• No results found

Georganiseerde criminaliteit offline: een overzicht

In document VU Research Portal (pagina 34-37)

2 Criminele samenwerking en het gebruik van ICT

2.1 Georganiseerde criminaliteit offline: een overzicht

Voorgaande rapportages op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit hebben verschillende inzichten opgeleverd over de aard van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. We bespreken hier achtereenvolgens: de structuur en samenstelling van criminele groepen en netwerken; het belang van facilitators; sociale inbedding, vertrouwen en capaciteit; de relatie tussen beroepen en georga-niseerde criminaliteit; de lokale inbedding van transnationale criminele activiteiten; en instroom- en doorgroeimechanismen.

Structuur en samenstelling

Piramidale organisaties bestaan wel degelijk, maar zijn in Nederland eerder uitzon-dering dan regel. Dit impliceert echter niet dat criminele samenwerkingsverbanden geen structuur kennen of dat de relaties in samenwerkingsverbanden inwisselbaar en horizontaal zijn. Sommige personen zijn belangrijker dan andere binnen een crimineel samenwerkingsverband.

In de vorige monitorrapportages is gewezen op de brede variëteit aan samenwer-kingsverbanden en op het feit dat de logistiek van de criminele activiteiten (wat moet er allemaal worden geregeld?) grote invloed heeft op de manier waarop de samenwerking concreet gestalte krijgt (Kleemans et al., 1998, p. 31-59; 2002, p. 39-63). Zo zijn er vaak duidelijke hoofdrolspelers waarvan vele andere daders afhankelijk zijn vanwege hun geld, kennis of contacten. De vraag bij het analyseren van criminele netwerken moet dan ook niet zijn ‘Wie is hier de baas?’, maar ‘Wie is afhankelijk van wie en om welke reden?’

De hoofdrolspelers zien we telkens weer terug, in verschillende opsporingsonder-zoeken en in verschillende samenwerkingsverbanden. Maar andere daders kunnen gaandeweg steeds minder afhankelijk worden van deze hoofdrolspelers, doordat zij zelf geld, kennis en contacten vergaren en vervolgens steeds meer eigen criminele activiteiten ontwikkelen. Door niet a priori uit te gaan van een duurzame, piramidale organisatie, ontstaat er dus oog voor groei en ontwikkeling binnen criminele net-werken. Ook kan duidelijk worden dat facilitators, die veelal in de periferie van

cri-minele samenwerkingsverbanden opereren, hun diensten verlenen aan meerdere criminele samenwerkingsverbanden.

Facilitators

In de eerste twee rapportages op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit werd reeds gewezen op het belang van facilitators en van een faciliterende omge-ving voor het functioneren van criminele samenwerkingsverbanden (Kleemans et al., 1998, p. 61-91; 2002, p. 56-62). Criminele samenwerkingsverbanden kunnen vaak bepaalde activiteiten niet zelf uitvoeren, omdat de capaciteiten daarvoor ont-breken, of zij willen bepaalde activiteiten niet zelf uitvoeren, omdat het risico te hoog is. In deze gevallen kunnen zij worden geholpen door ‘facilitators’ die speci-fieke diensten verlenen aan criminele samenwerkingsverbanden, zoals documenten-vervalsers, transporteurs, geldwisselaars en financiële adviseurs.

Kenmerkend voor de werkzaamheden van de facilitators is dat deze activiteiten cru-ciaal zijn voor het uitvoeren van bepaalde criminele activiteiten. In de tweede plaats wordt daarbij veelal een brug geslagen tussen ‘onderwereld’ en ‘bovenwereld’. Dit komt omdat daar vaak de logistieke ‘bottlenecks’ liggen voor criminele samenwer-kingsverbanden. Een derde kenmerk is dat de facilitator vaak relatief moeilijk ver-vangbaar is, omdat de gevraagde capaciteiten relatief schaars zijn. Een vierde kenmerk is dat deze diensten vaak worden geleverd aan meerdere groepen. Dit komt omdat criminele samenwerkingsverbanden vaak dezelfde problemen kennen en zij viavia in aanraking komen met dezelfde facilitators. Hoe schaarser de des -kundigheid en hoe crucialer deze des-kundigheid is voor het uitvoeren van bepaalde criminele activiteiten, hoe belangrijker de rol is van deze facilitators binnen crimi-nele netwerken.

Sociale inbedding, vertrouwen en capaciteit

Omdat er in wereld van de georganiseerde criminaliteit grote financiële belangen op het spel staan in een grotendeels ongereguleerde wereld, is sociale inbedding en vertrouwen van groot belang voor het functioneren van criminele samenwerkings-verbanden. In de vorige rapportages is het belang van bestaande sociale relaties bij criminele samenwerking uitvoerig belicht. Familie, vrienden en bekenden werken met elkaar samen en introduceren elkaar weer bij anderen. Maar bestaande sociale relaties bieden niet altijd een oplossing, omdat sociale relaties geclusterd zijn en er barrières bestaan tussen verschillende landen, verschillende etnische groepen en tussen onderwereld en bovenwereld. De beperkingen van bestaande lokale netwer-ken zien we terug bij transitcriminaliteit; winstgevende, internationale illegale acti-viteiten, zoals drugshandel, mensensmokkel, mensenhandel, wapenhandel, witwassen en fraude met accijnzen en heffingen, waarbij Nederland kan fungeren als pro -ductieland, doorvoerland of bestemmingsland. Dergelijke activiteiten vormen een zeer belangrijk onderdeel van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. Bij criminele samenwerking gaat het niet alleen om betrouwbaarheid of integriteit, maar ook om capaciteit. Daarom wordt gesignaleerd dat daders juist bij omvang -rijke en risicovolle criminele operaties met ‘buitenstaanders’ – niet zijnde familie-leden, vrienden of vaste zakenpartners – in zee kunnen gaan (Van de Bunt & Kleemans, 2007, p. 4976). Nieuwe relaties kunnen nieuwe handelsmogelijkheden bie -den. Maar hoe komt vertrouwen met dergelijke partners tot stand? In de eerste plaats kan worden gewezen op leereffecten: vertrouwen wordt gebaseerd op eigen ondervinding met betrekking tot de (eerdere) prestaties van de partner. In detweede plaats kan vertrouwen gebaseerd zijn op de (overgedragen) ervaringen van anderen. Ten derde kunnen reputaties ook gebaseerd worden op ge neralisaties ten aanzien van de (vermeende) eigenschappen van bepaalde groepen.

Beroepen en georganiseerde criminaliteit

Niet alleen familie- en vriendschapsbanden zijn van belang. Ook beroepen kunnen op verschillende manieren gelegenheid bieden voor georganiseerde criminaliteit (Van de Bunt & Kleemans, 2007, p. 77-96). Allereerst kan dat door internationale contacten en reisbewegingen, waardoor mogelijkheden voor (transit)criminaliteit kunnen worden ontdekt en geëffectueerd. Voorbeelden hiervan zijn beroepen die te maken hebben met transport en logistiek. In de tweede plaats is de individuele bewegings- en/of handelingsvrijheid van bepaalde beroepsgroepen van belang (autonomie). Deze autonomie maakt het mogelijk om legale en illegale activiteiten te combineren. In de derde plaats is het ‘sociale’ karakter van beroepen van belang. Beroepen waarin men veel met andere mensen in aanraking komt, bieden ook veel kansen tot ontmoetingen met potentiële mededaders.

Lokale inbedding van transnationale georganiseerde criminaliteit

Zonder lokale inbedding is het erg moeilijk om succesvol te opereren. Maar veel van de onderzochte daders weten het niveau van de ‘local hero’ niet te ontstijgen; zij ontberen exclusieve vaardigheden of specialismen die hen interessant make n voor criminele samenwerkingspartners van buiten de regio of van buiten Nederland. Toch zien we in verschillende zaken dat lokaal opererende daders aansluiting weten te vinden bij transnationale handelsactiviteiten. Van belang daarbij zijn (offline) ont-moetingsplaatsen, zoals cafés, clubhuizen en andere plaatsen waard daders poten-tiële mededaders kunnen ontmoeten (zie Felson, 2003, 2006). Meer in het bijzonder is in de internationale drugshandel de positie van ‘marktplaats Amsterdam’ relevant. Daarnaast stellen internationale ‘bruggenbouwers’ meer lokale groepen in staat om aansluiting te vinden bij internationale drugsmarkten, zonder dat dergelijke groepen ook maar een stap buiten Nederland hoeven te zetten.

Instroommechanismen en doorgroeifactoren

Uit een analyse van 92 ‘starters’ in de georganiseerde criminaliteit blijkt dat mensen op velerlei manieren betrokken raken bij vormen van georganiseerde criminaliteit: door reeds bestaande sociale relaties, door werk- en beroepsgerelateerde relaties, door hobby’s of nevenactiviteiten, door bepaalde ‘life events’ (vooral financiële tegenslagen) en door bewuste rekrutering (Kleemans & De Poot, 2007; Van de Bunt & Kleemans, 2007, p. 97-126).

Dit verklaart ook waarom een substantieel deel van de onderzochte daders pas later in het leven bij georganiseerde criminaliteit betrokken raakt, het fenomeen van de ‘late starters’ of ‘zij-instromers’ in de georganiseerde criminaliteit. Sommige gele-genheden voor het uitvoeren van winstgevende criminele activiteiten ontstaan immers pas later in iemands leven. Ook grijpen mensen bepaalde mogelijkheden pas later in het leven daadwerkelijk aan, bijvoorbeeld bij ‘life events’ zoals faillisse-menten en problematische schuldsituaties.

Naast de ‘late starters’ zijn er daders die al langer crimineel actief zijn voordat zij overstappen op vormen van georganiseerde criminaliteit. Criminele carrières kunnen in een stroomversnelling raken door: specialisatie (met name in de drugshandel en -productie); een broker die de dader toegang geeft tot interessante internationale markten; kapitaal dat de dader gebruikt om te investeren in handelsmogelijkheden en/of semilegale investeringen; of het beschikken over specifieke vaardigheden of transnationale contacten waarvan andere daders afhankelijk zijn. De katalysator in dat laatste geval is vooral de netwerkvorming die door anderen rond deze personen plaatsvindt: daders vertellen andere daders over de specifieke expertise van deze persoon, waardoor deze andere daders ook contact zoeken.

In document VU Research Portal (pagina 34-37)