• No results found

Mijn thesis begon met een anekdote over een jongeren die flinke klappen kreeg tijdens een avondje stappen in Breda. Mijn gedachte dat Breda een gewelddadig uitgaansleven had, werd zoals wel vaker bevestigd. Het was niet de eerste keer dat ik zo’n incident meemaakte,

waardoor ik er niet vaak over gedacht heb dat iemand anders het uitgaan in Breda anders kan ervaren. Tijdens mijn onderzoek heb ik veel jongeren gesproken en het bleek dat mijn visie beperkt was. De titel, ‘De paradox van het nachtleven van Breda’, slaat op mijn eigen beperkte visie en de bevindingen die ik tijdens mijn onderzoek heb gedaan. De paradox is in mijn ogen dat veel jongeren hetzelfde doen, namelijk uitgaan in Breda, maar dat zij dit op een of andere manier toch anders ervaren. Om deze paradox op te lossen, heb ik daarom

onderzoek gedaan naar de manier waarop jongeren het uitgaansleven van Breda ervaren. In mijn eerste hoofdstuk heb ik de vraag gesteld: hoe ziet het nachtlevan van Breda eruit? Ik heb hier geschreven over mijn eigen ervaringen met uitgaan in Breda en met die van mijn informanten. In dit hoofdstuk geef ik onder andere een weergave van verschillende aspecten van geweld die ook met mogelijke oorzaken te maken hebben. Zo bleek uit mijn eigen ervaringen dat veel geweldsincidenten in het nachtleven pas na het uitgaan

plaatsvinden. Uit de ervaringen van mijn informanten bleek dat er nog meer interessante aspecten zijn die mogelijk te koppelen zijn met de perceptie van geweld. Zo kent Breda een erg concentreerd uitgaanscentrum, waarbij alle kroegen en clubs zich in een handvol straten bevinden. Dit heeft positieve en negatieve kanten volgens mijn informanten. Het draagt bij aan de sfeer en gezelligheid, maar zorgt er ook voor dat mensen elkaar soms niet goed uit de weg kunnen blijven wat voor irritatie kan zorgen. De sfeeromslag die rond elf of twaalf uur ’s avonds plaatsvindt is ook een aspect dat meerdere keren werd genoemd. Rond deze tijd beginnen mensen dronken te worden en komen vaak jonge mensen de stad in die thuis hebben ingedronken. Ik heb dit hoofdstuk besloten met een theoretische blik vanuit Collins om te kijken naar wat er op straat gebeurt. Aan de hand van zijn visie op geweld en het bijna plaatsvinden van ruzie, ben ik tot de ontdekking gekomen dat er naast daadwerkelijk geweld veel ‘haantjesgedrag’ bij zit. Daadwerkelijk vechten wordt hierbij het liefste vermeden maar ruzie en intimidatie komen vaak voor en bepalen hiermee voor een deel het straatebeeld.

Het tweede hoofdstuk gaat over de vraag: hoe zien jongeren het nachtleven van Breda in relatie tot geweld en hoe denken zij hierover? Vanuit het eerste hoofdstuk over wat je kunt meemaken wanneer je uitgaat in Breda, ben ik dieper ingegaan op de daadwerkelijke ervaring van jongeren van het nachtleven zelf in het tweede hoofdstuk. Hierin heb ik verschillende

70

percepties van het nachtleven onderscheiden, uiteengezet en geanalyseerd. De eerste perceptie die ik beschrijf is van mijn informanten die tegenspreken dat Breda een stad is met een

gewelddadig uitgaansleven. De tweede perceptie is van informanten die het hiermee eens zijn. De perceptie van de derde groep informanten is meer genuanceerd en zij hebben hierover geen uitgesproken mening, of die mening is dat het meevalt. Aan de hand van verschillende aspecten heb ik de percepties geanalyeseerd. Ten eerste heb ik vastgesteld dat de manier waarop mensen uitgaan, hoe zijn hun avond indelen, een rol speelt, maar vooral een richting op werkt. Wanneer mensen naar nettere kroegen gaan, zien zij Breda als rustiger, maar dit werkt niet andersom. Ten tweede heb ik geconstateerd dat het uitgaan in andere steden de perceptie kan beïnvloeden. Mensen die dit doen, hebben vergelijkingsmateriaal en hebben vaak een minder goede mening over Breda. Ten derde heb ik vastgesteld dat het zien van geweld de perceptie meer beïnvloedt dan de betrokkenheid erbij. Ik hierbij de kanttekening geplaatst dat een frequency illusion of een recency illusion hiervan mogelijke oorzaken zijn. Ten vierde heb ik ondervonden dat de achtergrond geen heel grote rol speelt. Wel bleek dat informanten die in Breda waren gebleven en niet zijn gaan studeren vaak een positiever beeld hebben van Breda, wat verband houdt met de beïnvloeding van uitgaan in andere steden. Het analyseren van de percepties heeft voor mij nuttige informatie opgeleverd over hoe mijn infomanten, en breder getrokken de jongeren, het nachtleven van Breda ervaren.

Tot aan het tweede hoofdstuk heb ik enkel aandacht besteed aan het individu en hoe zij het nachtleven ervaren. In het derde hoofdstuk stel ik daarom de vraag: hoe is het nachtleven van Breda op te delen in groepen en welke relatie heeft dit met geweld? Ik maak een sociale categorisering van het uitgaanspubliek en kijk wat het opdelen in groepen van de jongeren mij oplevert. De verschillende groepen die ik onderscheid zijn ‘studenten’, ‘kakkers en balletjes’, ‘kampers’, ‘Sjonnies, ‘petjes’ en jongeren uit de randgemeenten’, ‘Marokkaanse jongeren’, ‘NAC-supporters’ en ‘de rest’. Ik heb van deze groepen verschillende overeenkomende aspecten uitgelegd: de groepen zijn overlappend, ambigue van aard, situationeel en

veranderlijk. Uit de theorie van de Jong heb ik gebruik gemaakt van het stukje over wij-zij denken. Hiermee verklaar ik waarom Marokkaanse jongeren zich vooral identificeren met elkaar en hoe bepaalde processen mogelijk tot delinquent gedragen leiden. Tegelijkertijd pas ik de theorie toe op de andere groepen en vind ik hiermee overeenkomsten op het gebied van groepsvorming. Omdat de andere groepen minder gestigmatiseerd worden en er geen

maatschappelijke kloof is tussen hen en de samenleving leidt dit bij hen mogelijk niet tot delinquent gedrag. Ook heb ik de neo-tribe theorie gebruikt om dieper in te gaan op de kenmerken van de groepen. Ik heb gekeken naar overeenkomsten en verschillen tussen de

71

groepen van mijn sociale classificatie wat mij heeft geleerd dat het conformeren aan bepaalde normen en waarde van een groep wel gebeurd, maar dat dit niet sterk genoeg is voor veel jongeren om daadwerkelijk geweld te plegen in een dreigende situatie. Zoals Collins leert is deze grens niet makkelijk te overschrijden. Tot slot koppel ik de sociale classificatie aan geweld door de constatering dat de diversiteit aan groepen vrij groot is in Breda. Er is geen duidelijke meerderheid van een groep en geen duidelijke hïerarchie, waardoor er veel groepen zijn die kunnen botsen met elkaar. Aan de hand van antropologisch onderzoek naar etniciteit constateer ik dat de verschillen tussen de groepen pas relevant worden wanneer de groepen elkaar tegenkomen en dat zij iets gemeen moeten hebben om met elkaar in aanraking te komen.

In het vierde en laatste hoofdstuk stel ik de vraag: hoe beïnvloedt het gemeentebeleid het uitgaansleven en de ervaring van de jongeren die uitgaan? Een interessante constatering in dit hoofdstuk is dat veel jongeren niet goed bekend zijn met het beleid, maar wel de nodige kritiekpunten hebben. Zo is er kritiek op het rommelen met de openingstijden en het slecht plaatsen van cafés waar mensen komen die niet goed met elkaar overweg kunnen. De theoretische inslagen die ik heb gebruikt, heb ik ontleend aan Foucault en Young. Een

belangrijk onderdeel van het uitgaansbeleid is de aanwezigheid van camera’s en het blijkt dat jongeren zich hiervan goed bewust zijn. Het Panopticon van Bentham is een handige theorie om hier licht op te schijnen. Deze theorie gebruikt Foucault in zijn werk over disciplinering. Ik heb ermee aangetoond dat de aanezigheid van camera’s ervoor kan zorgen dat jongeren tijdens het uitgaan zich bekeken voelen en zij zich daardoor beter zullen gedragen. Ik besluit mijn thesis door de theorie van Young toe te voegen aan het hoofdstuk. Hij beschrijft hoe de maatschappelijke samenleving gesegmenteerd en gedifferntieerd raakt bij de overgang van de

modern world naar late modernity. Dit heeft invloed op het systeem van sociale controle en

zorgt voor de opkomst van acturialisme. Wanneer dit gebeurt is de overheid niet meer zozeer bezig met gerechtigheid maar meer met de gemeenschap te beschermen. De opkomst van actuarlisme is terug te zien in het gemeentebeleid van Breda, wat de uitgaanservaring voor jongeren kan beïnvloeden.

De vraag “hoe ervaren jongeren het uitgaansleven van Breda met betrekking tot

geweld?” stond centraal in mijn thesis. Met de informatie die ik heb opgedaan heb ik hierop

een antwoord kunnen geven en de paradox opgelost. In het kort is de conclusie dat het

nachtleven van Breda divers is en op verschillende manieren kan worden ervaren. Er zijn drie manieren die ik heb uitgelicht: de jongeren die het als gewelddadigd beschouwen, die het als niet gewelddadig beschouwen en de jongeren met een gematigde visie. Voor deze

72

verschillende visies heb ik gezocht naar redenen en geconcludeerd dat verschillende factoren een rol spelen: het vergelijkingsmateriaal met andere steden; de achtergrond van de jongeren; het in aanraking komen met geweld en de manier waarop de avond wordt ingedeeld en welke kroegen er bezocht worden. Al deze redenen hebben hun rol te vervullen in dit verhaal. Wanneer je het breder wilt trekken heeft het zin om naar het uitgaanspubliek te kijken als groepen die uitgaan. Dit leert dat mensen het fijn vinden om andere mensen op te delen in groepen, ook wanneer zij over geweld spreken in het geval van mijn informanten. Ik heb in mijn data geen bewijs gevonden dat groepen de bakermat vormen voor het geweld dat plaatsvindt. Botsingen tussen het grote aantal verschillende groepen komen voor, vooral omdat er weinig ruimte is om elkaar te vermijden, maar dit wordt niet gezien als iets

significants. Wel worden Marokkanen door veel jongeren als probleemgroep genoemd, wat te maken kan hebben met de kloof tussen Marokkaanse jongeren en de andere groepen en dat Marokkaanse jeugd gestigmatiseerd wordt. Het wij-zij denken kan leiden tot delinquent gedrag. Bij de meeste andere groepen is dit niet of in mindere mate aanwezig, waardoor normoverschrijdend gedrag bij hen minder snel plaatsvindt. Tot slot speelt de gemeente een rol wanneer het gaat om de ervaring van geweld, omdat zij hun best doen om jongeren bewust te maken van hun controle over de straten tijdens de uitgaansuren door een duidelijk beleid proberen te voeren, extra politie in te zetten en te wijzen op de gevaren van alcohol. Het belangrijkste is echter dat de gemeente investeert in camerabewaking, wat een belangrijke factor is in de manier waarop jongeren het uitgaan ervaren, omdat zij hierbij het idee hebben dat dit echt werkt.

Het onderzoek was voor mij een goede mogelijkheid om onderzoek te doen naar iets wat mij sinds lange tijd boeide. Het was nuttig om hier voor langere tijd mee bezig te zijn en jongeren te interviewen om een dieper inzicht te krijgen in het nachtleven van Breda. Het blijft echter moeilijk om ‘iets te zeggen’ als antropoloog, omdat je in grote mate rekening dient te houden met je informanten en zo min mogelijk probeert je eigen invulling te geven aan hun meningen. Ik heb het idee dat dit aardig gelukt is. Omdat de groep die ik heb

gesproken relatief klein is met zeventien gesproken informanten, kan ik niet ontkennen dat ik nog andere mogelijke oorzaken en manieren waarop jongeren Breda ervaren gemist heb. Bij een volgend onderzoek, zal ik waarschijnlijk meer aandacht besteden aan het representatiever maken van de groep informanten zodat ik makkelijk kan generaliseren, al blijft dit altijd lastig. Het proberen te angen van de ervaring van anderen vond ik een erg verlichtend werk om te doen, omdat ik een voorstander ben van gedetailleerde beschrijvingen. Ik had in mijn thesis misschien andere keuzes kunnen maken om aan bepaalde zaken meer aandacht te

73

besteden. Ik ben echter tevreden met wat ik wel heb behandeld en denk dat ik een goede balans heb gevonden tussen de verschillende onderwerpen binnen mijn onderzoek.

5.1 Eindreflectie

Ik sluit mijn thesis af met een terugblik op de maatschappelijke relevantie. De aanwezigheid van uitgaansgeweld in het dagelijkse nieuws was naast mijn eigen ervaring met Breda een belangrijke factor die ervoor heeft gezorgd dat ik dit onderzoek heb gedaan. In het begin stel ik dat ik misschien wel iets bij kan dragen aan het debat over uitgaansgweld en dat onderzoek naar de ervaring van jongeren kan helpen bij het bestrijden ervan. Ik denk dat het belangrijk is dat beleidsbepalers inzien hoe jongeren denken, dat zij zich bijvoorbeeld bewust zijn van het feit dat niet alle jongeren het nachtleven hetzelfde ervaren en dat er hierdoor misschien een intelligenter beleid nodig is dat inspeelt op de verschillende percepties van jongeren op uitgaan. Ook kan de aanwezigheid van groepen de gemeente doen realiseren dat een grote diversiteit van het uitgaansubliek problemen met zich mee kan brengen en dat het niet altijd vanzelfsprekend is dat dit goed gaat. Breda lijkt op de goede weg te zijn wat betreft het inzetten van maatregelen tegen uitgaansgeweld, maar met soortgelijke maatregelen denk ik niet dat het geweld veel verder af zal nemen. Ik vermoed dat de gemeente steeds beter zal worden in het aanpakken van geweld, maar dat een betere en kritischere blik op de oorzaken van belang is om het aantal incidenten met grotere stappen terug te dringen. Uitgaan blijkt een persoonlijke ervaring te zijn en ik denk niet dat wanneer de gemeente zich blijft richten op de massa, zij het gewenste resultaat zullen bereiken.

74

Literatuurlijst

Adang, O.M.J.

2000 Jonge Mannen in Groepen: Een Geweldige Combinatie?. Justitiële

Verkenningen 26(1): 72-80.

Bateson

1979 Mind and Nature. Glasgow: Fontana.

Bennett, A.

1999 Subcultures Or Neo-Tribes? Rethinking The Relationship Between Youth, Style And Musical Taste. Sociology 33(3): 599-617.

Collins, R.

2008 Violence. A Micro-sociological Theory. Princeton: Princeton University Press.

Eriksen

2001 [1995] Small Places, Large Issues. Londen: Pluto Press.

Goulding C,. Shankar, A. & Elliott, R.

2002 Working Weeks, Club Weekends: Identity Fragmentation And The Emergence Of New Communities. Consumption, Markets And Culture 5(4): 261-284.

Goulding, C. & Shankar, A.

2011 Club Culture, Neotribalism And Ritualised Behaviour. Annals Of Tourism

Research 38(4): 1435-1453.

Hest, M. van

2009 Uitgaansgeweld: Lokaal Beeld en Aanpak. Utrecht: CCV.

Jong, J.D. de

2007 Kapot Moeilijk: Een Etnografisch Onderzoek Naar Opvallend Delinquent

75 Kottak, C.

2006 Mirror For Humanity. New York: McGraw Hill.

Maffesoli, M.

1996 The Time Of The Tribes: The Decline Of Individualism In Mass Society. London: Sage.

Ritzer, G.

2008 Sociological Theory. New York: McGraw Hill.

Sherrier, A, Cherrier, H. & Canniford, R.

2006 Consumer Empowerment: A Foucauldian Interpretation. European Journal Of

Marketing 40(9): 1013-1030.

Urry, J.

2000 Sociology Beyond Societies: Mobilities For The Twenty-First Century. Londen & New York: Routledge.

Young, J.

1999 Cannibalism and Bulimia: Patterns of Social Control in Late Modernity. Theoretical

76