• No results found

De meeste remigranten beschouwden zichzelf Surinamer bij hun terugkomst in Suriname. Zij werden door de Suriblijvers echter niet als Surinamer ontvangen. Dit onver-hoedse onthaal mondde voor de remigranten uit in een onderzoekingstocht naar een accep-tabele plaats in de Surinaamse samenleving. De positie, die remigranten in de samenleving innemen hangt enerzijds af van de ambities die remigranten hebben om in de samenleving te worden opgenomen, van de voorstelling die zij over deze samenleving hebben en de manier waarop zij met deze beeltenissen omgaan. Anderzijds hangt de plek van de remi-granten af van de wijze waarop de samenleving hen ontvangt, het beeld dat de samenleving over remigranten weergeeft en de bereidheid om hen in hun gemeenschap te aanvaarden.

In dit wederzijdse aanpassings en gewennings proces spelen beeltenissen over zichzelf en de ander een belangrijke rol. In de meeste culturen structureren individuen hun wereld volgens strikte categorieën om orde en zekerheid te brengen in een chaotische leefwereld. Deze categorieën kunnen tot uiting komen in de vorm van stereotypen.

The reception and acceptance of stereotypes, ‘images of things we fear and glorify’, …, is a necessary part of coming to terms with the world.’ (Sibley 1995: 14) ‘They make the world seem secure and stable’ (Sibley 1995: 15).

Stereotypen zijn een geschikte methode voor het ordenen van de persoonlijke sociale ruimte omdat stereotypen over de ander gaan, waardoor individuen geordende grenzen kunnen construeren tussen de categorieën ‘zelf’ en de ‘ander’. Stereotypen komen uit-eindelijk voort uit voorstellingen die individuen binnen culturen en samenlevingen creëren en waaraan individuen zichzelf relateren. (Sibley 1995: 29)

Met name in culturen, waarvan de samenleving een high-density netwerk karakter heeft, maken leden onderscheid berustend op strikte categorieën. Individuen in high-density netwerken zijn sterk met elkaar verbonden en hebben directe persoonlijke relaties met elkaar. Omdat iedereen elkaar kent valt het daarom sneller op wanneer een lid van de groep zich anders gedraagt (oftewel misdraagt). Leden in low-density netwerken, daaren-tegen, merken minder verschillen omdat er minder gedeelde wetenschap is en er minder persoonlijke relaties zijn tussen leden binnen deze gemeenschap. De groepsgrenzen zijn

hier minder strikt als in culturen met high-density netwerken. (Davis en Anderson in Sibley 1995: 35).

Een manier om controle te hebben over het volgen van groepsregels en mogelijk afwijkend gedrag is roddelen. Volgens Gluckman dragen roddels en geruchten bij aan de vorming van groepen. Deze versterken de waarden en normen van de groep en hebben op die manier invloed op het gedrag van mensen binnen deze groep. Gluckman ziet geruchten vooral als een unificerende functie binnen een groep. (Gluckman in Stewart en Strathern 2004: 32). Paine bekijkt het meer vanuit het individu of vanuit netwerken die concur-rerende relaties hebben, gekenmerkt door spanning, wantrouwen en onzekerheid. Mensen roddelen uit eigen belang. Het kan de status van degene waarover geroddeld wordt verla-gen en tegelijkertijd het aanzien van de roddelaar opkalefateren. (Paine in Stewart en Strathern 2004: 36, 55). Dit laatste is tevens een manier om effect te hebben op het mense-ijk handelen binnen een groep. Een persoon moet er voor zorgen dat hij zich zodanig gedraagt dat roddels en geruchten overbodig worden. Tegelijkertijd kijkt deze persoon naar opvallend gedrag van anderen om zelf beter uit de bus te komen.

De Surinaamse samenleving is een kleine gemeenschap en de sociale contacten hebben tamelijk een high-density karakter. Daardoor zijn mensen in Suriname meer in per-soonlijke roddels en geruchten betrokken dan in Nederland. De Nederlandse gemeenschap is daarentegen massaal en dientengevolge zijn de contacten low-density van aard. Surina-mers zijn zich ervan bewust dat ze relaties met al hun kennissen goed moeten houden omdat afwijkend gedrag snel opvalt. Uit de interviews kwam naar voren dat het hebben van goede sociale contacten van grote invloed is op het dalen of stijgen op de maatschap-pelijke ladder. Hieruit valt op te maken dat roddels en geruchten waarschijnlijk meer impact hebben in Suriname daar dit persoonlijke kennen een elementaire voorwaarde is voor het effect van roddels en geruchten om het gedrag van de groepsleden te sturen.

Omdat roddels en geruchten juist over die informatie beschikken die mensen belangrijk achten, namelijk over de wereld van families, vrienden, verwantschappen en buren, kunnen deze verteltechnieken effect hebben op het handelen van mensen. Emoties zijn dan ook sterk terug te vinden in de informatie van de roddel. (Stewart en Strathern 2004: 57). Tegelijkertijd is het een manier om erachter te komen hoe mensen zichzelf en anderen zien in hun wereld. ‘Rumors and gossip are prime vehicles of interpretation.’

(Stewart en Strathern 2004: 198). Niettemin vormen roddels en geruchten evenals stereotypen eerder het beeld van de sociale realiteit. Deze definiëren en creëren werelden als feiten, maar vormen in wezen geen reflectie van de werkelijkheid. Menselijke

erva-ringen worden door dit wereldbeeld gekleurd, desalniettemin beleven zij het toch als de waarheid. Hieronder beschrijf ik de wijze waarop de beeldvorming van mensen richting geeft aan hun gedrag en op welke manier mensen hierdoor diverse groepen creëren.

O

p een krokodil naar school

Het gebruik van roddels en geruchten zijn evenals stereotypen een manier voor mensen om structuur aan te brengen in een voorstelbare chaotische wereld. Met behulp van beide verschijnselen kunnen individuen vooroordelen en beelden creëren over de ander of over de andere groep. Hierdoor verkrijgen individuen de gelegenheid om noties van wij-zij groepen te ontwikkelen. Stereotypen gaan vaak over anderen waaraan negatieve ken-merken worden toegedicht en waarvan men zich zelf wil distantiëren. Deze kenken-merken weerspiegelen de eigen en vermeende positieve eigenschappen.

Surinamers, die naar Nederland gingen, namen beeltenissen met zich mee over de Nederlanders. Zij kwamen in Nederland in aanraking met de beelden die de Nederlanders over de Surinamers hadden gevormd. Zij begrepen vrijwel direct dat er een geordend wereldbeeld in de Nederlandse samenleving heerste, waarin wij-zij groepen leefden, grotendeels ingedeeld in de categorieën autochtonen versus allochtonen. In Nederland aan-gekomen voelden veel Surinamers zich een buitenstaander, een vreemde, ondanks het feit dat sommigen onder de Nederlandse kroon hadden geleefd en zich zeer verbonden hadden gevoeld met Nederland. In Nederland aangekomen, voelden zij zich eerder ont-vangen als buitenstaander dan als kroongenoot. Surinamers die langere tijd in Nederland verbleven, goed geïntegreerd waren en tussen autochtone Nederlanders leefden (vrienden-kring en werk), ervoeren dat Nederlanders hen er op bepaalde momenten aan herinnerden dat ze tot de buitenstaanders groep behoorden.

Bovendien merkten Surinamers dat Nederlanders een verkeerd beeld hadden over Suriname. Dit ‘onjuiste’ beeld kon blijven bestaan omdat stereotypen een simplificatie zijn van de wereld en gefixeerde beelden zijn van die wereld, waarin geen ruimte is voor verschillen binnen een stereotype. Anderen kunnen het wereldbeeld verstoren, maar stereo-typen kunnen deze verstoring wegnemen omdat zij voor orde zorgen in het wereldbeeld.

(Sibley 1995: 18). Hieronder volgen een paar voorbeelden van het stereotypebeeld dat de Nederlanders over de Surinamers hadden.

Veel respondenten vertelden me dat ze vrij in het begin complimenten van Neder-landers kregen over het feit dat zij in korte tijd goede Nederlandse spreekvaardigheid

had-den ontwikkeld. Nederlanders vroegen waar ze zo snel Nederlands hadhad-den geleerd. Ook dachten veel Nederlanders dat Suriname in Afrika lag, of ze wisten helemaal niet waar het lag. Harold bijvoorbeeld, kwam in 1979 naar Nederland en merkte snel dat de Nederlanders niks van Suriname wisten. Hij kreeg vragen als:“Wonen jullie in bomen?”.

Dominique, die als kind naar Nederland kwam, speelde juist met deze onwetendheid van de Nederlanders. ‘Ik maakte ze wijs dat ik op een krokodil naar school ging en dat ik thuis een leeuw achterin de tuin had’.

Melanie overtreft eigenlijk alles. Zij liep in Nederland stage in een bejaardentehuis. ‘Een vrouw vroeg me of ze een foto van mij mocht maken, want ze dacht dat ik van een andere planeet kwam’.

Volgens Sibley worden in locale conflicten, waarin een groep zich als de ‘main-stream’ beschouwt en zich bedreigd voelt door de aanwezigheid van anderen, angsten en bezorgdheden uitgedrukt in stereotypen. Echter wanneer beide groepen met elkaar in aanraking komen en de ‘mainstream’ betrokken raakt met de ‘anderen’, kan de dominante groep haar bedreiging van de groepsgrenzen verwerpen evenals het stereotype beeld over de ander. (Sibley 1995: 29). Sibley geeft echter een te rooskleurig beeld van stereotypen en vooroordelen. Aangezien vooroordelen niet berusten op ervaringen, kunnen deze beelden ook niet weggehaald worden door interactie tussen groepen en stereotypen. Hoogstens kan een beeld ontstaan van ‘uitzonderingen bevestigen de regel’.

De voorbeelden van hierboven zijn uit verschillende tijdperiodes (respectievelijk jaren ’70, ’80 en ’90) waaruit blijkt dat het stereotype beeld van de Nederlanders over de Surinamers lange tijd gehandhaafd kan blijven. Ondanks het feit dat er steeds meer Surinamers naar Nederland gingen en ervan uitgaande dat er steeds meer interactie ontstond tussen de Surinamers en de Nederlanders, bleven deze stereotypen bestaan.

Hieruit blijkt dat stereotypen gefixeerde beelden zijn, die ondanks verschillende verstoringen, voort kunnen bestaan en zorg dragen voor orde in de leefwerelden van mensen.

I

n bakrakonde, het land van de ‘pootje lichters’

Ondanks de Surinamers met de Nederlanders in aanraking kwamen bleven de vooroordelen van de Surinamers over de Nederlanders bestaan. In Surinaamse kringen in Nederland bestonden eveneens beelden over Nederlanders, waardoor hun ervaringen ge-kleurd werden. Ik kan me voorstellen dat in Surinaamse kringen veel roddels en geruchten over elkaar en andere groeperingen de ronde deden, waar stereotype beelden uit konden ontstaan. In mijn interviews heb ik geen vragen over roddels en geruchten binnen Suri-naamse kringen in Nederland gesteld, waardoor ik de mate van belangrijkheid in deze niet met zekerheid kan vaststellen.

Ik denk dat roddels en geruchten een belangrijk aspect vormen in de Surinaamse samenleving omdat zij dit gedrag in het beeld over de Nederlanders plaatsten. Zij vonden dit roddelen een negatieve eigenschap van de Nederlanders, waar zij zichzelf van wilden distantiëren. Het toedichten van een eigenschap aan een stereotype beeld vertelt veel over de Surinaamse samenleving zelf, daar een stereotype zowel iets vertelt over de ander ook iets zegt over het ‘zelf’. Als roddelen een grote rol speelt in de Surinaamse samenleving en voor slechte ervaringen zorgt kan het zijn dat Surinamers een angst voor roddelen ontwikkeld hebben. Zij kunnen hun bezorgdheid of angst voor roddelen daarom in een stereotype beeld over de Nederlander geplaatst hebben.

Immers, om de categorieën ‘zelf’ en de ‘ander’ tegenover elkaar te plaatsen is het mogelijk om via de ander ook een beeld over het ‘zelf’ te verkrijgen. Op deze manier is het stereotype over de ‘ander’ niet slechts een afspiegeling van het zelfbeeld. Zowel het goede als het slechte stereotype over de ander geven inzicht in de tekortkomingen van het zelf.

‘Het goede stereotype kan een verlangen, een onbereikbare fantasie, iets dat je zelf bent kwijtge-raakt of iets wat je zelf niet hebt, representeren, terwijl het slechte stereotype iets kwaadaardigs, verachtelijks, negatiefs kan representeren, iets waarvan je je wilt distantiëren, eventueel bang voor bent.’ (Sibley 1995: 15).

Alleen met dit zelfbegrip is het mogelijk om te bepalen in welke relatie het zelf tot de ander staat. In deze sociale relaties kunnen zowel gevoelens van verlangen als gevoelens van afschuw verscholen zitten.(Sibley 1995: 11). Deze zelfkennis maakt ook meteen dui-delijk wanneer de grenzen van het zelf bedreigd worden.

Personen die omgaan met stereotypen zien deze als feiten en interpreteren vanuit deze beelden de wereld om hen heen. De Surinamers kregen vooral een negatief stereotype beeld mee vanuit Suriname, waarin de veronderstelde dubbele agenda van de Nederlanders

aanzienlijk tot uiting kwam. Daarnaast waren arrogantie, bemoeizuchtigheid, gierigheid en xenofobie ook eigenschappen die aan de stereotype Nederlander werden toegedicht. Met deze beelden interpreteerden de Surinamers hun ervaringen met de Nederlanders.

Hieronder volgen enkele voorbeelden van de wijze waarop de belevenissen van de Surinamers door hun negatieve stereotype over de Nederlanders gekleurd werden. Deze beeldvorming beïnvloedde tevens hun gedrag bij hun ontmoetingen met de Nederlanders.

Carlien zegt over de mentaliteit van de Nederlanders: ‘Ze zijn zakelijk en vriendelijk, maar ze hebben angst voor het vreemde. Je bent echt een buitenlander in Nederland.’ Enerzijds behielden Nederlanders afstand tot het vreemde; anderzijds staken Nederlanders hun ‘directe’ neus in andermans zaken. Wat Carlien in het begin opviel was dat Nederlanders veel doorvroegen. ‘Ze vroegen:“Hoe gaat het met je?”. “Ja, goed”, antwoordde ik. “Hoe-zo goed?”, vroegen ze dan. In Suriname kon je deze vraag pas stellen als je iemand heel goed kende.’ Kimberly ergerde zich aan de bemoeizuchtige of zogenaamd nieuwsgierige vragen, waarin een dubbele agenda verscholen zat. Toen ze een keer naar Suriname op va-kantie ging, vroeg een Nederlander haar:‘“Waar kan je dat van betalen?” Belachelijk. Dat ga ik aan jou toch ook niet vragen. Als ik geen geld had, zou ik ook niet op vakantie gaan.’

Rose is als puber met haar familie net voor de onafhankelijkheid met de stroom Su-rinamers mee naar Nederland gekomen. Ze vond het moeilijk om in Nederland te wonen.

Ze was de enige allochtoon van haar klas en ze voelde zich door haar klasgenoten niet begrepen. Daarnaast vormde de taal voor haar een ‘bottleneck’. Haar klasgenoten ver-stonden haar Surinaamse accent niet, terwijl zij de Nederlandse klasgenootjes maar half verstond. Het gevolg was dat ze steeds meer spijbelde van school. Aangezien ze in Suri-name een goede leerling was, zouden haar ouders dit spijbelen onbegrijpelijk vinden. Ze vertelde haar ouders daarom niets hierover. ‘In mijn vrije tijd deed ik niks, ik raakte geïso-leerd, je wordt een vreemdeling, alles was anders, de cultuur was anders.’

Zichzelf geïsoleerd en onbegrepen voelen had ook te maken met het stereotype beeld van de Nederlander, zoals ze dat vanuit haar Surinaamse omgeving mee gekregen had. ‘Ik had ook angst voor de Hollanders. Dat krijg je ook mee van je omgeving. Je hoort:

“Ze zijn een valstrik, ze gaan je beledigen, ze zijn gierig, ze gaan je pootje lichten.” Dat vooroordeel neem je mee. “Ze gaan wel vriendelijk tegen je doen, maar eigenlijk maken ze je belachelijk”. Daardoor krijg je de kans niet om de Hollanders beter te leren kennen. Je ging zoveel mogelijk met Surinamers om omdat je angst had voor de Hollanders. Ik trok me terug terwijl de Hollanders me wel benaderden. Als ze dan een keer een dubbeltje van

me geleend hadden en ze gaven het niet meteen de volgende dag terug, dan dacht je: zie je wel, ze gaan me pootje lichten.’ En dat vertelde je thuis meteen. Zo werd het vooroordeel bevestigd.’

Haar zuster Carmen maakte in Suriname de opkomst van het nationalisme van dicht-bij mee. Op de middelbare school maakte een docent propaganda voor Suriname. Hij doceerde wat je als Surinamer wel allemaal niet voor je land kon doen. De Nederlanders waren voor hem ‘the bad guys’, de kolonialisten die het land Suriname wilden uitbuiten.

Met deze aangeleerde overtuiging van de neerbuigendheid en arrogantie van de Neder-landers, legde zij in Nederland de eerste contacten op school. Doordat zij de gezichten van de Nederlanders moeilijk kon onderscheiden en het Nederlandse accent niet helemaal kon verstaan was het voor haar moeilijk om te beoordelen wie er aardig waren en koos zij ervoor om zich in eerste instantie afstandelijk op te stellen. ‘Ze zaten je raar aan te gapen en te observeren. Ik vond de Nederlanders ook niet aardig door mijn boosheid. Ik wilde ze ook niet aardig vinden. Ik had geen band met die mensen, je wordt zomaar tussen de kolonialisten geplaatst, ik wilde dat afhouden, elk blank gezicht had koloniaal denken in zich, daar wilde ik geen vriendschappen mee maken’.

N

ederlands dubbele tong

Het is duidelijk dat de Surinamers zich tot een andere groep voelden behoren dan de Nederlanders. Er waren stereotypes over en weer die zorgden voor een versterking van het wij-zij gevoel. Hierdoor waren de groepsgrenzen duidelijk te onderscheiden. Aan de hand van roddels en geruchten probeerden Surinamers af te tasten hoe het wereldbeeld van de Nederlanders eruit zag. Surinamers vermoedden namelijk dat Nederlanders over hen roddelden en niet de juiste beeldvorming over hen hadden. Dit foutieve beeld zou voor het belang van de Nederlanders dienen. Surinamers meenden dat Nederlanders via de roddel de Surinamers denigreerden om er zelf beter uit te komen. Volgens Paine roddelen mensen immers om hun eigen belangen te behartigen. (Paine in Stewart en Strathern 2004: 36).

De Surinamers poogden dit (foutieve) Nederlandse beeld te achterhalen. Zij ver-moedden dat dit beeld negatief was, waardoor het schade kon berokkenen in situaties van belangenconflicten. Roddels en geruchten spelen namelijk een cruciale rol op ambigue momenten. Deze kunnen op dit soort momenten voor nog meer ambiguïteit zorgen en zowel voor individuele als voor collectieve belangen dienen. (Stewart en Strathern 2004:

202). De roddel en het beeld dat daarmee gevormd wordt over iemand, hoeft niet bekend te

zijn bij diegene. Een gerucht kan lang op de achtergrond blijven, en pas naar buiten komen in situaties van verandering of belangenconflicten. Een sluimerende eigenschap van een gerucht is dat het gerucht op zo’n moment schade kan aanrichten bij een persoon, waarover de roddel verspreid was. (ibid.: 39).

Door het uitpluizen van Nederlandse roddels gingen Surinamers er eigenlijk vanuit dat de Nederlanders kwaad over hen spraken. Uit zelfbescherming vulden de Surinamers de mogelijke roddels van de Nederlanders zelf in om niet te hoeven wachten tot de daad-werkelijke roddel een hoop schade zou aanrichten. Het idee van roddelen kon hierdoor opgenomen worden in het stereotype beeld van de Nederlander en zo een gefixeerd beeld worden. Hieronder beschrijf ik het proces van de roddel die opgenomen wordt in een stereotype.

Surinamers in Nederland hadden het gevoel dat de Nederlanders hen nooit helemaal opnamen in hun groep. Hoewel Nederlanders wel vriendelijk waren, bleven ze altijd op een afstand in de beleving van Surinamers. Andrew zegt hierover: ‘Ze waren vriendelijk, maar toch afstandelijk. Ze willen alles wel proeven, maar op afstand’.

‘Het gedrag van de Nederlanders is vreemd en raar. Je praat niet met Nederlanders.

Nederlanders spreken niet meteen hun mening uit, die wordt pas geventileerd als je wegbent. Als je weg bent, zeggen ze: “Het zal mijn schoonzoon niet worden”, geeft Samuel hierover aan.

Respondenten noemden vaak de gang van zaken bij sollicitatie als een typisch voorbeeld van de Nederlandse dubbele tong. Samuel werd op een dag uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Zijn potentiële werkgever was erg vriendelijk waardoor hij het ge-voel kreeg dat het gesprek goed verliep. De werkgever legde alles uit over de werkzaam-heden en gaf Samuel een rondleiding door het gebouw. Naderhand kreeg hij een brief waarin vermeld stond dat het bedrijf ‘tot onze spijt’ voor een ander gekozen had. Samuel

Respondenten noemden vaak de gang van zaken bij sollicitatie als een typisch voorbeeld van de Nederlandse dubbele tong. Samuel werd op een dag uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Zijn potentiële werkgever was erg vriendelijk waardoor hij het ge-voel kreeg dat het gesprek goed verliep. De werkgever legde alles uit over de werkzaam-heden en gaf Samuel een rondleiding door het gebouw. Naderhand kreeg hij een brief waarin vermeld stond dat het bedrijf ‘tot onze spijt’ voor een ander gekozen had. Samuel