• No results found

In hoofdstukken 3 t/m 6 zijn de bemestingsadviezen voor open teelten (exclusief grasland) besproken. Vollegrondsteelten van akkerbouwgewassen, snijmaïs, groenten en bloembollen volgen eenzelfde systematiek. Akkerbouwgewassen, snijmaïs en vollegrondsgroenten hanteren een gelijkluidende waardering van de fosfaattoestand van de bodem, een expliciete klassering van de fosfaattoestand bij bloembollenteelt ontbreekt maar past wel in eenzelfde stramien.

De waardering van de fosfaattoestand van de bodem bij de teelt van boomkwekerijgewassen,

buitenbloemen en fruit wijken af. De onderbouwing van de waarderingsklassen van de fosfaattoestand van de bodem van deze laatst genoemde bemestingsadviezen, is in deze studie niet achterhaald. Evident is dat een kalibratie van de gewasreactie op fosfaattoestand en fosfaatbemesting bij deze gewassen van deze sectoren door het ontbreken van meetgegevens niet de basis kan zijn voor enige indeling van de fosfaattoestand in klassen en waardering van die fosfaatklassen. De

bemestingsadviezen voor boomkwekerij en buitenbloemen zijn gebaseerd op een bemestingsadvies voor intensieve vollegrondsgroententeelt dat vanaf 2003 niet meer wordt toegepast. Met andere woorden, bij de waardering van de fosfaattoestand werd gespiegeld aan de intensieve

vollegrondsgroententeelt zonder dat een feitelijke kalibratie bij boomkwekerij en buitenbloemen uitgevoerd werd. Het bemestingsadvies voor fruit heeft geen relatie meer met de huidige uitvoerings- praktijk van fruitteelt. De gehanteerde indeling van de fosfaattoestand in klassen met waarderingen is daardoor een artefact geworden. Akkerbouwgewassen, vollegrondsgroenten en bloembollen zijn daarentegen met voor elke sector kenmerkende (referentie)gewassen voorzien van een gelijkluidend, dan wel op elkaar aansluitend (bemestingsadvies bloembollen).

Akkerbouwgewassen en vollegrondsgroenten hanteren dezelfde waarderingsklassen voor de fosfaattoestand van de bodem. Uit hoofdstukken 3 t/m 6 wordt afgeleid dat deze indeling van de fosfaattoestand in klassen met onderliggende waardering feitelijk gebaseerd is op de kalibratie van de gewasreactie van het gewas aardappel op fosfaattoestand (Pw-getal) en fosfaatbemesting. Het betreft hier de teelt van consumptieaardappel en zetmeelaardappel op zand- en dalgrond. Maar ook bij de indeling van de fosfaattoestand in klassen werd expert judgement toegepast (hoofdstuk 3). Om risico op opbrengstderving te verminderen werden bij lage fosfaattoestanden de klassen smaller genomen dan bij hogere fosfaattoestanden. Om voorlichtingskundige motieven werd de benaming van deze klassen (eenmalig) gewijzigd35. Bij andere gewassen is deze indeling in klassen met

waarderingstoestanden als uitgangpunt genomen en zijn aanpassingen aangebracht door

gewasgroepen te onderscheiden t.o.v. aardappel en per gewasgroep andere fosfaatgiften te adviseren. Per gewasgroep, per grondsoort is daardoor een samenhangend overzicht ontstaan die inzicht geeft van de betekenis van de fosfaattoestand voor de fosfaatbemesting. Daardoor kan direct inzichtelijk gemaakt worden welke fosfaattoestand bij een beoogde fosfaatgebruiksnorm past indien een fosfaatbemestingsadvies wordt gevolgd.

In tabel 42 worden de fosfaatgebruiksnormen voor bouwland gegeven voor 2012-2015 voor de door Meststoffenwet voorgeschreven klassen van fosfaattoestand Laag, Neutraal en Hoog. Gegeven deze

35

Reden hiervoor is de invoering van het bodemgerichte bemestingsadvies en het inzicht dat de fosfaatafvoer (gemiddelde rotatie akkerbouw) door toename van de landbouwkundige productie was toegenomen. De wijziging diende mede bewustwording om in het bemestingsplan ook op de fosfaatafvoer te letten.

fosfaatgebruiksnormen kan afgeleid worden welke fosfaattoestand volgens een bemestingsadvies daarbij past. Het resultaat van deze afleiding staat in tabel 43.

Tabel 42

Fosfaatgebruiksnormen (kg ha-1) voor bouwland als functie van fosfaattoestandklasse (Staatscourant

nr. 8459, 17 mei 2011). Pw-getal, mg P2O5 L-1 Fosfaatklasse 2012 2013 2014 2015 <36 Laag 85 85 80 75 36 – 55 Neutraal 70 65 65 60 >55 Hoog 65 55 55 50

In tabel 43 wordt door middel van vetdruk en cursief aangegeven of een fosfaatgebruiksnorm te laag is t.o.v. de adviesgift van de adviesbasis van akkerbouwgewassen en vollegrondsgroentegewassen en de adviesbasis voor bloembolgewassen. Het gaat hierbij om een combinatie van de

fosfaatgebruiksnorm (fosfaatgift) voor de jaren 2012 en 2013 en beoogde fosfaatgebruiksnormen voor 2014 en 2015 en fosfaattoestandklassen van de gebruiksnorm. Vetdruk en cursief geven daarmee aan welke fosfaattoestanden niet passen bij de opgelegde gebruiksnorm.

In beginsel ligt hierin een optie besloten voor een mogelijke aanpassing van het criterium voor de fosfaattoestand van de bodem. Deze optie is dat de fosfaattoestand aangepast wordt aan de adviesbasis opdat fosfaatgebruiksnorm of beoogde fosfaatgebruiksnorm overeenkomen met de adviesgift van de adviesbasis voor bemesting van akkerbouwgewassen en

vollegrondsgroentegewassen.

Gewasgroepen 0 en 1 vragen hogere fosfaattoestanden dan de fosfaatklasse Laag als

indelingscriterium nu hanteert (of een hogere gebruiksnorm). Er is geen onderscheid tussen het gebruiksnormenstelsel qua criterium voor de fosfaatklasse Laag en vigerende bemestingsadviezen als het criterium afgebakend wordt bij een Pw-getal van 43 mg P2O5 L-1 op basis van gebruiksnormen

voor 2012. Omdat de fosfaatgebruiksnormen gefaseerd verlaagd worden, geldt vanaf 2015 dat bij een Pw-getal van 45 mg P2O5 L-1 de klasse Laag volledig afgestemd is met vigerende bemestingsadviezen.

Het onderscheid tussen dekzand, dalgrond, rivierklei en löss ten opzichte van zeeklei en zeezand is gering: laatst genoemde gronden volstaat een fosfaattoestand die 1 Pw-punt lager is.

Fosfaatklassen Neutraal en Hoog van het gebruiksnormenstelsel voor bouwland staan fosfaatgiften toe die hoger zijn dan die welke vigerende fosfaatbemestingsadviezen voorschrijven. Dit zijn de meest36

voorkomende fosfaattoestanden op bouwland (Schoumans, 2007; Planbureau voor de Leefomgeving, 2012). Voor gewasgroepen 2, 3 en 4 zijn fosfaatgebruiksnormen altijd hoger dan de

fosfaatbemestingsadviezen bij de indelingscriteria voor fosfaattoestand. Voor gewasgroepen 0 en 1 in de klasse Neutraal geldt dit voor een deel van het Pw-traject 36 - 55 mg P2O5 L-1 (Pw-getal > 40 - 43

mg P2O5 L-1). Afstemming op vigerende Adviesbasis bemesting betekent voor deze klassen van

fosfaattoestanden dat lagere fosfaattoestanden als criterium kunnen gelden zonder dat dit knelt met de adviesgift.

36

Schoumans (2007) rapporteerde dat 33% van het bouwland in 2003 de waardering Neutraal had en 38% de waardering Hoog. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteerde voor 2010 dat 17% van de bouwlandpercelen een

fosfaattoestand had die in de klasse Neutraal viel en 74% in de klasse Hoog. Het hoge ercentage van 74% wordt toegeschreven aan het beperkt aantal bedrijven dat grondonderzoek liet uitvoeren waardoor volgens geldende wettelijke bepalingen van de Meststoffenwet de klasse Hoog geldt.

Tabel 43

Grenswaarden voor het Pw-getal waaronder volgens de gebruiksnormen van 2012 en beoogde gebruiksnormen 2013-2015 niet meer volgens het gewasgericht advies bemest kan worden.

Grondsoort Fosfaatklasse Jaar Gebruiksnorm Gewasgroep

Pw-getal,

mg P2O5 L-1 kg P2O5 ha

-1 0 1 2 3 4

Dekzand, dalgrond, rivierklei, löss <36 2012 85 43137 40 31 22 14

36 – 55 70 46 45 36 26 18 >55 65 47 46 37 28 19 <36 2013 85 43 40 31 22 14 36 – 55 65 47 46 37 28 19 >55 55 49 49 40 31 21 <36 2014 80 44 42 33 24 15 36 – 55 65 47 46 37 28 19 >55 55 49 49 40 31 21 <36 2015 75 45 43 34 25 16 36 – 55 60 48 48 39 29 20 >55 50 50 51 41 32 23 Zeeklei, zeezand <36 2012 85 42 40 27 16 4 36 – 55 70 45 45 32 19 8 >55 65 46 46 33 20 9 <36 2013 85 42 40 27 16 4 36 – 55 65 46 46 33 20 9 >55 55 49 49 36 22 11 <36 2014 80 43 42 29 17 5 36 – 55 65 46 46 33 20 9 >55 55 49 49 36 22 11 <36 2015 75 44 43 30 18 6 36 – 55 60 48 48 34 21 10 >55 50 50 51 37 23 13

Rendement van bemesting