• No results found

Bij gebreke van zoodanige bepalingen is op deze inkom- inkom-sten artikel 20, 2e toepasselijk

In document 3^PM m (pagina 58-62)

In dit en in het vorige artikel wordt onder gefailleerde mede begrepen de echtgenoot van den in eenige gemeen-schap gehuwden gefailleerde.

Vgl. de hieronder opgenomen beslissingen van den H R.

De Minister van Koloniën (Bescheiden biz 89) is van meening, dat het vallen van alle traktementen enz buiten het faillissement tot onbillijkheid leidt tegenover de crediteuren. Immers men moge het ook in het algemeen belang achten, dat de landsdienaar of gewezen landsdienaar, zooals tot Staatsblad 1898 No 207 het geval was en in Neder,and ten aanzien van verscheidene categoriën van ambtenaren nog steeds het geval is, in allen gevalle een deel van de inkomsten uit zijn ambt als levensonderhoud zal behouden, weshalve schuldverhaal daarop is uitgesloten, het gaat niet wel aan hem, wanneer hij van zijn, op die inkomsten gebaseerd, crediet wellicht misbruik heeft gemaakt, zelfs bij eene concursus credito-rum in het rustig genot daarvan te laten en zijne schuldeischers met weinig of niets af te schepen.

De toestand in Nederl. Indië zou, bij gelijkheid van faillissements-wet en rechtspraak dan ook een geheel andere worden dan in Nederland, alwaar voor geheele categoriën van ambtenaren wette-lijke bepalingen bestaan, tengevolge waarvan hun inkomsten van wegeden landeten minste vooreen deel aan hetfaillissements-beslag zijn onderworpen. Afgezien van de vraag of deze bepalingen in Ne-derland zullen blijven gehandhaafd, moet het in hooge mate onraadzaam worden geacht om soortgelijke bepalingen weder in Indië in te voeren, waar zij vóór eenige jaren werden afgeschaft op

I

I

&

21

-grond van specifiek indische toestanden (Rapport van den minister van Dedem dd. 13 Juli 1893 D. no. 44).

Het vallen van het pensioen in het faillissement zou leiden tot eene onbiliijkheid tegenover sommige gefailleerden.

Immers — zooals ook professor Molengraaff opmerkt (blz. 145 van:

De faüllissementswet verklaard) — men mag met reden betwijfelen, of een pensioen wel zou vallen onder «hetgeen de gefailleerde gedu-rende het faillissement door persoonlijke werkzaamheden verkrijgt,"

en hem dus, volgens art. 2 [ sub 2 der Faillissementswet geheel of gedeeltelijk zou kunnen worden uitgekeerd. Valt het pensioen niet daaronder, dan zal de failliet hieruit slechts tot den aanvang der vereffening eene toelage tot levensonderhoud kunnen ontvangen (artikelen 97 jeto 171 van de F. ordonnantie), doch het daarna geheel moeten derven. Aan die bezwaren nu is tegemoet gekomen en om uit te sluiten eene interpretatie, als door den H.R. is gegeven in zijn arrest van 7 Maart 1902 W. 773r, werd de tegenwoordige redactie van het eerste lid van art. 21 door den minister gekozen.

Door de toevoeging van het tweede lid is aan den R. C. de be-voegdheid gegeven, om aan den failliet, gedurende den geheelen loop van het faillissement, de inkomsten van zijn traktement, soldij of pensioen geheel of gedeeltelijk toe te kennen.

Weliswaar wordt op deze wijze gederogeerd aan de bepaling van art 750 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering, volgens de daaraan door den H.R. gegeven interpretatie, doch tot zoodanige derogatie is de Koninklijke wetgever geheel bevoegd, omdat daartoe, gelijk boven werd uiteengezet, klemmende redenen bestaan.

Dat dientengevolge, bij gebreke van dein het eerste lid van art. 21 bedoelde wettelijke bepalingen, — aangenomen dat de interpretatie van den H.R van art. 750 Rv. in Indië wordt gevolgd — aan den en-kelen schuldeischer bij wege van private executie geen verhaal op de bedoelde inkomsten wordt toegestaan, aan de gezamenlijke schuld-eischers bij wege van faillissementsbeslag daarentegen wel, althans indien de R C. in dien zin beschikt, komt den minister niet irra-tioneel voor, waar dit laatste beslag eene liquidatie van des schul-denaars geheele vermogen ten tijde de faillietverklaring en ge-durende den loop van het faillissement beoogt.

Wil de enkele schuldeischer, die, ondanks des schuldenaars gebrek aan vermogen, dezen crediet verleend heeft, zijn vordering gerechtelijk executeeren, dan kan hij de faillietverklaring uitlok-ken ; dat hij in dit geval de voorhanden inkomsten zal moeten deelen met zijne medecrediteuren kan, naar het den minister voor-komt, slechts een heilzaam voorbehoedmiddel tegen te ruime cre-dietverleening opleveren.

Tengevolge der toevoeging blijft bovendien, zoolang de uitspraak van den H.R. van kracht blijft, de toestand in Indië in hoofdzaak

— 22 —

in overeenstemming met dien in Nederland Immers volgens den H.R. vallen de bedoelde inkomsten, bij gebreke aan wettelijke voorschriften omtrent de grenzen en wijze van verhaal der schuld-eischers, buiten het faillissement — volgens de toevoeging in art.

2i zal dit eveneens het geval zijn, doch met de beperking, dat den R C. de bevoegdheid toekomt te bepalen, dat slechts een gedeelte daarvan buiten het fallissement blijft.

De curator in het faillissement van een gepensioneerd indisch of-ficier kun als zoodanig, geen aanspraak doen gelden op het geheele of gedeeltelijke pensioen van dien officier

HR. 5 Januari 1900 W. 7385.

Wijl de curator in een faillissement, ten aanzien van het tracte -ment of pensioen van den gefailleerde geen ander of meerder recht kan uitoefenen dan een schuldeischer buiten faillisse-n t faillisse-nt kafaillisse-n doefaillisse-n, moet ook de vraag of eefaillisse-n gemeefaillisse-ntepefaillisse-nsioefaillisse-n onder het faillissementsbeslag is begrepen, hare beantwoording vinden in artikel 757 R v (750 ind ), in verband met artikel 479 R.v. (481 ind.. en derhalve ook worden aangenomen, dat, bij gemis eener regeling van de wijze, waarop zoodanig be-slag, hetzij op het geheele, hetzij op een gedeelte van het pensioen kan worden gelegd, zoodanig pensioen buiten het faillissement valt.

HR. 7 Maart 1902 W. 7731.

Krachtens art 22 F w. kan de curator in het faillissement van een militair op diens gagement geen ander recht uitoefenen dan den schuldeischers, krachtens art. 757 R.v., in verband met de wet van 24 Januari 1815 (Stbl no. 5), is toegestaan.

De zoogenaamde riddersoldij is geen traktement, geen soldij en geen pensioen, als bedoeld in art. 22 F.w. en valt dan ook in het faillissement van den betrokken ridder.

HR. 16 Nov. 1904 W. 8158.

Art. 22. Door de faillietverklaring verliest de schulde-

a r

t 23 Ned naar van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn

tot het faillissement behoorend vermogen, te rekenen van

In document 3^PM m (pagina 58-62)