• No results found

Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000'

Het Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000' stelt, in de vorm van thematische streefbeelden, kaders voor de ruimtelijke ordening op Terschelling voor de lange termijn. De bestaande ruimtelijke en functionele structuren zijn het uitgangspunt.

Specifiek voor de locatie geldt dat deze is aangewezen als vervangende locatie voor een hotel, aansluitend op de recreatieve verblijfsconcentratie Midsland-Noord. Het structuurplan biedt hier dus, net als het bestemmingsplan, de mogelijkheid tot het realiseren van een verblijfsrecreatieve voorziening.

Om goed en zinvol sturing te kunnen geven aan de recreatieve ontwikkelingen op het eiland, hecht de gemeente grote waarde aan een continuering van de toeristisch-recreatieve ontwikkelingsmonitor.

Uitgangspunt blijft een maximaal stabilisatieniveau van 21.619 logiesplaatsen. Dit aantal is echter geen doel op zich. Het uitgangspunt is gekozen om te voorkomen dat er meer toeristen naar het eiland komen dan het eiland en de 'eilander' gemeenschap kan dragen. Dit bestemmingsplan stelt een wijziging van een intensieve naar een meer extensieve verblijfsrecreatieve voorziening voor. Dit heeft een positieve invloed op het stabiliteitsbeleid van de gemeente.

Toeristische Toekomstvisie Terschelling

In januari 2007 is de Toeristische Toekomstvisie Terschelling door de raad vastgesteld. In deze visie is de toeristisch-recreatieve koers tot 2016 weergeven in de vorm van beleidsdoelstellingen en actiepunten.

In de visie wordt gesteld dat de bezettingsgraad van de bedrijfsmatig geëxploiteerde zomerhuizen op Terschelling boven de landelijk gemiddelde bezettingsgraad ligt. Dit rechtvaardigt de conclusie dat de zomerhuizen de grootste bijdrage leveren aan de gewenste seizoensverbreding. De gemeente gaat uit van een concentratie in de zomerhuisgebieden. Buiten de aangewezen gebieden, waaronder Midsland-Noord en Formerum-Noord, worden geen mogelijkheden geboden voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen. Wel wordt onderzocht of binnen deze gebieden meer invullocaties kunnen worden aangewezen. Realisatie van de zomerhuizen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt op een daarvoor aangewezen invullocatie is niet mogelijk gebleken. Het plangebied ligt wel aansluitend op Midsland-Noord en zal in de nieuwe situatie hier ruimtelijk ook deel van uitmaken.

In de visie wordt verder het belang van het landschap voor het toeristisch product onderschreven. Via het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) en de Welstandsnota wordt het landschap beschermd en waar mogelijk verbeterd.

Landschapontwikkelingsplan 2004 (LOP)

In het LOP worden het behoud en de ontwikkeling van het eiland uiteengezet. Het LOP is een gemeentelijk beleidsplan en doet op een beleidsmatig niveau uitspraken over hoe om te gaan met het landschap. Het plan biedt een kader voor het toetsen van ruimtelijke ingrepen.

Het plangebied ligt volgens het LOP in het binnenduinrandgebied. Dit is het gebied tussen de duinen en de wegdorpen langs de Hoofdweg. In de praktijk ligt de grens tussen de polder en de binnenduinrand iets genuanceerder, maar ook op de kaart van het structuurplan ligt de begrenzing van de polder om het plangebied. Vanouds was het gebied in gebruik als bouwland en als weiland, waarbij de akkers en weidepercelen als een mozaïek door elkaar lagen. Houtsingel, voornamelijk bestaande uit elzen, vormden de perceelsscheidingen. Dit beeld is rondom het plangebied nog zichtbaar.

In de binnenduinrand is het spanningsveld tussen recreatie en natuur groot. Grote delen zijn ingevuld met recreatieve voorzieningen. De bossen en de scherpe overgangen naar de duinen herbergen grote natuurlijke waarden. Voor de recreatieterreinen die gelegen zijn in de binnenduinrand wordt voorgesteld vast te houden aan het uitgangspunt dat de huisjes verscholen liggen in het bos of tussen elzensingels. Het in stand te houden en versterken van (elzen)singels, bosjes en natuurgebieden is een uitgangspunt. Dit geldt ook voor maatwerk ten aanzien van de afstemming tussen groen en verstening en intensieve recreatiepunten en gebieden voor rust, ruimte en beleving van het landschap.

De locatiekeuze en het ontwerp van het terrein sluit aan op de uitgangspunten van het LOP. De locatie is al aangewezen als locatie voor een intensief recreatiepunt. De invulling met een meer in het gebied passende recreatieve voorziening met daarin ruimte voor natuurlijke elementen waaronder elzensingels is landschappelijk beter inpasbaar. De huisjes zullen bovendien verscholen liggen tussen de elzensingels.

Welstandsnota

De Welstandsnota is aanvullend op de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Maatvoeringen en criteria uit de nota zijn in die zin richtinggevend voor de wijze waarop met de in het bestemmingsplan geboden ruimte dient te worden omgegaan. De gemeentelijke Welstandsnota (mei 2008) geeft aan alle gebieden binnen de gemeente - op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang - een bepaalde kwaliteit.

Daaraan zijn gebiedsgerichte welstandscriteria gekoppeld.

Het plangebied ligt in welstandsgebied 2, 'Poldergebied met buurtschappen en verspreide bebouwing'.

Dit gebied wordt gekenmerkt door een gevarieerd bebouwingsbeeld. De individuele panden zijn wisselend gerangschikt, hoofdzakelijk in dwarsrichting, soms in langsrichting ten opzichte van de weg

tot middelgroot en bestaat overwegend uit één laag met kap. De kapvorm is wisselend. Het zadeldak komt veel voor. De kenmerken van de traditionele bebouwing zijn van groot belang voor de eigen eilander sfeer. Met name in het open poldergebied en de buurtschappen is de bebouwing goed zichtbaar en daarmee van grote invloed op het ruimtelijk beeld.

Het beleid is er dan ook op gericht om de traditionele bouwstijlen en de daarbij behorende materialen en kleuren zoveel mogelijk in stand te houden en bij verbouw en nieuwbouw ook bij hedendaagse bebouwing te streven naar harmonie met de eilander bouwtrant. Zoals blijkt uit paragraaf 2.4 wordt op deze beleidsintentie aangesloten.

Visie op uitvoeringsbeleid ruimtelijke ordening

Deze visie geeft richting aan hoe de gemeente met aanvragen en ontwikkelingen omgaat. In de visie is gesteld dat de gemeente de overtuiging heeft dat de bestemmingsplannen en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden voldoende ruimte voor ontwikkelingen bieden. De algemene lijn is om binnen 7 jaar in principe niet buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan. Wel houdt het college de bevoegdheid om in uitzonderlijke gevallen toch van deze mogelijkheid gebruik te maken, onder andere bij onvoorziene ontwikkelingen. De nadruk ligt hierbij niet op het afwijken van beleid, maar op het veranderen van beleid. Gekozen is om voor deze gevallen een nieuw bestemmingsplan op te stellen met een gewijzigde bestemming voor de betreffende locatie.

In dit geval heeft de gemeenteraad zelf aangegeven dat de in het geldende bestemmingsplan gehandhaafde rechten voor de realisatie van een hotel binnen het plangebied ongewenst is. Dit bestemmingsplan is gericht op het verbeteren van deze situatie door het mogelijk maken van een passende invulling in plaats van een hotel.

Herziene beleidsregels 'toepassen planologische afwijkingen'

Op 27 oktober 2015 heeft het college de Herziene beleidsregels toepassen planologische afwijkingen vastgesteld. Deze beleidsregels geven handvatten in de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan. Er wordt alleen meegewerkt aan een ontwikkeling als er sprake is van een algemeen of maatschappelijk belang. In dit geval is er sprake van een algemeen belang, aangezien de gemeenteraad zelf al heeft laten weten dat de huidige planologische situatie een onwenselijke ontwikkeling toelaat.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Terschelling wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat zich in het plangebied archeologische resten kunnen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Bij ingrepen in bodem groter dan 500 m2 wordt geadviseerd om een archeologisch onderzoek uit te voeren. De ingrepen die nodig zijn voor de uitvoering van dit bestemmingsplan hebben een grotere oppervlakte. Voorafgaand aan de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zal een archeologisch onderzoek plaatsvinden.

Gelet op de diverse ingrepen die in het verleden op de locatie zijn gedaan (in de 19e eeuw zijn in het plangebied verschillende gebouwen gebouwd en weer gesloopt) is de verwachting dat het bodemprofiel binnen het plangebied verstoord is en de locatie vrijgegeven kan worden voor wat betreft archeologie.

4.2 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in een dynamische omgeving dat in de vorige eeuw onderhevig is geweest aan veel veranderingen. Dit geldt ook voor het plangebied zelf. In de 19e eeuw heeft op het perceel verschillende bebouwing gestaan. De laatste bebouwing is in de jaren '90 gesloopt. Het is dus niet uit te sluiten dat er op de locatie verontreinigingen door bedrijfsactiviteiten of sloopafval is ontstaan. Het zal in dat geval gaan om plaatselijke of oppervlakkige verontreinigingen die de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. In het kader van de vergunningverlening is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Hiermee is gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

4.3 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het plangebied heeft op zichzelf geen bijzondere cultuurhistorische waarde. De structuren in het landschap, zoals de open polder tussen de duinranden, Elzensingels en het lint van dorpsbebouwing langs de Hoofdweg, kunnen als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie ligt het plangebied in een aardkundig waardevol gebied: de Waddeneilanden. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken.

Het plan doet geen afbreuk aan de bestaande structuren en wordt op een verantwoorde manier ingepast in de omgeving. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Om de effecten van de ontwikkeling op de ecologische waarden in en rondom het plangebied in beeld te brengen is een ecologische beoordeling uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 2. De resultaten worden hierna behandeld.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Waddenzee liggen op zodanig grote afstand dat een toetsing met betrekking tot de instandhoudingsdoelen ervan niet nodig is. Het Natura 2000-gebied Duinen Terschelling ligt op 320 meter ten noorden van het plangebied. Daarom is in het kader van externe werking onderzocht of effecten kunnen optreden op beschermde natuur binnen het Natura 2000-gebied, tijdens de aanleg bouw van het park zelf of als gevolg van een toename van de betredingsdruk van het natuurgebied door recreanten na de bouw van de recreatiewoningen.

Samengevat wordt hier de conclusie getrokken dat er geen significant negatieve effecten op de habitattypen en soorten van de Habitatrichtlijn of de soorten van de Vogelrichtlijn zullen optreden in het Natura 2000-gebied gelegen in de omgeving van het plangebied als gevolg van de uitvoering van het plan. Hetzelfde geldt met betrekking tot de mogelijk geringe toename van de betredingsdruk als gevolg van de bouw van het park. Significant negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied Duinen Terschelling zijn derhalve in het geheel uitgesloten. Er geldt dus met betrekking tot Natura2000-gebied Duinen Terschelling geen vergunningplicht in relatie tot de Natuurbeschermingswet.

Programmatische Aanpak Stikstof

Duinvegetaties zijn gevoelig voor stikstof. In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof is voor de duinen van Terschelling een analyse gemaakt van de hoeveelheid stikstofdepositie en zijn mitigerende maatregelen opgesteld om de negatieve effecten ervan te kunnen beperken. De analyse maakt deel uit van het Beheerplan Natura2000 en is derhalve een onderdeel van de Natura2000-wetgeving. Het Beheerplan concludeert dat door middel van mitigerende maatregelen de negatieve effecten van stikstof zodanig kunnen worden gecompenseerd dat enige uitbreiding van de stikstofdepositie mogelijk is. Het gaat hierbij op 8 mol/ha/jaar. Voorafgaand aan de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan moet het plan worden aangemeld via Aerius.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Nederlands Natuurnetwerk (NNN)

De EHS is beschermd in de Verordening Romte 2014 van de provincie Fryslân. Het gebied rondom het plangebied is onderdeel van de EHS. Het plangebied zelf is van oorsprong bebouwd gebied en heeft een stedelijke bestemming. Het is daarom buiten de EHS gebleven.

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de EHS. De ontwikkeling niet leidt tot een areaalverlies van de EHS en ook niet tot significante aantasting van de kenmerken en waarden van de EHS. Het provinciale EHS-beleid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Soortenbescherming

In de Ecologische beoordeling is een inventarisatie gemaakt van de potentieel voorkomende beschermde soorten in en rondom het plangebied. Geconcludeerd is dat er geen strikt beschermde diersoorten voorkomen. Binnen het plangebied komen ook geen beschermde plantensoorten voor. Het grasland is ongeschikt voor weidevogels, mede door de beslotenheid van het terrein. In de boomsingels wordt lokaal wel gebroed door enkele soorten zangvogels. Het gaat dan om soorten die algemeen en niet kwetsbaar zijn, en die doorgaans goed aangepast zijn aan menselijke aanwezigheid. De ontwikkeling binnen het plangebied heeft potentieel een positief effect op broedvogels, daar door de voorgestelde beplanting meer broedgelegenheid ontstaat. Broedende vogels mogen niet worden verstoord. Dit wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Verder kunnen er licht beschermde soorten voorkomen, waarvoor op grond van de Flora- en faunawet een vrijstelling geldt.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt uitvoerbaar is binnen de kaders van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet het beleid ten aanzien van de EHS/NNN.