• No results found

3 STURING OP DE RUIMTELIJKE VERSCHIJNINGSVORM IN DE PRAKTIJK

3.1 Gemeente Boekel

Ondanks het feit dat Boekel een relatief kleine gemeente is, haalde ze in 2004 de landelijke dag- bladen met opmerkelijk nieuws. Het toenmalige college had namelijk besloten om geen verplich- te welstandsnota op te stellen, waardoor Boekel de eerste welstandsvrije gemeente van Neder- land werd. De toenmalige gemeenteraad was namelijk van mening dat dit besluit uitstekend aansloot bij het beleid van de gemeente Boekel om de burger zo veel mogelijk eigen verant- woordelijkheid te geven en de verantwoordelijkheden dáár neer te leggen waar ze ook daadwer- kelijk thuishoren. Het college meende eveneens dat het welstandsbeleid zoals dat tot dan toe gepraktiseerd werd, door de burgers in hoge mate als betuttelend en als te detaillistisch werd ervaren. “Zodoende is hier [Boekel] het idee ontstaan om eigenwijs te zijn” (Vleuten, 2010).

Welstandsvrij

De nieuwe Woningwet, die sinds 1 januari 2003 van kracht is, schrijft voor dat alle gemeenten per 1 juli 2004 over een vastgestelde welstandsnota dienen te beschikken willen zij aan de rede- lijke eisen van welstand kunnen toetsen. Het Boekels college concludeerde hieruit dat wanneer zij geen welstandsnota zouden vaststellen, ze formeel gezien ook van welstand af zouden zijn. Hoewel dit hoogstwaarschijnlijk nooit de bedoeling is geweest van de wetgever, stemde de meerderheid van de Boekelse gemeenteraad vóór het afschaffen van welstand. Daarmee werd Boekel de eerste welstandsvrije gemeente van Nederland (Van der Vleuten, 2010).

Een eerste evaluatie in 2005 wees uit dat het afschaffen van welstand tot dan toe nog niet tot chaotische taferelen heeft geleid. Volgens de gemeente Boekel leidt welstandsvrij bouwen namelijk tot “eenheid in verscheidenheid” in plaats van “eenheidsworst”. “Iedereen die bang is geweest voor paarse huizen, kasteelbouw of Vinex-toestanden moeten we teleurstellen” (Ge- meente Boekel, 2005).

Uit een gesprek met de heer Van der Vleuten3

komt naar voren dat de filosofie van de ge- meente Boekel is om zo min mogelijk regels aan de burger op te leggen. Dat zoiets uiteinde- lijk tot excessen kan leiden beseft men in Boe- kel ook. “Mensen zouden inderdaad hun huis paars kunnen schilderen, dus zouden we daar regels voor op moeten stellen. Wij benaderen het anders. We bieden de burger meer vrijheid en dan zien we wel. Als het echt compleet uit de hand loopt kunnen we alsnog ingrijpen” (Van der Vleuten, 2010). Hoewel de gemeente er anno 2010 nog altijd van overtuigd is dat het afschaffen van welstand tot op heden niet tot excessen heeft geleid, storen de inwoners van Boekel zich al jaren aan een prominent pand in

3

Andre van der Vleuten is senior medewerker VROM bij de gemeente Boekel en is nauw betrokken geweest bij het afschaffen van het welstandsbeleid in Boekel.

29 de Kerkstraat4. Vanwege een conflict met de gemeente heeft de eigenaar een cynische tekst op zijn voorgevel geschilderd (figuur 3.1). De gemeente Boekel staat echter volstrekt machteloos. Sturing en ambitie

Doordat men in Boekel niet over een welstandsnota beschikt, kunnen zij een aanvraag voor een omgevingsvergunning simpelweg niet toetsen aan de redelijke eisen van welstand. En ook in de bestemmingsplannen heeft men geen strikte bebouwingsregels opgenomen. De gemeente Boe- kel heeft naar eigen zeggen alleen de typologie van de woningen, een rooilijn, een (ruim) bouw- vlak en een maximale goot- en nokhoogte verankerd in haar bestemmingsplannen. Dat betekent dus dat er ook geen minimale goot- en nokhoogte of bijvoorbeeld een minimale dakhelling in het bestemmingsplan is vastgelegd. Daardoor is het heel goed mogelijk dat een huis met twee lagen en een kap gebouwd wordt naast een bungalow. Om de burger meer vrijheid te bieden verankert de gemeente Boekel dan ook alleen het hoogst noodzakelijke in het bestemmingsplan (Vleuten, 2010).

De wijze waarop men in Boekel regie voert op de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen is typerend voor de beleidsambities van de gemeente. Deze zijn er namelijk op gericht de burger zoveel mogelijk vrijheid te bieden, ook in het (ver)bouwen van zijn eigen woning. De gemeente spreekt dan ook niet het voornemen uit om op actieve wijze zorg te dragen voor het behoud en de ontwikkeling van ruimtelijke karakteristieken. “Deze verantwoordelijkheid leggen wij bij de burger neer” (Van Der Vleuten, 2010). Sterke sturing op de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen acht men daarom niet wenselijk. Volgens de gemeente Boekel kan de burger heel goed zelf bepalen wat mooi is en wat niet.

Belangrijk is echter wel om op te merken dat de gemeente Boekel over het algemeen weinig cultuurhistorisch waardevolle bebouwing kent. De gemeente telt slechts 13 Rijksmonumenten en 22 gemeentelijke monumenten. Hoewel deze monumenten beschermd zijn middels de Monu- mentenwet 1988 en de lokale monumentenverordening, geldt dit niet voor de context waarin de monumenten acteren. Wanneer de eigenaar van een bouwwerk wat direct gelegen is naast een monumentaal pand, besluit zijn huis paars te schilderen, staat de gemeente machteloos. Dit kan grove afbreuk doen aan de karakteristieke omgeving van het monumentale pand. Toch is Van Der Vleuten er van overtuigd dat mensen dit niet doen, daarmee snijden zij zichzelf in de vingers stelt hij. “Een huis moet uiteindelijk ook nog te verkopen zijn” (Vleuten, 2010).

Conclusie

De gemeente Boekel heeft niet alleen geen welstandsnota, ook de sturing via het bestemmings- plan is minimaal. Zij achten het namelijk niet nodig om regie te voeren op te ruimtelijke verschij- ningsvorm van gebouwen. Concluderend kan dan ook gesteld worden dat men in Boekel eigenlijk géén enkele ambities uitdraagt ten aanzien van de zorg voor ruimtelijke karakteristieken. In die zin sluit de huidige wijze van sturing hier volledig bij aan.

4