• No results found

Aangiften en opsporing

6 Afhandeling van aangiften door politie en justitie

6.2 Aangiften en opsporing

In tabel 13 hebben we de aangiften beschreven die we via de politiere-gio’s hebben verkregen. In totaal hebben we 523 aangiften verzameld van bedrijven uit onze steekproef. Deze aangiften hebben betrekking op de periode 2002-2004. In totaal 161 aangiften hebben we als intern kunnen labelen op basis van enige bron (ruim 30%). Dit is zeer waarschijnlijk een onderschatting, omdat onze kennis van de meeste aangiften te gering is om vast te kunnen stellen of sprake is van interne betrokkenheid. Aangiften waarbij geen interne betrokkenheid is vastgesteld, duiden we hier aan als ‘overige aangiften’. Wanneer we kijken naar de omschrij-vingen en achtergronden van de ‘overige’ aangiften, kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat een significant deel hiervan waarschijnlijk ook een interne component heeft. Hierbij gaat het om criminele feiten waarvan het moeilijk is voor te stellen dat er géén interne personen betrokken zijn of om feiten waarbij dit op zijn minst heel waarschijnlijk is. De categorie ‘overige aangiften’ zal derhalve enigszins vervuild zijn met aangiften die ook betrekking hebben op interne incidenten.

De delicten waarop de interne aangiften betrekking hebben, wijken af van de delicten waarop de overige aangiften betrekking hebben: 60% van de interne aangiften houdt verband met verduistering. Deze categorie komt bij de overige aangiften uiteraard niet voor. Immers, verduistering duidt per definitie op interne betrokkenheid. Daarnaast bestaat 15% van de interne aangiften uit overige diefstalgevallen. Daarmee komt het percen-tage eenvoudige diefstallen bij de interne aangiften op 75%. Bij de overige aangiften ligt dit percentage op 37%. Van de interne aangiften heeft 21% betrekking op inbraak van enige soort (als we diefstal van vrachtauto’s hier ook meetellen). In meer dan de helft van deze gevallen gaat het om inbraak in een pand (loods, kantoor, garage en dergelijke). Bij de overige aangiften ligt het percentage inbraken met 59% bijna drie keer zo hoog als

WODC_235_5.indd Sec9:155

bij de interne aangiften. Hierbij gaat het vooral om inbraken in panden en inbraken in voertuigen (meestal vrachtauto’s, vaak ladingdiefstal, maar ook veel diefstallen van privé-spullen van de chauffeur). Aangiften van andere vormen van criminaliteit komen maar heel weinig voor. Zowel bij de interne als bij de overige zaken gaat het om 4% van de aangiften. Dit beeld bevestigt onze bevindingen bij de bedrijven: als het gaat om interne criminaliteit, is men vooral gefocust op (interne) diefstal. Het grootste deel van de interne aangiften heeft hierop betrekking. Als grootste (niet-interne) criminaliteitsprobleem zien bedrijven de

lading-Tabel 13 Beschrijving van (interne) aangiften en ophelderingsindicatie

Interne aangiften Overige aangiften*

Aantal absoluut (n) 161 362

Delictcategorie (%)

Verduistering 60% 0%

(Overige) eenvoudige diefstal 15% 37%

Inbraak in pand 12% 26%

Inbraak in voertuig 4% 25%

Diefstal van vrachtauto (vaak inclusief lading) 3% 5%

Vernieling 1% 2% Overige 1% 1% Fraude 2% 1% Overige inbraak 2% 3% Soort buit (%) Handelsgoederen 70% 48% Geld 11% 3% Bedrijfsmiddelen 7% 22%

Vrachtauto´s (vaak inclusief lading) 4% 4%

Privé-spullen van werknemers 3% 2%

Geen buit/niet van toepassing/onbekend 7% 22%

Waarde-indicatie van de buit (%)

Minder dan € 250 13% 12%

€ 250 - € 10.000 54% 46%

Meer dan € 10.000 22% 12%

Waarde onbekend 4% 8%

Buit niet van toepassing 7% 22%

Bedrijf heeft verdachte(n) op het oog (%) 50% 3%

Opgehelderde aangiften (%) 49% 3% * overige aangiften: dit zijn deels ‘externe’ aangiften en deels aangiften waarvan we de interne status

niet hebben kunnen vaststellen.

WODC_235_5.indd Sec9:156

157

Afhandeling van aangiften door politie en justitie

diefstallen (door middel van inbraken in loodsen en vrachtauto’s). Deze categorieën vormen ook de meerderheid van de overige aangiften. Dat het percentage aangiften van inbraken in panden ongeveer gelijk is aan het percentage inbraken uit voertuigen, bevestigt ons vermoeden dat de laatste categorie ondervertegenwoordigd is. Immers uit de bevraging van bedrijven kwam naar voren dat transportgerelateerde inbraken vaker voorkomen dan pandgerelateerde inbraken. Dat van andere zaken dan diefstal en inbraak nauwelijks aangifte wordt gedaan, is ook een beves-tiging van wat bedrijven ons eerder verteld hebben, namelijk dat men in deze gevallen meestal een interne afhandeling verkiest en dus geen aangifte doet bij de politie.

We hebben de aangiften ook gerangschikt naar het type buit (indien relevant) en de waarde van de buit (in euro’s). Ten aanzien van dit laatste hebben we drie grove categorieën gehanteerd: kleine buit (minder dan 250 euro), middelmatige buit (250 tot 10.000 euro) en grote buit (meer dan 10.000 euro). De grenzen zijn willekeurig en de toekenning is vaak op basis van een schatting onzerzijds, gebaseerd op de door de politie aange-leverde gegevens. De ‘waarde van de buit’ moet dan ook worden gezien als een indicatieve grootheid.

We zien in tabel 13 dat de buit bij interne aangiften in veruit de meeste gevallen (70%) bestaat uit handelsgoederen. Ook geld is regelmatig het doelwit (11%). Deze laatste gevallen hebben vooral betrekking op bedrij-ven die met remboursementen werken (zoals koeriersbedrijbedrij-ven). De andere typen buit komen veel minder vaak voor. De hiervoor aangehaalde diefstallen en verduisteringen hebben dus vooral betrekking op handels-goederen. Bij de overige aangiften zien we dat bedrijfsmiddelen vaker de buit vormen. Hierbij gaat het veelal om zaken als computerappara-tuur, navigatiesystemen en dergelijke die gestolen worden bij inbraken in kantoren en auto’s. Bij de overige aangiften komt het ook vaker voor dat er geen buit is (dit zijn niet-geslaagde pogingen tot inbraak). Als we kijken naar de waarde van de buit, kunnen we vaststellen dat bij circa de helft van de interne aangiften (54%) sprake is van een ‘gemiddelde’ buit. Bij een klein deel van de aangiften is sprake van een geringe buit (minder dan 250 euro). In iets meer dan één op de vijf gevallen (22%) is sprake van een grote buit (meer dan 10.000 euro). Bij de overige aangiften ligt de gemid-delde omvang van de buit iets lager. Dit heeft te maken met het feit dat het aandeel onvoltooide delicten (pogingen) hier groter is. Al met al hebben we geen redenen om aan te nemen dat de interne aangiften afwijken van de overige aangiften als het gaat om de aard en omvang van de buit. Het grootste verschil tussen de interne en de overige aangiften is dat bij de eerste groep veel vaker sprake is van bedrijven die al verdachten op het oog hebben (50 tegen 3%). Dit verschil ligt voor de hand, omdat op basis van deze informatie politiefunctionarissen in staat waren om een aangifte als intern aan te merken. We zien vervolgens dat het percentage opgehel-derde interne aangiften ongeveer op hetzelfde niveau ligt (opgehelderd

WODC_235_5.indd Sec9:157

betekent doorgaans dat er verdachten zijn gehoord in het kader van een aangifte).61 Deze bevinding betekent niet dat alle aangiften waarbij bedrijven vooraf verdachten op het oog hadden, ook zijn opgehelderd. In totaal hebben we 80 interne aangiften gevonden waarbij door het bedrijf één of meer verdachten zijn genoemd. Van deze 80 zijn er 65 door de politie opgehelderd. Het niet-ophelderen had soms te maken met bewijs-technische redenen (gebrek aan bewijs). Soms ook vond er geen nadere opsporingsactiviteit plaats. Zo meldde een politieregio een geval waarin een verdachte niet kwam opdagen voor een verhoor, waarna men het er maar bij liet zitten. Ook kwam het enkele malen voor dat het bedrijf ervoor koos de zaak verder intern en/of civielrechtelijk af te handelen. Naast de hiervoor genoemde 65 zaken, heeft de politie ook nog eens 13 interne aangiften opgehelderd, waarbij het bedrijf niet vooraf al verdachten op het oog had (of beter gezegd: waarbij dit niet bleek uit de aangifte). Met andere woorden, de verzameling opgehelderde interne aangiften bestaat voor het overgrote deel uit zaken waarbij het bedrijf zelf de verdachte(n) heeft aangeleverd (65 van de 78 gevallen) en voor een klein deel (13 van de 78 gevallen) uit zaken waarbij bedrijven niet vooraf al verdachten op het oog hadden (althans: waar dit niet bleek uit de aangifte).

Als we, ten slotte, kijken naar de categorie overige aangiften, zien we dat slechts een zeer gering deel van deze aangiften is opgehelderd (3%). Het gaat om tien opgehelderde aangiften. In vier gevallen ging het om aangiften waarbij bedrijven vooraf verdachten op het oog hadden, in zes gevallen was dit niet aan de orde.

Ten aanzien van de afhandeling van interne aangiften door de politie is onze conclusie dat opheldering vooral afhankelijk is van de vraag of bedrij-ven zelf verdachten kunnen aandragen. Als ze dit niet kunnen, is de kans dat een aangifte wordt opgehelderd heel erg klein. Echter, ook wanneer bedrijven verdachten aandragen, leidt dit niet altijd tot opheldering.