• No results found

“Het is met die uitgaanstijden en shit denk ik één en al onduidelijkheid, dat is zo vaak veranderd… het is niet rustig, het is geen eenduidig beleid. Dat is voor zowel

horecaondernemers als het publiek moeilijk lijkt me…” – Lothar

4.1 Wat te doen met het beleid

De ervaring van het uitgaansleven in Breda door het uitgaanspubliek staat tot nu toe in deze thesis centraal. Ik heb gekeken naar mijn eigen ervaringen, de ervaringen van mijn

informanten, de perceptie van verschillende jongeren en welke rol groepen spelen. Uit mijn bevindingen is gebleken dat er verschillende manieren zijn waarop mensen het uitgaansleven ervaren en dat het identificeren en benoemen van groepen een rol te vervullen heeft hierin. Een aspect dat ik tot nu toe buiten beschouwing heb gelaten, is het beleid van de gemeente Breda. Ik heb met verschillende informanten over het beleid van Breda gesproken en

gevraagd hoe dit het uitgaan voor hen beïnvloedt. Veel mensen hebben geen weet van hoe het beleid er exact uit ziet, maar hebben wel vermoedens. Zij geven aan de hand van hun eigen ervaringen en gevoelens een omschrijving van hoe zij denken dat het beleid eruit ziet. Om te onderzoeken of dit beeld klopt en te kijken naar de rol van het beleid, acht ik het noodzakelijk het daadwerkelijke beleid uiteen te zetten en te analyseren. Aan de hand van deze analyse kijk ik hoe jongeren het beleid ervaren en hoe het beleid hun ervaring van het uitgaan (met

betrekking tot geweld) beïnvloedt.

4.2 Cijfers en regels: het beleid van Breda samengevat

Dat er beleid wordt gemaakt om uitgaansgeweld te bestrijden is op zichzelf niet bijzonder omdat het een probleem is dat in veel steden en dorpen een rol speelt. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft op verzoek van het Ministerie van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een quickscan uitgevoerd “om een inzicht te krijgen in het lokale beeld, beleid, de aanpak en mogelijke behoeften wat betreft

uitgaansgeweld, en daarop advies uit te brengen aan het Ministerie van BZK” (2009: 3). Dit onderzoek gaat over vraagstukken die ook in mijn onderzoek een rol spelen: is

uitgaansgeweld op lokaal niveau een probleem? Wordt het zo ervaren? En door wie? Hoe manifesteert dit probleem zich? Welke maatregelen worden er genomen? Werken deze maatregelen? Welke adviezen kunnen er gegeven worden?

56

In het rapport worden er enkele interessante cijfers gegeven. Het CCV heeft kleine, middelgrote en grote gemeentes ondervraagd, waarvan 83% aangeeft dat er sprake is van uitgaansgeweld in hun gemeente. Bij de overige 17% horen vooral kleine gemeenten, waar bijvoorbeeld maar een of twee kroegen zijn. Van de 83% die aangeeft dat er uitgaansgeweld plaatsvindt, zegt 95% dat dit ook als een probleem wordt beschouwd. Helaas gaat het rapport niet in op specifieke gemeenten en is het niet te achterhalen hoe de gemeente Breda de quickscan heeft ingevuld. Ik wil met deze cijfers vooral duidelijk maken dat

uitgaansproblematiek landelijk is en dat het logisch is dat dit ook in Breda voorkomt, gezien de grootte van de gemeente.

De landelijke statistieken zeggen iets over de maatschappelijke relevantie van geweld in het nachtleven, maar het is interessanter voor mijn onderzoek om te kijken naar het beleid van Breda zelf. Breda heeft in 1999 een convenant ‘Veilig Uitgaan in Breda’ opgesteld waarin de convenantpartners afspraken hebben gemaakt over ieders bijdrage aan het veilig uitgaan in Breda. De convenantpartners zijn als volgt:

• De gemeente Breda

• Het openbaar ministerie, arrondissementsparket Breda • De politie Midden en West Brabant, district Breda • Horeca Nederland, afdeling Breda

• De Wandelarij (horecabelangenorganisatie)

• De Vereniging van beveiligingsorganisaties voor evenementen (VBE)

Het convenant is in 2006 door de bovengenoemde partijen geëvalueerd waaruit de conclusie werd getrokken dat het tijd was voor een nieuw, geactualiseerd convenant. Hierin zijn verschillende doelen opgesteld: ervoor zorgen dat alle horecaondernemingen die gebruik maken van beveilingspersoneel een veiligheids- en overlastsplan hebben, uitgaansgeweld terugdringen, het organiseren van activiteiten om alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen en het bevorderen van vroeger uitgaan in de binnenstad van Breda. Het nieuwe convenant is in 2009 van start gegaan met een beoogde duur van vijf jaar, dus tot 2013. Het convenant kent ongeveer negen pagina’s met punten die ik niet allemaal behandel, maar waarvan ik de voor mijn thesis relevante stukken uit wil lichten.

Het eerste punt heeft betrekking op de veiligheid in en rond de onderneming. Het is belangrijk dat horecaondernemers de eerstverantwoordelijken zijn voor de veiligheid in én rond hun onderneming. Zo moeten zij zich strikt houden aan vastgestelde openingstijden. Dit komt er op neer dat om 02.00 of 04.00, afhankelijk van de verstrekte vergunning, er geen

57

consumpties meer mogen worden verstrekt, de lichten aan moeten zijn en de muziek geheel uit. Ook moet de ondernemer en het aanwezige personeel erop toezien dat er geen strafbare feiten gepleegd worden in de inrichting, zoals geweldpleging of het voorhanden hebben van drugs. Wanneer een strafbaar feit wordt gepleegd, moet de politie onmiddellijk op de hoogte worden gebracht. Naast deze verantwoordelijkheden met betrekking tot de eigen

onderneming, heeft de ondernener ook de taak om alles te doen wat in zijn/haar vermogen ligt om hinder in de omgeving te voorkomen. Ook hier wordt weer op de sluitingstijden gewezen. Daarnaast moet er worden gelet op het volume van de muziek en de huisregels van het

etablissement moeten duidelijk opgehangen en leesbaar zijn. Tot slot moeten de

horecaondernemers samenwerken aan de veiligheid van hun ondernemingen door ‘collectieve lokaalverboden’ uit te vaardigen. Dit komt er op neer dat notoire overtreders van de huisregels en plegers van strafbare feiten toegang kunnen worden ontzegd tot de onderneming. De Koninklijke Horeca Nederland (KHN) en de Wandelarij zijn aangewezen op alle

horecaondernemers te voorzien van een systeem om collectieve lokaalverboden te hanteren. Het tweede punt gaat over de veiligheid in de openbare ruimte. Hier worden de

gemeente, politie en het Openbaar Ministerie eerstverantwoordelijk gemaakt voor het creëren van een veilige openbare ruimte en de uitvoering van toezicht, controle en handhaving. Dit behelst alles van het binnen 24 uur herstellen van vernielingen aan de openbare ruimte tot het handhaven van een voldoende verlichtingsniveau en de mogelijkheid dit aan te passen. De politie wordt geacht erop toe te zien dat de taken effectief en efficiënt kunnen worden uitgevoerd, waarbij rekening moet worden gehouden met de bekende en te verwachten piekuren. Ook wordt in dit onderdeel een minimum aantal politieagenten vastgesteld: vier voor donderdag-, zes voor vrijdag- en acht voor zaterdagnacht. Daarnaast is het de bedoeling dat het horecapersoneel en beveiligingspersoneel een vaste contactfunctionaris hebben die tijdens de horecadiensten rechtstreeks telefonisch bereikbaar is. Een belangrijk punt is dat beveiligingsmedewerkers van de horecagelegenheden de politie waar mogelijk ondersteunen met hun taken. Dit kan zowel gebeuren op verzoek van de politie als op eigen initiatief als de ernst van de situatie daarom vraagt en dit niet leidt tot een hogere mate van risico voor de betrokkenen. Ook mag er geen alcohol geschonken worden aan ‘te dronken’ mensen, mag er geen glaswerk mee naar buiten worden genomen en moet de politie optreden tegen het nuttigen van alcoholhoudende drank of het bij hebben van aangebroken flesjes of blikjes op de openbare weg.

Het derde punt heeft betrekking op de matiging van alcoholgebruik. De

58

genaamd ‘Onder invloed’. Deze hoofddoelstellingen zijn dat jongeren onder de 16 jaar geen alcohol gebruiken en jongeren van 16 tot en met 23 jaar in staat zijn om verantwoordelijk met alcohol om te gaan. Het uitgangspunt van deze nota is de eigen verantwoordelijkheid van de jongeren en hun ouders. Om dit te bewerkstelligen mogen horecaondernemers bijvoorbeeld geen klanten jonger dan 18 jaar meer toelaten. Zij worden bovendien geacht zelf maatregelen te nemen om overmatig drankgebruik tegen te gaan. Een ander punt is dat horecaondernemers zich moeten onthouden van het organiseren van zogeheten ‘happy hours’, waarin drank op en tussen bepaalde tijdstippen tegen een sterk verlaagd tarief wordt aangeboden. Zij moeten dit beperken tot maximaal één uur en een maximale reductie van 50% van de originele

drankprijs. De happy hours mogen niet gehouden worden in de twee uur voorafgaand aan de sluitingstijd. In het geval van openbare dronkenschap door jongeren onder de leeftijd van 18 jaar, worden de ouders op de hoogte gesteld en worden zij doorverwezen naar bureau HALT. De convenantpartners hebben tot slot afgesproken zich in te spannen om het matigen van alcoholgebruik niet ten koste te laten gaan van de aantrekkelijkheid van het uitgaanscentrum. De KHN en de Wandelarij initiëren minstens twee keer per jaar actief evenementen met betrekking tot alcoholmatiging waarbij het gebruik van frisdrank door jongeren wordt gestimuleerd. Ook stimuleren zij door evenementen het vroeger uitgaan door jongeren.

Het vierde punt gaat over het deurbeleid. De convenantpartners hebben afgesproken dat de horecaondernemingen een transparant deurbeleid moeten hanteren en notoire

overlastveroorzakers moeten worden aangepakt. Het deurbeleid moet vooral eenduidig, controleerbaar, transparant en niet-discriminerend zijn. De ondernemers moeten ervoor zorgen dat er bij de ingang door middel van een bord wordt aangegeven waar geweigerden zich kunnen melden om een klacht in te kunnen dienen. Mocht het zo zijn dat een

onderneming specifieke toelatingseisen heeft, dan moeten ook deze duidelijk worden weergegeven door middel van een bord bij de ingang. Ook mogen horecaondernemers geen nieuwe bezoekers meer toelaten wanneer het maximaal aantal toegelaten bezoekers is bereikt.

Er worden uiteindelijk nog enkele punten kort genoemd in het beleidsplan, zoals het werken aan imagoverbetering. Zo spannen de convenantpartners zich behoudens de gemaakte afspraken om de veiligheid te bevorderen in om door middel van leuke en aantrekkelijke activiteiten in het uitgaansgebied het uitgaan te bevorderen. De KHN en de Wandelarij organiseren kleinschalige evenementen en activiteiten in het uitgaansleven die vernieuwend en aantrekkelijk genoeg zijn om een breed publiek te trekken. De gemeente spant zich op haar beurt in om deze activiteiten zo goed mogelijk te faciliteren. Tot slot wordt er nog iets

59

ondernemers (waarmee horeca en beveiliging bedoeld worden), medewerkers van de

gemeente, politie en het openbaar ministerie invulling geven aan de doelstellingen die gesteld zijn, wordt door de convenantpartners bewaakt. Ook op dit gebied moeten positieve

initiatieven en activiteiten worden gestimuleerd.

Namens ieder van de convenantpartners is het convenant op 3 juli 2009 ondertekend. In deze samenvatting van het convenant heb ik als gezegd niet geprobeerd een complete weergave te geven, maar wel zoveel mogelijk de relevante punten te benoemen. De punten zijn relevant omdat ze in mijn ogen het uitgaan het meest direct beïnvloeden voor de jongeren of met geweld te maken hebben. Op het eerste gezicht komt deze samenvatting wat

opsommerig over, maar de informatie is belangrijk en toont aan dat er erg duidelijke afspraken gemaakt zijn om bepaalde doelstellingen te behalen die het uitgaansleven

aangenaam en veilig moeten houden. Tijdens het doornemen van deze afspraken viel mij op dat deze soms wel erg specifiek zijn. Zo specifiek dat ik me afvraag van een aantal afspraken of ze wel haalbaar zijn. Aangezien de afspraken ongeveer vier jaar geleden in werking zijn getreden, is het voor mij eenvoudig om na te gaan hoe het beleid wordt uitgevoerd en of het effectief is. Daarom geef ik, voordat ik het licht van het uitgaanspubliek op het beleid laat schijnen, mijn eigen visie en kritiek op het convenant.

4.3 Eigen visie op het beleid

Het convenant begint met een nadruk op het belang van duidelijke openingstijden, die in dit geval zijn vastgesteld op 02.00 en 04.00, afhankelijk van de vergunning. Deze regels worden streng gehanteerd. Breda heeft lange tijd gerommeld met de openingstijden, weet ik uit ervaring. Verschillende van mijn informanten hebben aangegeven dit lastig te vinden en voor mijzelf geldt dit ook. De regels die er nu gelden zorgen voor het eerst sinds lange tijd voor duidelijkheid. Het wordt echter vaag wanneer ik in het convenant lees dat een onderneming ‘alles in zijn/haar vermogen’ moet doen om hinder in de omgeving te voorkomen. Hier worden geen duidelijke grenzen aangegeven en het is bekend dat er in de Bredase binnenstad ondanks het convenant sprake is van behoorlijk veel geluidsoverlast. Uit een bijeenkomst van de Wijkraad Stadshart/Valkenberg in begin 2012 bleken de bewoners een haat-liefde

verhouding te hebben met de evenementen in de binnenstad. Ze storen zich vooral aan het geluid van de evenementen. Rond de Cingelstraat, gelegen in het hart Breda, was bijvoorbeeld erg veel overlast van Breda Barst en het HBO Introfestival. “Ik kan heel wat hebben, maar tijdens het Introfestival danste mijn interieur door het huis,” zo zei iemand in BN De Stem. Het klachtennummer, waarover ook gesproken wordt in het convenant, lijkt niet altijd

60

bevredigend te zijn. Een andere bewoner was bijvoorbeeld behoorlijk teleurgesteld: “Bij Breda Barst ging het geluid even omlaag. Toen ik later weer contact opnam, vertelden ze dat de geluidsman onder de drugs zat en niet voor rede vatbaar was. Ik vraag me af of we met een dergelijk festival wel blij moeten zijn in de binnenstad.”15

Het volgende punt waar ik iets over wil zeggen gaat over de veiligheid in de openbare ruimte. Het minimumaantal politieagenten voor de verschillende avonden (vier op donderdag- , zes op vrijdag-, acht op zaterdagavond) dat is vastgesteld in het convenant is gebaseerd op de drukte in de stad. Het is moeilijk om goed te kunnen oordelen of dit aantal genoeg is, omdat er bij grote vechtpartijen nu eenmaal moeilijk ingegrepen kan worden. Als er een grote groep slaags zou raken op een donderdagavond, zouden vier agenten niet genoeg zijn om deze situatie onder controle te houden en moet er gewacht worden op versterking met alle gevolgen van dien. Daarbij moet ik de kanttekening plaatsen dat er bij evenementen en extra drukke avonden om welke reden dan ook, bijvoorbeeld tijdens een groot voetbaltoernooi, duidelijk extra inzet van politie is in de binnenstad. Een ander interessant punt is de ondersteuning die beveiligingsmedewerkers kunnen geven aan de politie ‘waar mogelijk’. In het convenant staat niets over de situaties waarin dit mogelijk zou zijn en dit zou kunnen leiden tot onwenselijke situaties waarbij portiers van een club bijvoorbeeld over de schreef gaan, zoals Kevin

beschreef. Vooral het feit dat het niet alleen op verzoek van de politie kan gebeuren maar ook op eigen initiatief ‘als de situatie erom vraagt,’ vind ik iets wat ruimte laat voor

onduidelijkheid en daarmee tot onwenselijke situaties kan leiden waarin portiers overdreven geweld toepassen. Tot slot vind ik het punt dat er geen alcohol geschonken mag worden aan personen die dronken of zwaar aangeschoten zijn moeilijk te realiseren. Ik heb in de jaren dat ik ben uitgegaan en ook in mijn recente observaties tijdens mijn veldwerk meerdere keren meegemaakt dat jongeren, die soms ook vervelend gedrag vertoonden, zonder moeite drank konden blijven halen. Hier wordt bovendien nauwelijks op toegezien omdat het bijna niet te controleren is. De volledige verantwoordelijkheid ligt hierdoor volledig bij het

horecapersoneel, die uiteraard hun klanten zo lang mogelijk blijven bedienen om een goede omzet te draaien.

Het draaien van deze omzet, zeker in de huidige economische situatie, is voor de horecagelegenheden vanzelfsprekend ontzettend belangrijk. Alle convenantpartners zijn het erover eens dat overmatig alcoholgebruik moet worden tegengegaan, maar dit botst in mijn ogen met het doel van veel van de cafés en clubs, namelijk winst maken. Zij moeten juist

15

61

zoveel mogelijk drank verkopen om zoveel mogelijk winst te maken, waardoor ik dit punt nogal vindt botsen met de realiteit. Wanneer iemand echt te dronken is wordt deze persoon vaak wel verwijderd, maar zoals ik zojuist al aangaf is dit lang niet altijd het geval. Bovendien zitten er ook nog eens behoorlijke verschillen tussen de cafés en clubs van hoever je kunt gaan en wat is toegestaan.

Een ander punt van kritiek wil ik leveren op het ‘happy hour’ in Brreda, dat een interessant verloopt kent. In het convenant uit juli 2009 werd al gezegd dat deze beperkt moesten worden. Echter, pas aan het einde van 2010 en begin van 2011 haalden de happy hours het lokale nieuws. De politie en busvervoerder Veolia wilden het happy hour

afschaffen, omdat de jongeren veel overlast veroorzaakten in de binnenstad en in de bussen terug naar Etten-Leur, Klundert, Zevenbergen en Oud-Gastel. De happy hours duurden meerdere uren, en verschillende cafés lieten ze op elkaar aansluiten waardoor de jongeren van kroeg naar kroeg gingen om voor weinig geld dronken te worden. Burgemeester van Breda Peter van de Velden omschreef het happy hour als ‘een zorgpunt waarop hij weinig grip heeft’. Ook VVD-raadslid Boaz Adank liet zich in december 2010 uit over het happy hour: “Ik stoor me aan jeugd die zich voor een euro laat vollopen, maar nog meer aan

horecaondernemers die willens en wetens blijven doorschenken.” Deze uitspraak sluit aan op het conflicterende doel van het convenant om de jongeren minder te laten drinken, terwijl het doel van de horecaondernemers juist is om zoveel mogelijk omzet te maken.16

Horecaondernemers in de Visserstraat, Vismarktstraat en Havermarkt hebben

uiteindelijk in overleg met de politie, gemeente en verslavingszorgcentrum Novadic-Kentron afgesproken dat happy hours enkel nog mogen op vrijdag van 17:00 tot 18:00. Zowel de politie als busmaatschappij Veolia zijn tevreden met de nieuwe opzet, waarbij de happy hours dus niet zijn afgeschaft maar aangepast. Busmaatschappij Veolia spreekt van ‘een veel

rustigere vrijdagavond’. Alleen op lijn 127, die rijdt tussen de Sophiastraat in Breda en Oosterhout werd gevochten. Stewards, wiens aanwezigheid ook onderdeel uitmaakte van nieuwe afspraken, grepen in om de situatie onder controle te krijgen. De woordvoerder van Veolia, Peter van den Bosch, noemde de relatieve rust ‘een positieve ontwikkeling’ maar voegde daar aan toe ‘als je het tenminste normaal gaat vinden dat er geknokt wordt in de bus en dat er stewards achter een bus aan moeten rijden’.17

16http://www.bndestem.nl/regio/breda/paal-en-perk-aan-happy-hour-in-breda-1.496703 (19-06-2013) 17http://www.bndestem.nl/regio/breda/nieuw-happy-hour-breda-lijkt-tot-minder-overlast-te-leiden-1.440261 (19-06-2013)

62

Het is opvallend dat er pas anderhalf jaar na het ondertekenen van het convenant serieuze maatregelen zijn aangekondigd nadat een busvervoerder zich ermee ging bemoeien omdat de overlast niet langer binnen de perken was. Hoewel de beperking van ‘happy hour’ lijkt te helpen, heeft er dus een behoorlijke tijd tussen gezeten en moest er aan de bel worden getrokken door een partij die niet betrokken was bij het convenant. Ook andere maatregelen die voortkomen uit het convenant hebben langer op zich laten wachten. In het bericht over het