• No results found

Deelvraag 3 Vrijetijdsbesteding en vakantie: groenalternatieven elders > Activiteiten weekenden

7 VAN DER WAALSSTRAAT 8 LINNAEUSPARKWEG

3.2 Gebruik van groenvoorzieningen

3.2.1 Gebruik van groen in Middenmeer

Middenmeer wordt gekenmerkt als groene buurt. Dit beeld komt onder andere voort uit de kleinere groenstroken die de buurt een groen aanzicht geven. Deze stroken zijn esthe- tisch waardevol maar vervullen ook een rol als plaats waar kinderen dichtbij huis buiten kunnen spelen. Ten tweede is er gekeken naar de grotere groenvoorzieningen in de buurt. Als inwoner van Middenmeer kan gekozen worden uit de volgende groenvoorzieningen/ parken in de nabije omgeving: Frankendael, Flevopark, Diemerpark en Oosterpark. Niet alle parken liggen in de wijk maar deze liggen danig dichtbij dat ze meermaals zijn genoemd in de interviews. Als er heel kritisch gekeken wordt, dan is alleen park Frankendael gelegen in deze wijk maar zoals gezegd komt uit de interviews naar voren dat ook de iets verder weg gelegen parken (Diemerpark, Flevopark en Oosterpark) belangrijke plaatsen zijn die gebruikt worden voor verscheidene activiteiten. De locatie van de parken is weergegeven in kaart VII op pagina 32.

‘Maar gewoon het groen op straatlevel, dat viel op. De stroken groen, fiesten langs de Radioweg ja dat stuk is al groener dan eigenlijk heel de Pijp bij elkaar’ (interview 14)

‘Ik reed hier naar het Galileiplantsoen en het allereerste wat mij opviel is wat staan hier mooie huizen en wat is het mooi groen … Nou ja ik vind dat als ik hier zit dat ik er gebruik van maak. Je hoeft maar die kant op te kijken en dit zie je niet heel veel in Amsterdam. Prachtige grote bomen’ (interview 3)

Op kaart II (pagina 17) zijn de groenstroken, waarvan uit de interviews is gebleken dat deze belangrijk zijn in Middenmeer, weergegeven. Het komt onder andere door deze groen- stroken dat de Middenmeer een groen karakter heeft wat voor veel gezinnen een belang- rijk argument is gebleken om in deze buurt te wonen. Zo wordt de strook groen langs het Galileïplantsoen genoemd als plaats voor kinderen om buiten te spelen. Het is dan naast de grote groenvoorzieningen eenvoudiger voor de kinderen om zich in dit soort groenstroken te begeven, ze zijn gelegen in hun actieradius.

‘Ze kunnen als het lekker is hier naar het Galileïplantsoen lopen en daar rondrennen. Het plein hier voor de deur, ja daar staan we zo eigenlijk dus dat is niet moeilijk om heen te gaan’ (interview 13)

‘Ja daar zorgen wij wel voor Elliot en ik hebben daar een schoonmaaktaak we lopen een keer per week met plastic zakken en prikstokken door dat parkje en dan prikken we alle plastic troep op. Ik wil gewoon genieten van het vijvertje met aan beide kanten gras en ja, zo mooi paadje dat is wel echt, ja verbonden ermee’ (interview 4)

Naast het Galileïplantsoen is bijvoorbeeld ook een groenstrook bij de Archimedesweg aange- stipt als locatie waar kinderen kunnen spelen. De respondent die daartegenover woont geeft dit stuk aan als een ideaal stukje van de wijk. Een rustige weg met groen voor de deur. Hun dochter van negen jaar oud heeft daar ruimte om zonder ouderlijke supervisie te spelen. Groenstroken die zich bevinden voor de deur kunnen dus makkelijker worden gebruikt op een zelfstandige manier dan grotere groenvoorzieningen. Om deze reden hebben kleinere groenstroken niet alleen een esthetische waarde, maar zijn deze ook belangrijk als locatie voor de kinderen om buiten te spelen. Het gebruik van de groenstroken gebeurt dus met name door de kinderen van de gezinnen. De buurt kent meerdere van dit soort stroken die zijn opgenomen in kaart II (pagina 17). De stroken die hier staan aangegeven komen voort uit de interviews en bieden de mogelijkheid tot dagelijks gebruik. Deze kaart biedt dus geen exclusief beeld van alle groenvoorzieningen en –stroken in Middenmeer maar een overzicht wat voor de gezinnen in het dagelijks leven van belang is.

In tabel 3 (pagina 33) is het gebruik van de parken in de buurt kwantitatief weergegeven. Dit is slechts een overzicht van het welke groenvoorzieningen volgens de interviews worden gebruikt door de respondenten, een wenselijk gebruikspatroon dat niet per se berust op de werkelijkheid. Tevens is hierbij aanvullende informatie bijgevoegd omtrent de leefomgeving van de betreffende respondent. Ten eerste of er een tuin aanwezig is bij het huis, daarnaast of er voor de kinderen een mogelijkheid is te spelen in groenstroken voor de deur. In deze tabel zijn de interviews ingedeeld naar gebruik van de verschillende parken. Frankendael, zo is te zien, is een populaire plaats maar andere parken worden ook regelmatig gebruikt. Zo worden het Flevopark en het Diemerpark gebruikt terwijl deze enige moeite vergen om te bereiken, ze liggen namelijk verder weg.

FLEVOPARK DIEMERPARK IJBURG DIEMEN OOST FRANKENDAEL OOSTERPARK MIDDENMEER 1000 m WEGEN SPOORWEGEN PARK MIDDENMEER

kaart vii De groenvoorzieningen nabij de wijk Middenmeer bron: Levi Vlessing

‘Hardlopend dan kom ik het liefste zelf in het Flevopark en soms richting IJburg, we komen er de laatste weken iets vaker alweer en daar kan je ook zeker met lekker weer lekker zitten en picknicken’ (interview 13)

‘Even hardlopen. Ik rij ervoor naar het strand als het even kan maar bovendien kan het ook gewoon hier in de buurt. Ik ren graag in het Flevopark’ … ‘Lekker eten, we hebben geen tuin dus ja dan gaan we naar het Flevopark, barbecue mee. Of naar het Franken- dael, ook dichtbij en ja de buurt verzamelt op die plekken’ (interview 14)

Uit de dagboeken blijkt echter wel dat het gebruik van deze parken voornamelijk voor de ouders is, voor de fysieke inspanning. Om met de kinderen naar groenvoorzieningen te gaan wordt gekozen voor Frankendael. Dit park ligt dichtbij de woonomgeving en kan daardoor lopend worden bereikt. Uit de dagboeken 3, 4, 11 en 15 blijkt dan ook dat het gebruik recrea- tief is. Er wordt een ijsje gegeten, gewandeld of een picknick gehouden. Het gebruik hiervan voor kinderen is echter alleen toegankelijk onder toezicht van ouders. Deze sociale vorm van

gebruik van Frankendael komt in de dagboeken niet terug bij het gebruik van andere parken zoals het Flevopark en Diemerpark. Deze plaatsen worden wekelijks vooral gebruikt voor fysieke activiteiten. Uit de dagboeken blijkt ook niet dat de kinderen deze parken gezamen- lijk met de ouders bezoeken.

Alle respondenten maken gebruik van de groenvoorzieningen in de buurt en geven aan dat zij het gebruik hiervan belangrijk achten. Hoewel de keuze van woonlocatie in veel gevallen gemaakt wordt op stedelijke mogelijkheden en voorzieningen zijn de groenvoorzieningen uiteindelijk een belangrijke factor voor fysieke en sociale activiteiten. Parken in de buurt worden dan ook gezien en gebruikt als verlengstuk van de binnenruimte die de respon- denten hebben. Als het goed weer is, de belangrijkste factor die gebruik van groenvoorzie- ningen kan tegenhouden of bevorderen, worden sociale afspraken verplaatst naar buiten:

‘Altijd voor de gezelligheid … Als het warm is dan laden we een kar vol met vooral drank en dan gaan we naar Frankendael’ (interview 11)

Bovenstaande quote is illustratief voor het gebruik van groenvoorzieningen en de manier hoe de respondenten tegen de groenvoorzieningen aankijken. Het onderzoek is gehouden in een periode dat het weer ook erg meezat. Was dit onderzoek gehouden in een periode van regen en kou was er zeer waarschijnlijk een ander beeld gekomen. Dankzij het mooie weer kan echter wel goed worden gekeken welke groenvoorzieningen wanneer en hoe gebruikt worden, het gebruik dat uit de dagboeken is voortgekomen is vervat in tabel 4 (pagina 34) Deze tabel is onderverdeeld in doordeweeks gebruik en gebruik in de weekenden als de gezinnen meer tijd hebben. Voor het bezoek aan een park is onderscheid gemaakt tussen de ouders en kinderen. Te zien is dat de kinderen in veel gevallen afhankelijk zijn van de ouders, alleen in het geval van respondent vier gingen de kinderen zonder supervisie naar het park, Frankendael in dit geval, waarbij zij toch drukke wegen moesten oversteken.

Uit de dagboeken blijkt ook dat de groenvoorzieningen belangrijk zijn voor activiteiten buitenshuis. Uit zowel interview als dagboek 4 blijkt dat park Frankendael een belangrijke plaats voor de kinderen om naartoe te gaan en buiten te spelen. Saillant detail is dan ook dat tijdens het interview de zoon zelf thuiskwam vanuit Frankendael. In het geval van mooi weer, zoals zelfs aangegeven in dagboek 7, wordt het eigen huis ingeruild voor het zwem- badje in het Oosterpark. Ook activiteiten die normaliter thuis gedaan zouden worden, bijvoorbeeld avondeten, worden verplaatst naar een park. Uit de dagboeken van respon- denten 5, 6 en 9 bijvoorbeeld blijkt dat de parken als picknicklocatie worden gebruikt of als plek om te kunnen spelen. Er wordt bij tabel 4 verder ingegaan op de activiteiten die uit de dagboeken blijken. De groenvoorzieningen blijken ook vanuit interviews een belangrijke rol te vervullen.

Frankendael Flevopark Oosterpark Diemerpark Tuin Groen voor de

deur 1 • • • • • 2 • • • • • 3 • • • 4 • • 5 • • • • 6 • • • 7 • • 8 • • • • • 9 • 10 • • 11 • • • 12 • • • 13 • • • • 14 • • • • 15 • • •

‘… we komen er wel een paar keer per week, twee drie of vier keer zeg maar. En op maandagochtend ga ik daar dan even koffiedrinken … Ook omdat we zelf dan geen tuin hebben. Dus zo beschouw ik dan maar, ik heb geen tuin maar daar wel’ (interview 9)

‘Soms gewoon even voor een picknick, een wandeling, skaten dat soort dingen. We hebben ook een tuin die we veel gebruiken, of ja dat valt eigenlijk wel tegen’ (interview 10)

Het gebruik van groenvoorzieningen in tabel 4 is aangevuld met een overzicht van sport- clubs die het kind bezoekt (in het geval van meerdere kinderen in het gezin is gevraagd enkel het programma van het oudste kind te beschrijven) en overige activiteiten. De sportclubs bestaan uit gereguleerde activiteiten zoals voetbalclubs en tennisverenigingen. Zelf op een plein voetballen hoort hier niet bij. Onder de overige activiteiten moet worden gedacht aan

acties die zijn ondernomen ten behoeve van het oudste kind in het gezin. Uit de dagboeken is bijvoorbeeld een groot gebruik van het Mariotteplein naar voren gekomen, de kinderboer- derij en bijvoorbeeld een bezoek aan dierentuin Artis. Deze overige activiteiten zijn veelal gereguleerd van aard. De kinderen worden hierbij meegenomen naar verschillende plekken maar krijgen niet de kans om zelf, individueel buiten te spelen. Er is een expliciet onder- scheid gemaakt tussen de ouders en de kinderen bij het gebruik van de groenvoorzieningen in Middenmeer. De ouders zijn over het algemeen vrijer dan de kinderen bij het gebruik van de groenvoorzieningen. Zij hebben logischerwijs geen toezicht nodig om gebruik te maken. Bij de kinderen ligt dat anders, zij zijn in grotere mate afhankelijk van supervisie en dus van het gebruik van groenvoorzieningen. Zij zijn meer afhankelijk van fysieke en sociale gevaren die het leven in een stad met zich meebrengt, zij worden in de woorden van Jones (1992) gedreven van het publieke naar het private domein (Jones, 1992; Karsten, 1998). In tabel 5 is dan ook weergegeven bij welke respondenten de kinderen vrij waren om indivi- dueel activiteiten te ondernemen in groenstroken, groenvoorzieningen, en of zij zelfstandig overige activiteiten kunnen uitvoeren. Te zien is dat bij drie respondenten de kinderen vrij waren zelfstandig groenstroken te bezoeken. Deze respondenten wonen dan ook in directe nabijheid van deze plaatsen. Parken en sport bezoeken is een stuk minder eenvoudig, hier- voor zijn er te veel belemmeringen waardoor de kinderen in veel gevallen niet zelfstandig hierheen kunnen. Verder is te zien dat de kinderen van respondenten 9, 12 en 14 zelfstandig overige activiteiten konden ondernemen. Hierbij konden zij zelf lopend naar het Mariotte- plein en voetballen op een plein in de buurt. Hiervoor was het dan ook niet noodzakelijk om drukke wegen over te steken, deze gezinnen woonden ten opzichte van de plekken waar de kinderen heen konden gunstig en de kinderen konden zonder weg over te steken naar de speeltuin. Terugkijkend naar tabel 3 (pag. 33) is te zien dat dit ook, inclusief respondent 4, gezinnen zijn waar geen tuin aanwezig is. Een optie in eigen huis ontbrak, in het geval van deze respondenten, wat ertoe geleid kan hebben dat zij vaker andere plaatsen opzoeken die gericht zijn op vrij spelen voor kinderen.

Het daadwerkelijke gebruik van groenvoorzieningen, wat blijkt uit de dagboeken, wijkt af van het geschetste beeld van de interviews. Uit de interviews is de informatie naar voren gekomen dat meerdere groenvoorzieningen worden gebruikt voor verschillende activi- teiten. Dit blijkt echter in de praktijk anders te zijn. Er is een scheiding tussen het gebruik voor fysieke en sociale activiteiten in de praktijk zichtbaar wat voor een belangrijk deel voortkomt uit de bereikbaarheid. Frankendael kan lopend bereikt worden terwijl overige groenvoorzieningen verder weg liggen en meer moeite kosten om te bereiken. Ook worden deze minder eenvoudig ingepast in het dagelijkse schema van de gezinnen. Even een ijsje halen na het eten of in de middag is eenvoudiger als naar de betreffende plek gelopen kan worden. Dit is dan ook hoe verschillende respondenten dit benaderen en een reden waar- door andere groenvoorzieningen vooral door de ouders worden gebruikt en de kinderen zijn aangewezen op bezoekjes aan Frankendael aangezien dit park in de wijk is gelegen. Daar-

Dagboek Door de week Weekend

Gebruik groen- stroken kinderen Park- bezoek Sport- clubs Overige activi- teiten Gebruik groen- stroken kinderen Park- bezoek Sport- clubs Overige activiteiten

Ouders Kind Ouders Kind

1 •• • • 2 • •• • • 3 • •• •• • • 4 • • •• • • 5 • • ••• ••• 6 •• • • • 7 • • •• •• • • ••• 8 • • • • 9 • • • •• • •• 10 •• • •• 11 • • •• • •• • 12 • • • • 13 ••• • • • • • • • 14 •• • • •• 15 •• • • • • •

Tabel 4: Overzicht van de dagboeken, bezoek aan groenstroken, park, sport en overige. Aantal ‘•’ geeft de bezoekfrequentie aan. (bron: Levi Vlessing, 2017).

naast zijn de kinderen ook aangewezen op de mogelijkheid die de ouders hebben om mee te gaan. In tabel 5 is te zien dat er weinig gebruik is van parken door de kinderen zonder dat de ouders meegaan tijdens een bezoek. Het kind waar het dagboek op gebaseerd is kan in veel gevallen pas gebruik maken van de groenvoorzieningen als de ouders daar ook de mogelijk- heid voor zien en bijvoorbeeld niet hoeven te werken.

‘En soms zette ik ze dan voor de tv en dacht ik echt komt niet echt uit met werk, je bent dan toch freelancer en dan moet je thuis je werk afmaken maar dat vond ik dan wel echt stom om te doen, ik dacht wel shit die kinderen zitten binnen omdat ik niet mee kan. Vond ik heel vervelend’ (interview 4)

In tabel 4 (pag. 34) is daarnaast ook te zien dat de kinderen naast het gebruik van de parken en de groenvoorzieningen een groter aandeel van de vrije tijd spenderen op sport- clubjes of ‘overige activiteiten’. Zij kunnen misschien niet eenvoudig gebruik maken van de groenvoorzieningen maar er wordt een alternatieve plaats voor ‘vrij’ spelen geboden op deze plaatsen. Als de leeftijd het toelaat dan krijgen veel kinderen de kans om een sport, of meer- dere sporten, te beoefenen. Bij de respondenten wordt er keuze gemaakt uit voetballen op een van de vele voetbalclubs in de omgeving of tennis bij VVGA of op het Linnaeushof. Voor

de ouders is dit een moment wanneer de kinderen een activiteit hebben, en je als ouder van die tijd gebruik kan maken om andere noodzakelijke dingen te doen zoals de boodschappen. Dit wordt ook gecombineerd met het ophalen van de kinderen uit school, zoals uit dagboek 2 naar voren komt: na school gelijk door om de boodschappen te doen. De kinderen onder- brengen bij een dergelijke activiteit geeft de ouders de mogelijkheid zelf andere dingen te ondernemen. Dit wordt niet op deze manier uitgevoerd bij de groenvoorzieningen. Daar blijven de ouders supervisie houden, het is geen plaats waar de kinderen worden gebracht en vervolgens worden gehaald nadat de ouders bijvoorbeeld verschillende winkels hebben aangedaan. Uit dagboek 4 komt ook de mogelijkheid die de kinderen hebben naar voren. Door nabijheid van veel voorzieningen, sport en groen, kan het ook mogelijk worden gemaakt dat zij zelf dingen ondernemen. Na schooltijd naar bijles, zelf naar tennis en zelf naar park Frankendael. Ook dagboek 6 heeft een patroon waaruit de combinatie van verschillende activiteiten naar voren komt. Na het ophalen van de opvang gelijk boodschappen kunnen doen en daarna door naar de speeltuin. Het zijn combinaties die vaak niet mogelijk worden geacht als de respondenten niet in deze wijk zouden wonen maar in een dorp. De vrijheid van kinderen blijft echter redelijk beperkt. In het geval van interview 4 bleek dat de kinderen individueel verschillende activiteiten ondernamen.

‘Elliot gaat zelf naar tennis en die is nu nog net niet eens tien. Dat is hierachter in de sportparken bij VVGA daar zeg maar. Maar het feit dat hij vanuit school zelf naar zijn sport kan fietsen dat is best dorps … Ja dan had ik wel veel meer stress gehad over hoe ik alles bij elkaar zou krijgen. Nu kan ik tijdens pianoles boodschappen doen en dan fietsen we samen weer terug. Ik ben onwijs verwend om hier te wonen’ (interview 4)

‘Echt hoor alles is dichtbij en als we zouden willen hoeven we maanden de wijk niet uit. Straks dus misschien dat tennis, ja ook in de wijk maar ze kan voetballen of dansen of noem maar op. En wij kunnen daar genoeg om heen verzinnen dan voor onszelf. En ons leven wordt ook makkelijker door al die nabijheid ja, door alle winkels hier in de buurt. Het plein daar verderop om de hoek daar is alles. Ik denk dat we zelfs daar al maanden zouden kunnen doorbrengen’ (interview 12)

Ook in interview 14 was sprake van kinderen die zelf bepaalde activiteiten konden onder- nemen, zij het in mindere mate. Hier konden de kinderen zelf naar onder andere het Mariot- teplein gaan, een zeer bekende plaats in de wijk.

‘Ja ze moeten uitkijken maar kunnen wel redelijk goed zelf de straat op. Ze mogen ook tegenwoordig naar veel plekken zelf als ze maar oversteken bij zebrapaden. Dus Mariot- teplein is goed haalbaar voor ze al en er voetballen op het plein daar bij de WSV ken je wel denk ik’ (interview 14)

Groenstroken Parken Sportclubs Overig

1 2 3 4 • • 5 6 7 • 8 9 • 10 11 • 12 • 13 • 14 15 •

Hierbij moet in ogenschouw worden genomen dat leeftijd een belangrijke factor is. De gezinnen waar kinderen individueel acties kunnen ondernemen hebben ook oudere kinderen. Het blijkt rond de leeftijd van tien jaar te zijn dat grenzen worden verlegd maar dit gebeurt niet bij alle respondenten op hetzelfde tempo en op dezelfde manier.