• No results found

Gebiedsplan Natuur en Landschap

In document Buitengebied, Lingemeer 2 (pagina 35-38)

3.2 Provinciaal beleid

3.2.3 Gebiedsplan Natuur en Landschap

In oktober 2006 hebben Gedeputeerde Staten het ontwerp ‘Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland 2006’ vastgesteld. Dit plan is gebaseerd op een vijftal

regionale gebiedsplannen, waaronder het gebiedsplan Rivierenland. Het doel van dit gebiedsplan is het versterken van natuur, bos en landschap in de provincie

Gelderland. Dit plan geeft voor de gehele provincie aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen Gedeputeerde Staten willen realiseren met de inzet van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer en de Subsidieregeling Natuurbeheer. Het gebiedsplan vormt een belangrijke bouwsteen voor de realisering van natuur- en landschapsbeleid van rijk en provincie. Dat geldt in het bijzonder voor de

totstandkoming van de EHS. In het gebiedsplan worden zowel gebieden begrensd die al de hoofdfunctie natuur hebben (bestaande natuur), als landbouwgronden waar op termijn natuur kan worden ontwikkeld (nieuwe natuur). In nieuwe natuurgebieden kan op vrijwillige basis particulier natuurbeheer plaatsvinden. Ook kan de overheid gronden aankopen voor beheer door een natuurbeschermingsorganisatie.

In het gebiedsplan wordt door middel van natuurdoeltypen aangegeven welke natuurdoelen gewenst zijn in begrensde natuurgebieden.

Om binnen en buiten de EHS voldoende natuurkwaliteit te garanderen heeft de provincie aangegeven welk soort natuur ze waar nastreeft, de zogenaamde natuurdoeltypen. Bij natuurdoeltypen gaat het niet om één bepaalde plantensoort, maar om een samenhangend geheel van planten en dieren die horen bij de omstandigheden in dat gebied. De gevlekte orchis houdt bijvoorbeeld van nattere,

SAB 34

voedselarme omstandigheden, waar ook andere bijzondere plantensoorten van profiteren. Samen vormen deze soorten een zogenaamd 'blauwgrasland', dat weer een goede leefomgeving biedt voor bijzondere vogels, vlinders en amfibieën. Over de keuze voor een natuurdoeltype is goed nagedacht.

Op grond van het Gebiedsplan Natuur en Landschap valt het plangebied in het ‘zoekgebied landschap’, zie hiervoor ook de onderstaande afbeelding. Bij de verdeling van de subsidiemiddelen over het Gelders grondgebied wordt in het gebiedsplan naast “concrete begrenzing” gebruikgemaakt van zoekgebieden. Bij concrete begrenzing is voor het gehele oppervlak subsidie aan te vragen, in zoekgebieden echter voor slechts een deel van het oppervlak.

Uitsnede gebiedsplan Natuur en Landschap met globale aanduiding plangebied 3.2.4 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provincie-brede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

SAB 35

Uitsnede Waterplankaart Bron: provincie Gelderland

Het plangebied heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie landbouw, zoals te zien is op bovenstaande afbeelding. Binnen deze functie komt natte natuur verspreid in kleine elementen voor. In de gebieden met de functie landbouw is de inrichting en het beheer van het watersysteem allereerst gericht op:

 een ontwateringsdiepte met aanvaardbare risico’s voor wateroverlast en vervolgens minimale vochttekorten;

 oppervlaktewaterpeilen die het meest voorkomende landbouwkundige grondgebruik accommoderen;

 beschikbaarheid van oppervlaktewater voor het op peil houden van de grondwaterstand en voor beregening;

 (zeer) lokale afstemming op verspreid liggende natuurelementen en waardevolle ecologie (vissen, waterplanten);

 een grondwaterpeil in de veenweidegebieden dat niet verlaagd wordt ten opzichte van het maaiveld (wel het volgen van maaivelddaling). De maximale drooglegging in veenweidegebieden is 60 cm onder maaiveld.

De Linge valt gedeeltelijk binnen het plangebied (voor zover de Linge binnen de gemeentegrenzen valt) en wordt op de functiekaart van het waterplan weergegeven met de functie “natte ecologische verbindingszones”. Ecologische verbindingszones verbinden de natuurgebieden binnen de EHS met elkaar. Ecologische

verbindingszones bestaan uit een aaneenschakeling van natuurelementen (corridors en stapstenen) al dan niet gelegen in een landschapszone. Beken of andere

watergangen vormen veelal de as van de ecologische verbindingszone. Dergelijke watergangen lopen meestal door in de EHS natuur of EHS verweving. Afhankelijk van de natuurdoeltypen die verbonden worden en de eisen die de soorten van de

specifieke populaties stellen zijn inrichtingsmodellen ontworpen en aan watergangen binnen de EHS toegekend. Dit is vastgelegd in de Streekplanuitwerking

kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur. De provincie Gelderland gebruikt zogenaamde modellen om de doeltoekenning van ecologische verbindingszones aan te geven. Het plangebied kent twee modellen.

SAB 36

Voor onderhavig plan is het model Rietzanger van belang. Dit model bestaat uit grote en kleine stapstenen. Het is bedoeld om de populaties van rietvogels te versterken door de afstand tussen de verschillende broedgebieden te verkleinen, zodat samenhangende populaties kunnen ontstaan. De kwaliteit van veel rietland is sterk achteruitgegaan door verdroging. De waterhuishouding van de stapstenen vraagt dan ook de nodige aandacht. Overigens zijn aan rietland ook andere dieren gebonden, zoals enkele bedreigde libellensoorten.

De Linge is daarnaast in de Streekplanuitwerking Waterberging aangewezen als te verruimen watergang waarbinnen waterberging plaats kan vinden. De provincie stelt dat voor het vasthouden van water de waterlopen aangepast moeten worden, gericht op verruiming van de bergingscapaciteit van het watersysteem. Daarbij dient zo veel mogelijk een koppeling plaats te vinden met fysieke ingrepen in de nabijheid van bestaande waterlopen, bijvoorbeeld in het kader van het realiseren van andere (water) doelen.

3.2.5 Ontwerp provinciale Omgevingsvisie

In document Buitengebied, Lingemeer 2 (pagina 35-38)