• No results found

6 Bron en methodiek Energie in Beeld, zoals gebruikt bij de Evaluatie (2015) en de Startnotitie (2016)

De zakelijke aansluitingen verdelen we onder in branches aan de hand van de gegevens van de Kamer van Koophandel. Wij delen deze branches in vier categorieën in: klimaatvoetafdruk bedrijven, klimaatvoetafdruk vrije tijd en recreatie, klimaatvoetafdruk gezondheid en welzijnszorg en de klimaatvoetafdruk organisaties. Daarnaast bestaat de categorie onbekend. Dit is schematisch weergegeven in figuur 8.

Figuur 8: Samenstelling klimaatvoetafdruk gebouwde omgeving (2015) 160.000

Uitstoot in ton CO2 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021 2023 2025 2027 2029 2031 2033 2035

gerealiseerd ambitie

Figuur 6: aantal zakelijke aansluitingen per jaar

Figuur 7: Ontwikkeling gerealiseerde waarde versus ambitie klimaatvoetafdruk ‘mobiliteit’

Uitstoot in ton CO2 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021 2023 2025 2027 2029 2031 2033 2035

gerealiseerd

Winning en distributie water, afvalwaterbeheer

(7%) Bedrijven

(54%)

Vrije tijd en Recreatie (14%)

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

4.1 Wonen

4.1.1 Wat zien we?

Bestaande bouw

Op de klimaatroute-bijeenkomst van 6 december vonden alle groepen dat minimaal 50% van de bestaande woningen energiezuiniger moet worden, variërend van een upgrade naar label A tot het energieleverend worden. Een aantal groepen vond zelfs dat alle woningen minimaal naar energielabel A moeten in de komende jaren. Een aantal aanwezigen zette wel kanttekeningen bij aspecten als financiering en (technische) haalbaarheid. Haalbaarheid is volgens hen vooral een vraag bij bijvoorbeeld monumenten.

Nieuwbouw

Alle groepen vonden dat nieuw te bouwen woningen in onze gemeente minimaal Energie Nul moeten zijn. Het merendeel van de groepen ging zelfs voor energieleverende nieuwbouw.

Mogelijke scenario’s

Om de klimaatvoetafdruk van wonen naar nul te krijgen, zijn er verschillende scenario’s denkbaar. Vier daarvan hebben we in figuur 9 visueel gemaakt met de blokken uit het klimaatroutekaartspel. Deze vier scenario’s zijn in tekst uitgewerkt in tabel 3.

In scenario 1, alle woningen Energie Nul, wordt de klimaatvoetafdruk voor wonen volledig naar nul gebracht door energiebesparing en duurzame energie opwekking in en op woningen. In de andere scenario’s wordt een deel van de CO2-uitstoot voor wonen verminderd door duurzame energie opwekking elders in de gemeente. Dat kan bij bedrijven en organisaties of buiten de gebouwde omgeving. Voor de doelstelling van 2035 verwachten we dat uiteindelijk bedrijven hun eigen daken nodig hebben, dus we zijn uitgegaan van duurzame energieopwekking buiten de gebouwde omgeving. Dat zijn de groene blokken.

Mede op basis van de input uit het participatietraject, lijkt ons scenario 3 het meest voor de hand liggend. Dit scenario is vet weergegeven in tabel 3 en hebben we opgenomen in onze klimaatroutekaart. In dit scenario gaan we er van uit dat het voor 25% van de woningen (bijvoorbeeld monumenten) lastig is om minimaal energielabel A te hebben in 2035. Dat betekent overigens niet dat we dan ook helemaal niets met deze woningen willen doen om ze energiezuiniger te maken. Ook met het oog op de doelstelling om in 2050 helemaal van het gas af te zijn, moeten we uiteindelijk ook voor deze woningen oplossingen vinden.

4.1.2 Richting voor de komende jaren

Bestaande bouw

Voor de bestaande bouw ligt onze focus voor de komende jaren (2017 – 2021) op het energiezuiniger maken van woningen (upgrade naar energielabel A, Energie Nul en energieleverend worden). Daarbij zetten we zo veel mogelijk in op een no-regret aanpak: op het energiezuinig maken van woningen, zonder een doorontwikkeling naar Energie Nul (financieel of technisch) en van het gas af onaantrekkelijk te maken.

Figuur 9: Mogelijke scenario’s voor de bestaande woningbouw

Scenario’s bestaande woningbouw CO2-vermindering Duurzame opwekking Scenario 1:

100% Energie Nul

96 kton CO2 0 kton CO2

Scenario 2:

25% Energieleverend 75% Energielabel A 75% Zonnepanelen

75% Energiezuinige apparatuur en gedrag

73 kton CO2 23 kton CO2

(9% van de totale

klimaatvoetafdruk van 2015)

Scenario 3:

25% Energieleverend 25% Energie Nul 25% Energielabel A 25% Zonnepanelen

25% Energiezuinige apparatuur en gedrag

69 kton CO2 27 kton CO2

(11% van de totale

klimaatvoetafdruk van 2015)

Scenario 4:

50% Energie Nul 25% Energielabel A 25% Zonnepanelen

25% Energiezuinige apparatuur en gedrag

65 kton CO2 31 kton CO2

(12% van de totale

klimaatvoetafdruk van 2015) Tabel 3: Overzicht scenario’s bestaande woningbouw

In de Energieagenda van het Ministerie van Economische Zaken (december 2016) wordt het beleid na 2023 geschetst. Dat beleid moet leiden tot een vrijwel CO2-neutrale economie in 2050. Dat betekent dat het aardgas gaat verdwijnen uit de Nederlandse huishoudens. In 2017 starten we met de voorbereidingen hiervoor en bouwen we coalities voor de transitie naar aardgasvrije wijken. Wanneer kunnen welke wijken van het gas af, hoe en met wie?

De gemeenten krijgen in dit ingrijpende en complexe proces vanuit de overheid de regierol. In 2018 starten we een of meerdere pilots.

Nieuwbouw

De huidige regelgeving biedt weinig ruimte voor het voorschrijven voor energieneutrale nieuwbouw en gasvrije nieuwbouw. Enige ruimte bestaat bij eigen grondposities.

De nieuwe Omgevingswet (naar verwachting van kracht in 2019) biedt wel mogelijkheden om onze eigen energie- en milieueisen voor nieuwbouwwoningen te formuleren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de gemeente energie-nul voor nieuwbouw als eis kan stellen en aardgasvrije wijken kan aanwijzen. We sluiten aan bij die ontwikkeling en zetten in op energieleverende (of voor de korte termijn nog Energie Nul) en aardgasvrije nieuwbouw.

In aanloop naar de omgevingswet nemen we informatie over de ontwikkeling aardgasvrij 2050 en aardgasvrije nieuwbouw op in onze milieuadvisering in ruimtelijke projecten en adviseren daarop te anticiperen. We zetten ons in de regionale samenwerking in voor het gebruik van de experimenteerruimte voor energieneutraal en energieleverend als eis voor nieuwbouw.

4.2 Bedrijven en organisaties

4.2.1 Wat zien we?

Op de bijeenkomst over de klimaatroutekaart werd door alle groepen fors ingezet op energiebesparende maatregelen bij bedrijven en organisaties. De groepen zetten met name in op maatregelen als zonnepanelen op daken van zakelijk vastgoed en energiezuinige verlichting. Kanttekening bij de uitkomst van

de bijeenkomst is dat er een beperkte opkomst was van bedrijven en organisaties.

Mogelijke scenario’s

Om ‘Bedrijven en Organisaties’ klimaatneutraal te krijgen, kunnen er verschillende maatregelen genomen worden. Bij bedrijven en organisaties praten we nog op maatregelen niveau omdat er nog weinig concepten zijn ontwikkeld zoals het concept Energie Nul bij wonen. In figuur 10 hebben we vijf mogelijke scenario’s neergelegd: de rode blokken staan voor de CO2-vermindering door maatregelen bij bedrijven en organisaties. In scenario 2 wordt de klimaatvoetafdruk van bedrijven en organisaties volledig naar 0

gebracht door energiebesparing en duurzame energie opwekking in en op deze bedrijven en organisaties (de rode blokken). In de andere vier scenario’s worden door bedrijven en organisaties minder maatregelen genomen en moet ook duurzame energie worden opgewekt buiten de gebouwde omgeving (de groene blokken). De vijf scenario’s die in figuur 10 zijn neergelegd zijn weergegeven in tabel 4 op de volgende pagina.

Mede op basis van de input die we hebben gekregen vanuit het participatietraject, zien we scenario 1 als het meest voor de hand liggende scenario. Dat is dan ook het scenario dat we hebben opgenomen in onze klimaatroutekaart. Dit scenario is vet weergegeven in tabel 4.

Figuur 10: Mogelijke scenario’s voor bedrijven en organisaties

Tabel 4: Overzicht scenario’s voor bedrijven en organisaties

Scenario’s bedrijven en organisaties CO2-vermindering Duurzame opwekking Scenario 1:

100% Maximale isolatie 100% Energiezuinige verlichting 75% Zonnepanelen

50% Ventilatie & Koeling

50% Warmtepompen (lucht of bodemwarmte) 50% Biomassa

50% Ventilatie & Koeling

50% Warmtepompen (lucht of bodemwarmte)

120 kton CO2 0 kton CO2

75% Ventilatie & Koeling

75% Warmtepompen (lucht of bodemwarmte) 50% Biomassa 100% Ventilatie & Koeling

100% Warmtepompen (lucht of bodemwarmte) 100% Zonnepanelen 100% Ventilatie & Koeling

100% Warmtepompen (lucht of bodemwarmte) 75% Zonnepanelen

4.2.2 Richting voor de komende jaren

We zien met name veel mogelijkheden bij de volgende sectoren:

• Gezondheid en welzijnszorg

• Vrije tijd en recreatie (waaronder we ook de sportsector scharen)

• Openbaar bestuur en overheidsdiensten

• Agrarische sector7

Deze sectoren zijn niet alleen belangrijk voor de lokale economie, maar leveren ook aanzienlijke bijdragen aan onze huidige klimaatvoetafdruk. Daarnaast liggen er economische kansen voor deze sectoren op het gebied van duurzaamheid:

ze hebben de potentie om een bijdrage te leveren aan de opwekking van duurzame energie binnen onze gemeente.

Denk daarbij bijvoorbeeld aan de beschikbare dakoppervlakken in deze sectoren. We leggen de komende jaren dan ook onze focus op deze sectoren.

We kiezen voor stimulering en facilitering bij het verdergaand verduurzamen van deze sectoren op basis van gesprekken met deze sectoren. We zetten daarbij in op de zogenaamde wortel-en-stok benadering: stimulering en facilitering bij het aantoonbaar en verdergaand nemen van energiezuinige maatregelen gecombineerd met handhaving op bestaande wet- en regelgeving ten aanzien van energiebesparende maatregelen8 9.

Daarnaast is door de ondernemersverenigingen in het ondernemersoverleg aangegeven dat men werk wil maken van duurzaamheid. Dit zal mogelijk leiden tot projecten in de detailhandel.

7 De agrarische sector valt onder de categorie ‘bedrijven’ (niveau 2 in figuur 8).

8 De Wet Milieubeheer verplicht bedrijven en organisaties met een jaarlijks energieverbruik van minimaal 50.000 kWh elektra of 25.000 m3 gas alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar te realiseren.

9 Nieuwe wet- en regelgeving helpt ons daarbij: Het energielabel utiliteit is verplicht bij de oplevering, verkoop of verhuur van utiliteitsgebouwen, zoals kantoren, scholen, horeca, sporthallen en ziekenhuizen. Ook kantoren van woningcorporaties, kantoren van zorgverleners of zorglocaties zelf vallen hieronder. Indien deze locaties toegankelijk zijn voor bezoekers of klanten, geldt er bovendien een plicht het energielabel zichtbaar op te hangen, Vanaf 2023 is ieder kantoor groter dan 100 m2 verplicht om minimaal energielabel C te hebben.

10 Deelnemers in een opwek coöperatief zijn tot maximaal 10.000 kWh vrijgesteld van energiebelasting.

Zonnepanelen op bedrijfsdaken

De gemeente faciliteert de eerste fase van een project voor het gezamenlijk realiseren en exploiteren van zonnepanelen op grote (bedrijfs)daken. Er is voor 24 grote daken SDE+ subsidie aangevraagd en toegekend waardoor we op relatief korte termijn binnen de gemeente 11.000 zonnepanelen gaan plaatsen. Dit staat gelijk aan 3,3 MW (ca. 900 huishoudens). De gemeente en de initiatiefnemer zijn in overleg over het vervolg.

Postcoderoosprojecten (Regeling Verlaagd Tarief) De postcoderoosregeling vloeit voort uit het

energieakkoord 2013 en is bedoeld om de opwekking van lokaal en duurzame energie te stimuleren.

Met de postcoderoosregeling krijgen inwoners de mogelijkheid gezamenlijk in een coöperatie of vereniging van eigenaren te investeren in duurzame energie. In ruil hiervoor krijgen de deelnemers een korting op de energienota10. Op dit moment zijn we de mogelijkheden aan het onderzoeken voor postcoderoosprojecten in de vorm van zonnepanelen op Steinheim en De Binder. Heuvelrug Energie is de beoogde partner daarvoor.

Onze ambitie is dat in 2020 in elke dorpskern een postcoderoosproject is gerealiseerd.

Bijna Energie Neutrale Scholen (BENG-scholen) In november 2016 heeft de gemeenteraad het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2016-2024 vastgesteld. Daarin is een toeslag op de

normbedragen voor nieuwbouw, renovatie en uitbreiding van schoolgebouwen opgenomen om te kunnen voldoen aan de eisen van BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen).

Voorwaarde hierbij is dat het schoolbestuur minimaal eenzelfde bedrag hieraan bijdraagt. Dit betekent dat er de komende jaren budget beschikbaar is om schoolgebouwen energiezuiniger te maken en daarmee hun bijdrage aan de klimaatvoetafdruk te verlagen.

Maatschappelijk vastgoed

Eind 2016 hebben we subsidie aangevraagd en toegezegd gekregen voor zonnepanelen op drie van onze panden: het gemeentekantoor, cultuurhuis Pléiade en de gemeentewerf.

De voorbereidingen voor die drie systemen is gestart; naar verwachting worden de systemen uiterlijk in het eerste kwartaal van 2018 geïnstalleerd.

In het voorjaar van 2017 is ook subsidie voor zonnepanelen op kinderboerderij ’t Woelige Nest aangevraagd en toegekend.

4.3 Doelstelling en ambities voor de gebouwde omgeving

Voor het formuleren van tussentijdse doelstellingen voor de gebouwde omgeving vormen de uitgangspunten als verwoord in paragraaf 3.2 het kader. Dat betekent dat de doelstelling voor de klimaatvoetafdruk ‘wonen’ 0 is voor het jaar 2035. In de woonvisie zijn streefwaarden voor de klimaatvoetafdruk ‘wonen’ geformuleerd voor de jaren 2018, 2020, 2030 en 2035. In de woonvisie is de streefwaarde voor de klimaatvoetafdruk voor 2035 ook 0, maar mag dat nog worden bereikt door deelname van inwoners aan collectieve systemen (bijvoorbeeld postcoderoosprojecten op daken bij bijvoorbeeld bedrijven en scholen of een zonneveld).

In de klimaatroutekaart hebben we, om dubbeltellingen

te voorkomen, dat uit elkaar getrokken. Dat betekent dat duurzame energieopwekking middels collectieve systemen niet leidt tot vermindering van de klimaatvoetafdruk voor wonen, maar wordt meegenomen bij de klimaatvoetafdruk voor zakelijke aansluitingen (als het een collectief systeem betreft op de dak van een bedrijfspand) of bij de duurzame energieopwekking (als het een systeem betreft in het buitengebied dat direct op het net levert).

Ook zijn in de woonvisie streefwaarden neergelegd voor de ontwikkeling van de energielabels van woningen. Uit het grotere plaatje van klimaatneutraal worden als gemeente blijkt nu dat de doelstellingen in de woonvisie niet toereikend zullen zijn: er zijn aanvullende doelstellingen nodig voor Energie Nul en Energieleverende woningen. Wel worden in de woonvisie alle woningen aangepakt, waar wij voor 25% van de woningen geen expliciet doel formuleren.

Uit de doelstelling van de woonvisie volgt echter dat deze laatste 25% minimaal energielabel B zouden moeten hebben in 2035.

Voor de klimaatvoetafdruk ‘zakelijk’ hebben we streefwaarden bepaald tot en met 2035. De doelstellingen worden op het niveau van de branches zelf (niveau 2 uit figuur 8) geformuleerd in overleg met betrokken partijen.

In tabel 5 op de volgende pagina staan de streefwaarden tot 2035 voor de klimaatvoetafdruk gebouwde omgeving opgenomen. Tevens zijn in tabel 5 de referentiewaarde (2009) en de gerealiseerde waarde voor 2015 opgenomen. In tabel 5 zijn ook de doelstellingen opgenomen voor energielabels van woningen.

De klimaatvoetafdruk van de publieke infrastructuur is opgebouwd uit de energieverbruiken van de volgende drie onderdelen:

• Openbare verlichting

• Pompen en gemalen

• Verkeersregelinstallaties

De publieke infrastructuur draagt voor 0,4% (2015) bij aan de klimaatvoetafdruk van het gemeentelijk grondgebied.

Vanwege deze zeer geringe bijdrage, is dit onderdeel niet meegenomen in de bijeenkomst van 6 december.

Uiteraard gaan we wel aan de slag met het energiezuiniger maken van de publieke infrastructuur. Het is immers onderdeel van de klimaatvoetafdruk van onze eigen organisatie.

Bovendien is de publieke infrastructuur een zeer zichtbaar onderdeel voor onze inwoners en hebben we dit onderdeel helemaal zelf in de hand. Openbare verlichting bepaalt voor bijna 70% (2015) de klimaatvoetafdruk van de publieke infrastructuur. De komende jaren gaan we daarom aan de slag om onze openbare verlichting energiezuiniger te maken.

5.1 Doelstelling en ambities voor de publieke infrastructuur

De streefwaarde voor de klimaatvoetafdruk ‘publieke infrastructuur’ (openbare verlichting, pompen en gemalen en Tabel 5: Effectindicatoren gebouwde omgeving

Effectindicator Referentiewaarde Waarde Streefwaarden

(2009) 2015 2020 2025 2030 2035

Klimaatvoetafdruk gebouwde omgeving [kton CO2]

222 191 121 90 58 24

• Particuliere aansluitingen 79 70 44 29 15 1

• Zakelijke aansluitingen1 143 120 77 61 43 23

o Bedrijven 80 66 n.t.b n.t.b. n.t.b n.t.b

o Vrije tijd en recreatie 19 17 n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b.

o Gezondheid en welzijnszorg 10 9 n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b.

o Organisaties 25 21 n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b.

o Onbekend 10 9 n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b.

Aantal woningen met een geregistreerd energielabel A++ t/m B (Woonvisie)

115 (2010) 1.468 5.000 10.000 15.000 21.000

Aantal sociale huurwoningen met een energielabel A++ t/m B (Woonvisie)

543 (2012) n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b.

Aantal sociale huurwoningen met een energielabel E t/m G (Woonvisie)

3.597 (2012) 1.799 0 0 0 0

Aantal Nul Energie woningen (netto energieneutraal)2

- - 20 1000 2.500 5.250

Aantal energieplus woningen (netto energieleverend aan het net)2

- - 20 1000 2.500 5.250

bron: Energie in Beeld en Klimaatmonitor

1 Ambities zijn vastgesteld op het niveau van alle zakelijke aansluitingen. Uiterlijk in 2019 worden in overleg met de diverse branches de ambities bepaald per branche voor 2020, 2025, 2030 en 2035.

2 We hebben nog geen goede methode voor het in kaart brengen of registreren van Energie Nul en energieplus woningen.