• No results found

Geografische ligging

en daders van interne criminaliteit

4.1.1 Geografische ligging

De bedrijven in ons onderzoek zijn geconcentreerd op bepaalde plekken in Nederland: op Schiphol, in Rotterdam (haven en agglomeratie) en in Noord-Brabant/Limburg (met concentraties bedrijven in de agglomeraties van Moerdijk, Tilburg, Eindhoven en Venlo).

De overige ondernemingen zijn verspreid over Nederland, met een zekere concentratie in de grensstreek met Duitsland (lijn Nijmegen-Enschede). Veel bedrijven hebben meer dan één vestiging. De in tabel 10 gepresen-teerde cijfers omtrent geografische indeling moeten, zoals al in hoofdstuk 2 is besproken, derhalve met enige voorbehouden worden geïnterpre-teerd.28

Figuur 1 Gemiddeld aantal gerapporteerde (interne) incidenten per bedrijf naar regio (over laatste drie jaar)

We hebben de relatie tussen geografische ligging en aantal gerappor-teerde incidenten ook grafisch weergegeven in figuur 1. We zien een globaal verschil in gerapporteerde incidenten tussen de regio’s Schiphol, (overige) Randstad en Brabant/Limburg enerzijds en Rotterdam en de rest van Nederland anderzijds. In laatstgenoemde gebieden ligt het aantal incidenten beduidend beneden het niveau van de eerstgenoemde gebie-den. Deze verschillen laten zich verklaren uit het feit dat de bedrijven in de betreffende regio’s op enkele risicokenmerken van elkaar afwijken.

28 De reden dat we deze gegevens hier toch durven presenteren vloeit voort uit het feit dat enkele tests met alternatieve locatie-indelingen telkens vergelijkbare resultaten laten zien.

0 5 10 15 20 25 30

Regio Rotterdam elders in Nederland

S chiphol Noord-Brabant/Limburg

overige Rands tad

gemiddeld aantal interne incidenten gemiddeld aantal incidenten (totaal)

WODC_235_5.indd Sec7:93

Dit zijn kenmerken die ook elders in tabel 10 zijn genoemd en samenhang vertonen met het aantal gerapporteerde incidenten. Zo zien we dat de bedrijven op Schiphol afwijken doordat ze veel vaker dan bedrijven in de andere regio’s de meest ‘risicovolle’ goederen behandelen. De bedrijven in Rotterdam hebben relatief weinig incidenten gerapporteerd. De achter-grond hiervan is deels dat het in deze regio relatief vaak gaat om kleine bedrijven (minder dan vijftig werknemers) die in veel gevallen ook geen eigen transport hebben. Zoals we verderop zullen zien, beperken deze kenmerken de risico’s op (interne) criminaliteit. Ze kunnen echter niet helemaal verklaren waarom de Rotterdamse bedrijven zo ‘laag scoren’. Dat de bedrijven in de rest van de Randstad hoge scores laten zien, kan onder meer worden toegeschreven aan het feit dat het hierbij naar verhouding vaker gaat om grote ondernemingen (meer dan tweehon-derd werknemers) die vaker dan de bedrijven in de andere regio’s (een deel van) hun eigen transport regelen. Ook ligt bij deze bedrijven het percentage extern personeel relatief hoger (zoals uitzendkrachten, maar ook medewerkers van andere bedrijven die in of rond de betreffende bedrijven werkzaam zijn). De bedrijven in Brabant en Limburg wijken af doordat ze vaker dan bedrijven in andere regio’s een relatief laag bevei-ligingsniveau kennen, terwijl de goederen die ze behandelen gemiddeld genomen even risicovol zijn. De bedrijven elders in Nederland wijken vooral af doordat ze veel minder vaak dan bedrijven in de eerderge-noemde regio’s te maken hebben met personeelsproblemen (problemen met werving en verloop van personeel).

Als we kijken naar het soort incidenten waar bedrijven in deze regio’s slachtoffer van worden, zien we ook enkele opvallende verschillen: de bedrijven op Schiphol rapporteren naar verhouding minder vaak inbraken (zowel extern als intern), terwijl de prevalentie van deze normovertreding in de andere regio’s zo’n beetje overal op een gelijk niveau ligt. Incidenten die door bedrijven op Schiphol juist vaker dan gemiddeld worden gemeld, zijn het ongeoorloofd privé gebruiken van bedrijfsmiddelen, vechtpartijen en illegale handel. De bedrijven in Rotterdam rapporteren naar verhouding vaker dat medewerkers verwijt-baar nalatig zijn geweest bij het uitoefenen van hun werk. Hierbij gaat het vaak om chauffeurs en andere medewerkers die tegen de regels in bepaalde veiligheidsprocedures niet in acht hebben genomen, waardoor een misdrijf kon plaatsvinden (meestal verduistering van goederen). Op Schiphol wordt deze normovertreding juist relatief weinig gerapporteerd. Bedrijven in de rest van de Randstad rapporteren vaker dan gemiddeld slachtofferschap van verduistering en inbraken waarbij sprake is van interne betrokkenheid. Bedrijven in Brabant en Limburg en in mindere mate ook elders in Nederland worden iets vaker dan gemiddeld gecon-fronteerd met sabotageactiviteiten van medewerkers. Normovertredingen zoals (interne) verduistering, fraude en vernieling komen zo’n beetje in alle regio’s even vaak voor.

WODC_235_5.indd Sec7:94

95

Kenmerken van slachtoffers en daders van interne criminaliteit

Met alle slagen om de arm die nodig zijn vanwege de gebruikte maat voor geografische indeling, kunnen we stellen dat er regionale verschillen bestaan naar aard en omvang van gerapporteerde interne criminaliteit. De bedrijven in de Randstad en in Brabant en Limburg rapporteren meer interne problemen dan bedrijven buiten deze gebieden. Stedelijkheid speelt hierbij een rol. De meeste bedrijven in de genoemde regio’s liggen in (groot)stedelijke gebieden, de bedrijven in de rest van Nederland juist vaker daarbuiten. Mede doordat de bedrijven in Rotterdam op enkele belangrijke (risico)kenmerken afwijken van de rest van de steekproef, vormen zij hierop een uitzondering. Ten slotte bestaan er ook verschillen in het soort incidenten waarmee bedrijven in deze regio’s vaker of minder vaak te maken hebben. Sommige normovertredingen komen echter overal in ongeveer gelijke mate voor.

4.1.2 Omvang

We zien in tabel 10 dat grote bedrijven (met meer dan tweehonderd werknemers in Nederland) gemiddeld ruim twee tot drie keer zoveel (interne) incidenten melden als kleine bedrijven. Als zodanig lijkt (interne) criminaliteit dus een verschijnsel waarvan vooral grote bedrijven last hebben. Nu ligt het voor de hand dat in grote bedrijven meer incidenten plaatsvinden, omdat onze maat voor omvang is afgeleid van het aantal personeelsleden; hoe meer personeel des te meer ‘potentie’ voor interne criminaliteit. Er is echter meer aan de hand. Zoals al in hoofdstuk 2 naar voren kwam, is tijdens de interviews niet altijd de situatie in het bedrijf als geheel besproken, omdat respondenten in met name grotere bedrijven niet altijd (goed) zicht hadden op wat zich in het gehele bedrijf afspeelde. De correlatie tussen bedrijfsomvang en gerapporteerde incidenten blijft bestaan als we controleren voor deze factor. Omgekeerd verdwijnt de correlatie tussen het aantal vestigingen waarover gesproken is en het aantal gerapporteerde incidenten, wanneer we rekening houden met de omvang van het bedrijf als geheel. Met andere woorden, de omvang van de onderneming heeft, onafhankelijk van het aantal personeelsleden dat normovertredingen kan begaan, een effect op het aantal gerapporteerde incidenten: in vestigingen van grote ondernemingen worden meer (vooral interne) incidenten gemeld dan in vergelijkbare vestigingen van kleinere ondernemingen.29

Belangrijke verschillen tussen grote en kleine ondernemingen doen zich vooral voor bij verduistering. Dit wordt door 81% van de grote

29 Correlaties bivariaat:

– criminaliteit totaal/intern * omvang (r=.30/.36, p<.001)

– criminaliteit totaal/intern * aantal vestigingen bevraagd (r=.26/.25, p<.01). Partiële correlaties:

– gecontroleerd voor aantal vestigingen bevraagd: criminaliteit totaal/intern * omvang (r=.19/.27, p<.05/p<.01) – gecontroleerd voor omvang: criminaliteit totaal/intern * aantal vestigingen bevraagd (r=.09/.04, p=.30, p=.65).

WODC_235_5.indd Sec7:95

ondernemingen gerapporteerd tegen 35% bij de kleine ondernemingen (voor ‘interne’ verduistering liggen de percentages op respectievelijk 81% en 27%). Behalve verduistering is ook interne vernieling een normover-treding die vooral bij grote ondernemingen vóórkomt. Van de grote ondernemingen rapporteert 16% deze normovertreding. Door de kleine bedrijven wordt deze normovertreding geen enkele keer gerapporteerd. Bij inbraken is de variatie tussen grote en kleine bedrijven veel minder: 80% van de grote ondernemingen rapporteert dit tegen 70% van de kleine ondernemingen (bij ‘interne’ inbraken liggen de percentages op respectievelijk 47% en 30%). Ook ten aanzien van normovertredingen als overvallen, oplichting en sabotage van werkprocessen zijn de verschil-len in gerapporteerde incidenten tussen grote en kleine bedrijven niet zo groot. Afwijkend van het algemene beeld is dat met name kleine bedrij-ven relatief vaak slachtoffer worden van zaken als fraude, privé-gebruik van bedrijfsmiddelen en (in mindere mate) nalatigheid van werknemers. Zo ligt bijvoorbeeld het percentage kleine bedrijven dat fraudegevallen rapporteert twee keer zo hoog als bij grote bedrijven.

Al met al kunnen we concluderen dat bedrijfsomvang is gerelateerd aan prevalentie en frequentie van interne criminaliteit. Deze relatie stijgt uit boven het getalsmatige gegeven dat meer medewerkers meer normovertredingen kunnen begaan. Grote bedrijven zijn ook ‘intrinsiek’ criminogener (dat wil zeggen ‘vatbaarder’ voor criminaliteit). Bij sommige vormen van interne criminaliteit wijkt het beeld echter af. Zo worden fraude, ongeoorloofd privé-gebruik van bedrijfsmiddelen en (in mindere mate) nalatigheid van werknemers naar verhouding juist vaker gemeld door kleine ondernemingen.