• No results found

Een prijsonafhankelijke maatstaf is de fysieke opbrengst bepaald door effecten van fosfaatbemesting en fosfaattoestand ten opzichte van de maximaal bereikbare opbrengst. In tabel 44 wordt de

fosfaattoestand (Pw-getal) gegeven als bij 95% en 99% van de maximale opbrengst voor zowel het huidige bemestingsadvies als het resultaat na herbewerking van veldproefgegevens (herkalibratie, zie bijlage 2). De waarden bij afleiding op basis van huidige gegevens berust op datamontage van figuren en tabellen zonder een wiskundige grondslag. De gegevens van herbewerking berusten op de

herkalibratie van de gewasreactie van aardappel op fosfaattoestand van de bodem en

fosfaatbemesting. Deze herbewerking (herkalibratie) berust op dezelfde gegevens van veldproeven die de basis hebben gelegd voor het huidige bemestingsadvies voor aardappel van de adviesbasis van akkerbouw- en vollegrondsgroentengewassen. Daaraan zijn gegevens van recentere veldproeven met aardappel toegevoegd. Vergelijking van gegevens van het huidig bemestingsadvies en het resultaat van herkalibratie wijst op een scherpere reactie van het gewas aardappel waardoor pas bij een hogere fosfaattoestand eenzelfde opbrengstreactie wordt bereikt. Dit leidt tot hogere verschillen bij

vergelijking van de opbrengstdervingen van 5% en 1%.

Tabel 44

Fosfaattoestand bij verschillende gebruiksnormen waarbij 95% of 99% van de maximale opbrengst bij aardappelen wordt gerealiseerd.

Fosfaatgebruiksnorm kg P2O5 ha-1

Pw-getal, mg P2O5 L-1

Huidig advies Herkalibratie

95% 99% 95% 99% 85 14,4 42,0 14,6 58,5 80 15,2 43,5 15,4 59,4 75 15,9 44,3 16,2 60,0 70 16,6 45,7 17,0 60,4 65 17,2 46,4 17,8 60,9 60 17,8 47,2 18,5 61,7 55 18,5 47,8 19,3 62,5 50 19,2 48,4 20,1 64,0

Een percentage van 95% van de maximale opbrengst wordt gerealiseerd bij fosfaattoestanden (Pw- getal) van 20 mg P2O5 L-1 en lager. Een percentage van 99% wordt gerealiseerd bij een

fosfaattoestand kleiner dan 50 mg P2O5 L-1 (huidig advies) of kleiner of gelijk aan 64 mg P2O5 L-1

(herkalibratie).

Een complementaire wijze van presentatie is door de opbrengstderving in beeld te brengen voor verschillende fosfaatgiften bij twee fosfaattoestanden (Pw-getal) van respectievelijk 25, 35, 45 en 55 mg P2O5 L-1 (Tabel 45).

Tabellen 44 en 45 brengen een ander aspect in beeld. Berekend wordt op basis van gegevens van herkalibratie dat 99% van de maximale opbrengst gerealiseerd wordt bij een fosfaatgift van 50 kg P2O5 ha-1 bij een fosfaattoestand (Pw-getal) van 64 mg P2O5 L-1 (Tabel 44). Door een wat lagere

fosfaattoestand van 55 mg P2O5 L-1 te kiezen wordt bij eenzelfde fosfaatgift een opbrengstderving van

1,4% berekend. De gewasreactie op fosfaatbemesting en fosfaattoestand is in het bereik van het traject van fosfaatgebruiksnormen en het traject van fosfaattoestanden zwak. In dit opzicht wijkt de reactie van gewassen af van die op stikstof. Bij stikstof is in het algemeen sprake van een sterke en robuuste opbrengstreactie op bemesting en minerale stikstofvoorraad in de bodem. Een sterke opbrengstverhoging op fosfaatbemesting wordt alleen bij fosfaatbehoeftige gewassen vastgesteld als de fosfaattoestand Laag is (<< 20 mg P2O5 L-1).

Tabel 45

Opbrengstderving van aardappel in procent van maximale opbrengst bij twee fosfaattoestanden en waarden voor fosfaatgebruiksnormen in procent van maximale opbrengst.

Fosfaatgebruiksnorm,

kg P2O5 ha-1 Pw-getal, mg P2O5 L

-1

Huidig advies Herkalibratie

25 35 45 55 25 35 45 55 50 4,2 2,3 1,7 0,8 4,2 2,9 2,0 1,4 55 4,0 2,2 1,6 0,8 4,1 2,8 2,0 1,4 60 3,8 2,0 1,5 0,7 3,9 2,7 1,9 1,3 65 3,6 2,0 1,4 0,6 3,8 2,7 1,8 1,3 70 3,4 1,9 1,3 0,6 3,7 2,6 1,8 1,2 75 3,2 1,8 1,2 0,5 3,6 2,5 1,7 1,2 80 3,0 1,6 1,1 0,5 3,5 2,4 1,7 1,2 85 2,9 1,5 1,0 0,5 3,4 2,4 1,6 1,1

Evenwichtsbemesting

8.4

Juist omdat de gewasreactie op fosfaatbemesting in het algemeen zwak is, wordt de waardering van de fosfaattoestand in andere Europese landen gericht op een balansmethode (Jordan et.al., 2012). De hoeveelheid fosfaat die afgevoerd wordt, wordt gecompenseerd door bemesting. Dit is een vorm van evenwichtsbemesting. De klasse Zeer Laag wordt daarbij gedefinieerd als die fosfaattoestand waarbij 2 à 1,5 maal de hoeveelheid fosfaat nodig is om de fosfaatafvoer te compenseren om een bepaalde opbrengst te bereiken. Dat teeltdoel kan 95%, 98% of 99% van de maximaal te bereiken opbrengst zijn. De klasse Laag kent een gift die 1,25 maal de afvoer is. Hoog wordt gedefinieerd voor

fosfaattoestanden bij giften van 0,5 maal de afvoer. Zeer hoge fosfaattoestanden krijgen geen fosfaatbemesting. Dergelijke bemestingssystemen worden bijvoorbeeld gehanteerd in Oostenrijk, Vlaanderen, Republiek Tsjechië, Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Polen. De coëfficiënten voor vermenigvuldiging van de afvoer bij de klasse Laag verschillen (1,5 tot 3,7) en evenals bij de klasse

Hoog (0 – 0,75). De onderbouwing van de bemestingsadviezen in Europa verschillen sterk in

onderbouwing en afleiding; er is daardoor geen gemeenschappelijk gedragen wetenschappelijke grondslag of onderbouwing en er is geen mogelijkheid tot Europese synchronisatie (Jordan et al, 2012).

Deze systematiek voor het bepalen van fosfaatklassen kan, als uitwerking van paragraaf 8.3, nu gegeven worden op basis van de gegevens van herkalibratie. De fosfaatafvoer is afhankelijk van gewas, bodem en teeltmaatregelen zoals die resulteren in het behaalde opbrengstniveau. De afvoer op bedrijfsniveau is weer afhankelijk van de gewasrotatie. Daarbij zijn er verschillen tussen regio’s. Gestandaardiseerd naar een voldoende fosfaattoestand met een daarbij passende bemesting kan een (zeer) globale raming opgesteld worden voor de hoeveelheid fosfaat die gemiddeld in Nederland past bij huidige teelten39. De raming is gebaseerd op het areaal, de opbrengst en de daardoor

gerealiseerde fosfaatafvoer. De raming houdt geen rekening met bedrijfssystemen (rotaties),

39

De raming is gebaseerd op gemiddelde arealen akkerbouwgewassen, vollegrondsgroentengewassen en bloembollen over de periode 2000-2012 en opbrengsten (CBS-stateline). Ingeval arealen en/of opbrengsten duidelijk toenemen in deze periode is gerekend met een gemiddelde over de laatste vier jaar (2008-2012). Fosfaatgehalten zijn afkomstig van Ehlert etal.., 2010. Bij bloembollen is de fosfaatafvoer afkomstig van Van Dam et al, 2010.

grondsoort effecten en regionale verschillen. Het algemeen gemiddelde onder deze condities is 53,1 kg P2O5 ha-1. Bij coëfficiënten voor vermenigvuldiging van 1,5 en 0,5 leidt dat (afgerond) tot

bemestingsgiften van 80 en 30 kg P2O5/ha. De opbrengstderving als functie van de fosfaattoestand

(Pw-getal) wordt gegeven in tabel 46. De predicties van de opbrengstderving en hun

betrouwbaarheidsinterval worden gegeven in bijlage 2 (tabel B.2.3). De onzekerheid neemt bij hogere fosfaattoestanden (> 50 mg P2O5 L-1) in relatieve zin toe (bijlage 2, tabel B.2.3).

Tabel 46

Opbrengstderving in procent van de maximale opbrengst bij giften van 30 en 80 kg P2O5 ha-1 en

verschillende fosfaattoestanden. De fosfaatmeststof is breedwerpig toegediend.

Gift,

kg P2O5 ha-1 Fosfaattoestand (Pw-getal), mg P2O5 L

-1

5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70

30 9,7 8,1 6,7 5,6 4,7 3,9 3,2 2,7 2,2 1,9 1,6 1,3 1,1 0,9 80 7,3 6,1 5,1 4,2 3,5 2,9 2,4 2,0 1,7 1,4 1,2 1,0 0,8 0,7

Aansluiting bij andere in Europa gehanteerde systematieken voor rubricering van de fosfaattoestand leidt bij een gift van 30 kg P2O5 ha-1 tot een opbrengstderving van 2% bij een fosfaattoestand van 48

mg P2O5 L-1 en bij een gift van 80 kg P2O5 ha-1 en eenzelfde opbrengstderving van 40 mg P2O5 L-1. Bij

een opbrengstderving van 1% zijn de fosfaattoestanden (Pw-getal) respectievelijk fosfaattoestanden van 67 en 60 mg P2O5 L-1 en bij een opbrengstderving van 5% respectievelijk 24 en 16 mg P2O5 L-1.

Ook hier werkt de zwakke reactie van het gewas op fosfaatbemesting en fosfaattoestand door.

Fosfaattoestand afgestemd op milieucriteria