrest van het Grondwettelijk Hof zorgde

ervoor dat de beperkende lijst van discriminatiegronden werd vervangen door een algemeen discriminatieverbod. Het maakte dan niet meer uit welke grond de discriminatie had, elke discriminatie kon worden bezien als een vorm van directe discriminatie. Naar mijn mening valt dit arrest van het Grondwettelijk Hof moeilijk te rijmen. Voordat dit arrest werd gewezen waren er juist duidelijke regels ten aanzien van discriminatie en racisme. Het Grondwettelijk Hof kiest ervoor om het gelijkheidsbeginsel voorop te stellen, maar dit op een abstracte manier in te vullen waardoor dit de rechtszekerheid aantast. Het is ook niet verwonderlijk dat vanuit de Europeesrechtelijk hoek veel kritiek kwam op dit arrest.

Nu het Grondwettelijk Hof met dit arrest voor onduidelijkheid heeft gezorgd heeft de

Belgische wetgever besloten om de discriminatiewetten beter op elkaar af te stemmen.135 Het gaat dan om de volgende wetten: de Antiracismewet, de Wet gelijkheid man/vrouw en de Antidiscriminatiewet.136

De vraag is wat dit te betekenen heeft voor de Antiracismewet en de invloed van het IVUR daarop. Nu het de doelstelling is om de wetten met elkaar in overeenstemming te laten zijn werd het begrip discriminatie aangepast. Intimidatie werd daarbij gelijkgesteld aan

discriminatie. Dit is een interessante ontwikkeling omdat er verschuiving plaatsvindt. Het Europees recht wint aan terrein en invloed. Echter blijft het IVUR de belangrijkste basis voor de Antiracismewet. Dit is het geval omdat België voor het eerst sinds de implementatie van

132 Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 1407/1, 10. 133 Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2720/9, 5.

134 Openbaar Ministerie België, De drie antidiscriminatiewetten van 10 mei 2007 nader bekeken: de Algemene

discriminatiewet, de Genderwet en de Racismewet, p. 4. Zie ook Grondwettelijk Hof 6 oktober 2004, nr. 157/2004.

135 Parl.St. Kamer 2006-07, nr. 51-2720/1, 5-10.

136 Deze drie wetten hebben een verschillende juridische basis waardoor er een beperkte samenhang is. Zo is de

Antiracismewet een implementatie van het IVUR, de Antidiscriminatiewet is gebaseerd op de Europese Ras- en Kaderrichtlijnen en de Wet gelijkheid man/vrouw op andere Europese richtlijnen. Daarnaast hanteren de drie wetten een andere definitie van discriminatie. Ook het juridische karakter van de wetten verschilt. Zo is de Antiracismewet een zuivere vorm van strafwetgeving, de Antidiscriminatiewet een vorm van burgerlijk recht en de Wet gelijkheid man/vrouw een mix van strafwetgeving en burgerlijk recht.

37 het IVUR in 1981 het verspreiden van ideeën gegrond op rassenhaat of rassuperioriteit

strafbaar stelt zoals het IVUR verlangt. Daarmee kan gezegd worden dat de toepassing van het IVUR in België veel minder restrictief is dan bij de voorgaande wijzigingen van de Antiracismewet.

De laatste aanpassing die werd doorgevoerd in 2007 is dat nationaliteit weer onderdeel ging uitmaken van de discriminatie bepalingen ook al wordt nationaliteit niet genoemd in artikel 1 IVUR.