• No results found

Freatische grondwaterstand (Filter boven de keileem)/stijghoogte,

Tabel 1 Trajectgegevens voor de Gt.

Afbeelding 32 Freatische grondwaterstand (Filter boven de keileem)/stijghoogte,

oppervlaktewaterstand op 17-10-2014 en diepte voorkomen keileem in raai A-A1.

Op de meeste locaties in raai A-A1 was op 24-10-2014 het filter (het ondiepste filter) boven de keileem drooggevallen. Alleen ter plaatse van GB013 en GB014 is een freatische grondwaterstand gemeten boven de keileem evenals op buislocatie GB017. Alle filters onder de keileem/lössleem bevatten water, de stijghoogte in het zandpakket onder de keileem/lössleem helt van 11,64 m +NAP in zuidwesten tot 9,77 m in het noordoosten; de gradiënt bedraagt 1,87 m over 4123 m, oftewel 0,000454. In het zuidwesten reikt de stijghoogte van de watervoerende laag onder de keileem tot ca. halverwege in de keileem, nabij GB013 komt de stijghoogte in het freatisch pakket boven de keileem te liggen, ook bij GB017 reikt de stijghoogte tot in het freatisch pakket. Tussen beide laatste buizen vertoont de de lössleem een opbolling, waardoor ter plaatse van deze opbolling de stijghoogte weer in de lössleem komt te liggen. Nabij GB013 en GB014, in het centrum van Geelbroek, ligt de freatische grondwaterstand respectievelijk 67 en 56 cm –mv, beide filters onder de keileem geven een

stijghoogte van respectievelijk 73 en 65 cm –mv, dit duidt op een wegzijgingssituatie. Op

verschillende peilbuislocaties staat nog een extra filter in de keileem (donkerrode lijn); deze filters geven met uitzondering van GB015 een hogere stijghoogte dan het filter onder de keileem. Het verschil varieert tussen de 1 en 10 cm en bedraagt gemiddeld 5 cm. Alleeen bij GB015 is de situatie omgekeerd en is het verschil –16 cm. Dat de filters in de keileem een hogere waarde hebben dan het filter onder de keileem duidt op een wegzijgingssituatie, alleen ter plaatse van GB015 is sprake van een kwelsituatie.

Tijdens de opname van de freatische grondwaterstanden zijn tevens enkele sloten (Bijlage 5), nabij peilbuizen gelegen, opgenomen; dit betreft niet alle sloten, alleen sloten binnen ca. 30 m van een peilbuis. Uit het maaiveldverloop in Afbeelding 31 zijn de locatie en de diepte van de opgenomen sloten af te leiden. De meeste sloten liggen met de bodem iets onder de top van de keileem of er net boven. De peilbuizen GB016 en GB017 liggen in de nabijheid van de Ruimsloot. De Ruimsloot maakt bij GB016 nog net geen contact met het watervoerende pakket onder de storende laag. De Ruimsloot

ligt bij buislocatie GB017 geheel boven de storende laag al is de lössleem ter plaatse wel relatief dun (55 cm). Bij peilbuislocatie 16 en 17 is de hoedanigheid van de lössleem grillig (verspoeld). De sloten vanaf peilbuis GB013 tot GB017 in noordoostelijke richting zijn watervoerend, terwijl de sloten in zuidwestelijke richting geen water bevatten. De oppervlaktewaterstand in de watervoerende sloten nabij de peilbuizen GB013, GB014, GB015, GB016 en GB017 is 15–40 cm lager dan de gemeten stijghoogte ter plaatse onder de keileem. De waterlopen ontvangen dus kwel uit de ondergrond.

Afbeelding 33 Freatische grondwaterstand (Filter boven de keileem)/stijghoogte,

oppervlaktewaterstand op 3-2-2015 en diepte voorkomen keileem in raai A-A1.

Op 3-2-2015 (Afb. 33) bevatten alle filters water, ook de filters boven de keileem. De freatische grondwaterstand ter plaatse van GB018 is 13,79 m +NAP en 10,13 m +NAP bij GB017. De freatische grondwaterstand (ondiepe filters) volgt de hoogte van het maaiveld vanaf buislocatie GB018 tot en met buislocatie GB006 goed. Dit geldt ook voor het traject dat ligt tussen de buislocaties GB015 en GB017. Dit geldt echter niet voor de stijghoogte in het pakket onder de keileem. De stijghoogte onder de keileem helt tussen GB018 in het zuidwesten en GB017 in het noordoosten van 12,66 m +NAP naar 10,06 m +NAP, de gradiënt bedraagt 0,000631. In het zuidwesten tussen GB018 en GB006 ligt de stijghoogte in de keileem, ten noorden van GB006 komt de stijghoogte in het freatisch pakket boven de keileem te liggen, dit blijft zo tot buislocatie GB017 in het noordoosten. Nabij GB013 en GB014, in het centrum van Geelbroek, ligt de freatische grondwaterstand respectievelijk 6 en 3 cm –mv, beide filters onder de keileem geven een stijghoogte van respectievelijk 8 en 5 cm –mv.

Op verschillende buislocaties staat een filter in de keileem, tussen GB018 en GB007 zijn de gemeten stijghoogten in deze filters enkele centimeters lager dan de freatische grondwaterstand. Tussen GB006 en GB015 zijn zowel de freatische grondwaterstand, de stijghoogte onder de keileem en eventuele stijghoogte in filters in de keileem ongeveer aan elkaar gelijk (intermediar gebied). Tussen GB015 en GB017 neemt het verschil tussen de freatische grondwaterstand en de diepe stijghoogte weer toe, gemiddeld 10 cm. Zowel in het traject tussen GB018-GB007 en BG015–GB017 is in deze situatie sprake van wegzijging.

Alle opgenomen sloten zijn watervoerend. In het zuidelijke deel van raai A-A1, tot halverwege GB006- GB007, is de diepe stijghoogte lager dan het oppervlaktewaterpeil. In dit gebied draineren de

water naar de ondergrond, doordat de diepere stijghoogte onder de keileem beneden het oppervlaktewaterpeil ligt (Afb. 33).

De oppervlaktewaterstand in de watervoerende sloten varieert van 59–101 cm –mv en is gemiddeld 76 cm lager dan de stijghoogte onder de keileem in de sloten nabij de peilbuizen GB013, GB014, GB015, GB016 en GB017. In het wegzijgingstraject nabij GB008 en GB007 is de

oppervlaktewaterstand resp. 36 en 16 cm hoger dan de diepe stijghoogte.

Raai B-B1

Afbeelding 34 Geologische (boven) volgens DGM v2.2. en hydro-geologisch (onder) volgens REGIS

De geologische opbouw van Raai B-B1 tot 75 m –NAP is weergegeven in Afbeelding 34. De raai loopt van GB022 in het westen naar B12D0384 in het oosten en is ca. 4470 m lang. De opbouw van de ondergrond komt sterk overeen met die in Raai A-A1. Ondiep komen over de gehele raai afzettingen behorende tot de formatie van Drenthe voor. Volgens het hydro-geologisch profiel zijn er drie trajecten te onderscheiden, nl. in het oosten, in het centrum en in het westen van de raai, waar deze afzettingen uit keileem bestaan. Daartussen liggen twee trajecten die zandig zijn ontwikkeld. Boven de Drenthe-afzettingen ligt een dun freatisch pakket dat in het westelijk deel is afgedekt door Holocene afzettingen. Onder de afzettingen van de formatie van Drenthe komen overwegend zandige

afzettingen voor. De formatie van Peelo neemt in oostelijke richting in dikte toe, maar is wel zandig. In westelijke richting zijn deze afzettingen relatief dun en komt lokaal Peelo-klei voor.

In Afbeelding 35 is in raai B-B1 aan de hand van 8 boringen de keileemdikte en diepte t.o.v. NAP en het maaiveld ter plaatse van de boringen en enkele van de vele waterlopen die de raai aansnijdt, weergegeven. Er dient hierbij te worden opgemerkt dat de einddiepte van de keileemlaag op buislocatie B12D0384 niet bekend is vanwege het ontbreken van bodemkundige informatie over de diepere ondergrond (> 220 cm –mv). De informatie is alleen afkomstig uit de profielbeschrijving die Alterra in 2013 heeft gemaakt (Bijlage 4). Uit het bodemkundig onderzoek blijkt, in tegenstelling tot de hydro-geologische raai, dat in het gehele traject keileem in de ondergrond voorkomt; wel neemt de dikte van de keileem af van 3,30 m in het westen (GB022) naar >=0,30 m in het oosten (B12D0384). De aard en samenstelling van de keileem variëren ook in deze raai per locatie. De top van de keileem bestaat soms uit lichte zavel (GB023, GB024, GB025 en B12D0384) met soms een of meerdere insnoering(en) van enkele decimeters dikke keizandla(a)g(en) (gele vlak), gevolgd door zware zavel met een compacte samenstelling. Soms is het gehele pakket gesloten en bestaat het materiaal voornamelijk uit compacte zware zavel (GB022, GB023, GB012 en GB025). De onderkant van de keileem is veelal half gerijpt en plastisch van samenstelling (GB022, GB012, GB023, GB013, GB004 en GB025).

Bij boring GB024 bestaat het bovenste deel van de storende laag uit enkele lössleemlagen en het onderste deel uit keileem. De bovenkant van de keileem varieert van 11,41 m +NAP in het westen naar 9,97 m +NAP in het oosten met een piek van 12,61 m +NAP nabij GB025. Boven de keileem ligt een dun zandpakket. In dit zandpakket, dat vooral uit zwak lemig, matig fijn zand bestaat, komen op een aantal locaties storende lagen in het bodemprofiel voor in de vorm van een kazige B-horizont (B12D0384), beekklei (GB013) en lössleem (GB023, GB024 en GB025).