• No results found

onderbouwing van de maatgevende afvoer

7.4 Gemis aan transparantie

Het is duidelijk dat het instrumentarium om rivierafvoeren te voorspellen nog in ontwikkeling is. De discussie over de onderbouwing is nog niet af, want de minister heeft hierover een aantal rapportages toegezegd aan de Tweede Kamer die er nog niet liggen. In plaats daarvan is een overzicht gestuurd van de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van GRADE (zie brief IENM/BSK-

2015/222595). Het zal naar verwachting nog tot 2018 duren voordat de modellentrein verbeterd is. Ons onderzoek laat zien dat er sprake is van een gemis aan transparantie, omdat de bepaling van de maatgevende afvoer met zoveel onhelderheid is omgeven.

In ons onderzoek is weliswaar een groot aantal publicaties (artikelen, rapporten, --) geraadpleegd, maar het ons niet mogelijk gebleken om op basis hiervan

• (1) voldoende zicht te krijgen op hoe het instrumentarium in theorie werkt, waarom voor bepaalde werkwijzen is gekozen en hoe de modellen zijn gekalibreerd. Dit geldt voor de weergenerator, voor GRADE, en voor de wijze waarop wordt omgegaan met de gesimuleerde afvoerwaarden;

• (2) zicht te krijgen op de versies van de afzonderlijke onderdelen die zijn gebruikt bij de totstandkoming van de gehanteerde 18.000 m3/s

(3) helder te krijgen welke aannames, veronderstellingen en keuzes (o.a. verdelingsfuncties) hierbij zijn gehanteerd

De intransparantie leidt tot afwezigheid van discussies op plaatsen waar grote behoefte is aan verheldering, bijvoorbeeld het feit dat de slechte simulatie van het hoogwater van 1988 bij de validatie van GRADE2.0 niet helder in de conclusies is bediscussieerd. Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat het model goed presteert, maar als opgetreden extreme hoogwater-situaties bij simulatie worden overschat, moet er toch kritisch naar de uitkomsten gekeken worden. Het model moet adequaat moet worden geëvalueerd en gedocumenteerd, dat geldt dat ook voor de uitkomsten van modelberekeningen die in of ter ondersteuning van besluitvorming worden gebruikt. Dit is inclusief daaraan ten grondslag liggende ‘invoer’ bestaande uit gebruikte data, veronderstellingen, aannames en gemaakte keuzes. Ons onderzoek is dan ook gericht geweest op het verkrijgen van een compleet en helder overzicht van het totale plaatje van invoer, model en resultaten. De informatie die ten behoeve van dit onderzoek is aangereikt, bevat verwijzingen naar diverse rapporten, publicaties, verslagen van expertmeetings etcetera. Veel hiervan zijn waardevol op zich, maar ze zijn niet op elkaar afgestemd, vertellen elk een deel van het verhaal waarbij soms sprake is van gedeeltelijke overlap, ze kennen vaak andere aannames, uitgangspunten, keuzes, gebruikte data,---.

Er is ook verlies aan transparantie door het gebrek aan inzicht ten aanzien van de afstemming met het beleid in Duitsland; alsmede het tekort aan kennis over de omvang en het effect van overstromingen in Duitsland.20

20 Er is wel kennis, en die wordt ook uitgewisseld via IKSR en Arbeitsgruppe Hochwasser. Beleid wordt ook min of meer afgestemd via de EU

Hoogwaterrichtlijn, maar de verschillen tussen hoogwaterbeleid in Duitsland en Nederland zijn veel groter dan de overeenkomsten.

Het gemis aan transparantie leidt ertoe dat er mogelijkheden ontstaan voor in het vooruit werken, waarbij de legitimatie wordt nageleverd (dit speelt b.v. bij het hanteren van het nieuwe

veiligheidsbeleid maar ook bij het legitimeren van alle projecten die gemotiveerd worden van de 18.000 m3/s bij Lobith in 2100). Het maakt daarnaast ook de omkering van planprocessen mogelijk, door eerst de maatregelen te benoemen en qua geld en verantwoordelijkheid te verkavelen tussen overheden en daarna pas te werken aan de motivering ervan.

De hierboven genoemde notitie van Rijkswaterstaat over hoogwater bij Lobith bevestigt het

bovenstaande beeld, evenals de recente review van het Expertise Netwerk Waterveiligheid (Expertise Netwerk Waterveiligheid, 2015). De 18.000 m3/s wordt daar gepresenteerd als een beleidsmatig uitgangspunt, waarbij niet duidelijk is of het om voorzorg gaat of niet. Een dergelijk uitgangspunt dient desalniettemin goed onderbouwd te zijn, om een zekere mate van willekeur door de overheid ten alle tijden te voorkomen (zie 9.5 en 9.7).

7.5

Conclusies

Bovenstaande beschouwingen leiden tot kritische conclusies.

De belangrijkste conclusie is dat de werkwijze rondom de onderbouwing van de maatgevende afvoer onvolledig is beschreven en verantwoord, waardoor geen zicht verkregen kan worden op motivering van methodologische keuzes, achterliggende aannames en betrouwbaarheid van de samenstellende onderdelen van de modellentrein.

Zo zijn de keuzes rondom de uitkomst van de weergenerator zijn slecht verantwoord in de GRADE onzekerheidsanalyse (Boogaard van den et al., 2014) en al helemaal niet in begrijpelijk Nederlands opgeschreven. Er zijn ook andere methoden beschikbaar voor het genereren van meerdaagse neerslagsommen (Rakovec, Weerts, Hazenberg, Torfs, & Uijlenhoet, 2012) en een keuze wordt niet beargumenteerd. De hier gebruikte methode interpreteren we op basis van het ter beschikking staande materiaal niet enkel als onvolledig verantwoord, maar ook niet a priori als valide. Dat zou eerst beter uitgezocht moeten worden. De toepassing daarvan bij gebrek aan betere technieken zou derhalve met de uiterste zorgvuldigheid en transparantie moeten geschieden. De wijze waarop de methode, die in belangrijke mate de uitkomst van berekeningen aanstuurt, is geïntegreerd in GRADE draagt daarmee bij aan een gemis aan transparantie en verantwoording.

De GRADE2.0 methode kent op verschillende plekken een ophoging van neerslaghoeveelheden: • Bij de transformatie van een vijftigjarige neerslag/temperatuur reeks naar een 50.000 jarige reeks

op basis waarvan meerdaagse neerslagsommen worden geconstrueerd, die ver buiten het bereik liggen van geobserveerde neerslagsommen

• Bij de toepassing van de deltamethode, waarmee een temperatuurverhoging ten gevolge van klimaatverandering wordt gesimuleerd.

Hoe wordt in deze modellentrein precies voorkomen dat het effect van klimaat wordt onder- of overschat? Dit zou consequenties hebben voor de berekening van de maatgevende afvoer. Eerder is aangegeven dat er vraagtekens te plaatsen zijn bij het oprekken van de gegenereerde weergegevens ten behoeve van de berekening van de referentiesituatie.

De vragen en opmerkingen ten aanzien van validatie en kalibratie, de wijze waarop Duitse

overstromingen zijn meegenomen, het toepassen van de Nearest Neighbour Methode in relatie tot de delta methode en het ontbreken van een externe review op de modellentrein als geheel op basis van een totaalbeschrijving van het instrumentarium, laat zien dat GRADE2.0 nog te veel in ontwikkeling is om zekerheden te verschaffen of de 18.000 m3/s bij Lobith er wel of niet kan komen. Dit wordt bevestigd door de laatste informatie over GRADE, die door de minister aan de Tweede Kamer is gestuurd. Daarin wordt gesteld dat er op onderdelen nog handmatige correcties uitgevoerd moeten op het onderwerp van overstromingen in Duitsland, en dat de kalibraties nog te hoog uitvallen. Een

betere versie is in 2018 gereed (Anonymous, 2015). Dat is op zich geen probleem, als het beleid en de politiek daar maar goed rekening mee houdt, want anders zou er sprake zijn van besluiten zonder toereikende inhoudelijke onderbouwing. Daar wordt in de volgende hoofdstukken op in gegaan.