• No results found

Legende

Daar, waar de Maas zo statig vliet langs een der grootste steden, is 't voorval, dat ik zing, geschied, reeds menig eeuw geleden.

Daar trofhet hoofd van 't stadsbestuur, in ijver onbezweken,

het onheil, in een rampvol uur, zijn linkerbeen te breken.

'k Verzwijg de naam van man en stad, men vindt hen in kronijken:

wie 't lust, doorzoek' het stoffig blad, waarin zij beide prijken.

Door eigen schuld, of ongeval, had hij zijn been gebroken, en met hem treurde stad en wal, van vaste steun verstoken. Men riep de raad van wijzen in: professors en doktoren,

en, de ene meer en de ander min, liet veel geleerdheid horen;

maar wie ook zien kwam naar het been, de breuk te helen wist er geen;

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

hier hielp geen keur van reden, ja zelfs geen renboô naar Parijs; men was in 't klinisch onderwijs toen minder ver dan heden; de kunst was nog in ruwe staat; men hield van korte metten, en wist voor onze vriend geen raad, dan 't been hem af te zetten, 't Deed in die dagen weinig pijn, de mens kon meer verduren, en 't hakmes van de chirurgijn deed wonderbare kuren;

in 't kort, in nog veel minder tijd, dan wij het navertellen,

was 't lichaam een der benen kwijt, zijn trouwe metgezellen;

en lag, voor groter ramp gered, de burgemeester in zijn bed, en smoorde 't angstig klagen, maar riep niet minder, droef te moe, aan 't dierbaar been het afscheid toe, 't welk nooit hem meer zou dragen. Er was intussen in die stad

een vreemdeling gekomen, die groter roem van kunde had dan Cicero te Rome:

hij was ervaren in de loop van sterren en kometen, in 't trekken van het horoscoop en 't lezen in planeten;

hij had voor 's naasten heil gewaakt in slapeloze nachten;

de krommen had hij recht gemaakt,

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

de lammen gaf hij krachten; en tot versterking van 't gehoor, schonk hij aan doven 't zilv'ren oor, dat zij met goud betaalden,

nog meer dan wijlen Esculaap, voorzeker ook geen domme knaap, ten troost van die hem haalden. Zijn ijver kende paal noch perk bij springveer en bij raderwerk, wier onbegrensd vermogen de kunstgewrochten van zijn hand, vermaard tot aan het verste strand, bezielden of bewogen;

en toen hij aan de Maas verscheen, kwam hem de maar ter ore, dat 's burgemeesters rechterbeen zijn buurman had verloren; en, diep getroffen door die zaak, besloot hij tot de stoutste taak, hem immer voorgeschreven; 't was om de vader van de stad, voor 't been, dat hem verlaten had, een beter weer te geven.

De kranke lag op 't ledikant, en sloeg het oog in 't ronde, bij 't lichten van het laatst verband der nu geheelde wonde.

Hij werd niet meer door pijn gekweld; hij had van koorts geen hinder, en was, zo 't heette, goed hersteld, maar met een loper minder. Er werd, door ieder die hem zag, nog van geluk gesproken,

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

omdat hem niet de jammerslag twee benen had gebroken;

maar, schoon hem ook de chirurgijn voortreff'lijk vond genezen, hoe nuttig dubb'le leden zijn was 't best bij hem bewezen. Hij dacht er nu met weemoed aan, wat nut, in vroeger leven,

het lid, gedwongen afgestaan, hem dikmaals had gegeven;

en het speet hem, dat hij ooit voorheen, in felle drift ontstoken,

gevloekt had op het dierbaar been, ter kwader uur gebroken.

Hij kon niet meer naar 't raadhuis gaan, of naar de kolfbaan lopen;

voor hem ging thans geen beurs meer aan, geen schouwtoneel meer open;

hij zocht wel troost bij schrift en boek, in 't dammen en in 't schaken,

hij kreeg van vrienden veel bezoek, maar 't kon hem niet vermaken; want wie zijn lot ook draaglijk scheen, 't leed bleef hem loodzwaar drukken, bij 't hinken op zijn rechterbeen en 't springen op zijn krukken. Eens, dat hij droef aan 't peinzen was, hoort hij aan 't voorhuis bellen, en in zijn kamer komt welras een vreemd'ling binnensnellen; hij droeg een mantel om het lijf, van donk're zij geweven; daarop was menig kunstbedrijf

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

met rode verf beschreven; daar stonden hiërogliefen op, het schrift van vorige eeuwen, en beelden met een spitse kop en letters van Hebreeuwen; en boven op 't eerwaardig hoofd, nog van zijn lokken niet beroofd, in spijt der hoge jaren,

droeg hij een deksel, rond en groot, nog spitser dan een suikerbrood, gezet op grijze haren.

‘'k Ben, lijder! met uw lot begaan,’ zo deed de man zich horen, ‘en breng u ruim vergoeding aan voor 't geen gij hebt verloren: ik heb, doorwakend nacht bij nacht, een kostbaar kunstbeen uitgedacht, en zo gij 't wenst te kopen, sta ik u 't werktuig willig af, waarmee gij, zonder steun of staf, weer als voorheen kunt lopen.’ Hij zweeg, ontsloot het golvend kleed, door hem om 't lijf gedragen,

ontrolde lijnwaad, lang en breed om 't kunstgewrocht geslagen; en 't opperhoofd der burgerschaar zag al zijn leed vervlogen, toen hij het wonder werd gewaar, verschenen voor zijn ogen. Van ijzer waren al de leên, met kleppen en scharnieren, dus stevig als een mensenbeen, en buigzaam als de spieren; het was aan enkel, knie en dij,

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

van leemten en gebreken vrij, en scheen bezield met leven, als 't vroeger werk van Phidias; want met een korst van vleeskleur was lag 't zeldzaam rif omgeven.

‘Ziehier,’ zo ging de kunst'naar voort, ‘het puik der meesterstukken, dat 's mensen ogen heeft bekoord, zijn zinnen kon verrukken. Het uurwerk, dat het in zich sluit, behoorlijk opgewonden,

voert ieder lichaam mee vooruit, waaraan het wordt verbonden. Gij kunt, als gij mij eerst voldoet, weer wand'len naar begeren; ja, zo gij wilt, uw rechtervoet nu ook voortaan ontberen; zo kunstig is de mechaniek, dat gij op 't been kunt dansen; de weerga toont u geen fabriek van Britten of van Fransen; geen automaat kan vlugger zijn, geen slanke kermispoppen; gij kunt daarmee, als arlekijn, weer stampen, trappen, schoppen.’ Geen zeeman, in het noodgetij aan 't doodsgevaar ontkomen, was ooit zo dankbaar en zo blij, als nu het hoofd der burgerij, bij 't woord, door hem vernomen. Al was de prijs ook hoog gesteld, de koop werd toegeslagen en in dukaten voorgeteld, de keurmunt van die dagen;

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

en voor het loon, door hem verdiend, met nieuwe roem omschenen, gaf de astroloog de burgervriend het pronkjuweel der benen. Vol blijdschap zag de ganse stad, die 't voorval had vernomen, op 't veelbezochte wandelpad haar burgemeester komen.

Men wuifde weer met doek en hoed, en stemde vreugdeklanken,

en met een gulle wedergroet zag zich de burger danken. De wand'laar, rustig voortgegaan, genoot met stil verrukken;

maar sprak hem vriend of buurman aan, met wie hij lust kreeg stil te staan, dit mocht hem niet gelukken. Eerst zag hij in de zaak geen kwaad, en sprak, een glimlach op 't gelaat: ‘Het been heeft vreemde kuren; maar zeker schaft de kunst'naar raad, 'k wil naar zijn woning sturen.’ Doch, toen hij in het voortgaan zag hoe 't uurwerk met verhaaste slag hem meer en meer vermoeide, bekroop hem toch een bange vrees, die, eens gevoed, tot wrevel rees en tot ontroering groeide;

want, werd het in zijn vaart gestuit, dan sprong het werktuig achteruit, of werd opzij getrokken;

en was ook daar geen plaats genoeg, 't deed dan het lichaam, dat het droeg,

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

steeds heen en weder schokken; het sprong dan rust'loos op en neer door 't onvermoeid bewegen van rondsel, slinger, rad en veer, in 't kunstvol been gelegen; en, door het werktuig nu gesteund, dat hij zo duur moest kopen, werd de arme lijder lam gedreund, wanneer hij niet bleef lopen.

De kunst'naar komt vol angst en schrik zijn woonplaats uitgevlogen;

verplett'rend is zijn strakke blik, gelijk Medusa's ogen;

die werking heeft hem zelf verrast, hij kan haar niet beletten;

vergeefs grijpt hij de wand'laar vast, het been, met dubb'le vracht belast, is nimmer pal te zetten.

Vergeefs beproeven kunst en kracht de voet van 't lijf te wringen;

vergeefs wordt breektuig aangebracht, 't metaal doet ijzer springen;

het was, gedreven om het been, spat los in duizend brokken;

maar 't staal rukt door met vaste schreên, of blijft in loco schokken.

Voort ging het werktuig, rust'loos voort, door straten en door stegen.

en, weggeschoven door de poort, langs velden en langs wegen. Daar telkens, met versnelde vaart, brengt het d' ontroerde lijder, gelijk weleer Mazeppa's paard, al wijder heen en wijder.

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

Men zag hem beurt'lings stad bij stad en vlek bij vlek betreden,

verbleekt, verwilderd, afgemat, en uitgeteerd van leden. En toen zijn laatste levensstond hem eind'lijk rust kwam geven, droeg nog het been zijn lichaam rond, ontbloot van ziel en leven.

Het trekt, ontembaar voortgestuwd, zo voort langs duin en stromen, daar ieder van het schouwspel gruwt, die 't kil geraamt' ziet komen. Het gaat, gesleurd door tak en hout, verbrijzeld en verbroken,

in 't eeuwig heugend eikenwoud van Oud-Germanje spoken.

Het schijnt, in Polens vruchtbaar veld, en Ruslands barre streken,

al verder, verder voortgesneld, een pest- en oorlogsteken, en wekt er, rust'loos voortgestierd tot aan Europa's grenzen,

verbazing aan het woudgediert' en afschuw aan de mensen. De kunst'naar had nog menig nacht in pijnlijk waken doorgebracht, om 't werktuig, kort tevoren bewogen door zijn wonderkracht, in 't lopen weer te storen.

Voor hem ook was die schrik te groot, ras lag hij, moe van 't peinzen, dood, en ging zijn kunst verloren.

Anton Korteweg en Wilt Idema, De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn en W.J. van Zeggelen

Zo is 't verhaal ten eind gebracht en weinig u verzwegen;

had gij een blijder slot verwacht, ook mij viel de afloop tegen;

nog wordt ons, door de tijd verschoond, naar 't geen ik heb vernomen,

des burgemeesters huis getoond, als we in de Maasstad komen. Onzeker is het, of de voet nog in 't heelal blijft dolen, of onophoud'lijk hupp'len moet, gestuit door een der Polen; 'k wil, wat in waarheid is geschied, door vonden niet verrijken, en dit verzwijgen in mijn lied, bij 't zwijgen der kronijken. 1836