• No results found

Frans bracht zijn vacantie door met zijn vader, een zéér bejaarden, half verlamden man, die gewoonlijk dutte, aan 't strand in z'n wagentje, of in z'n hotelveranda te

suffen zat, hoogstens de Haarlemmerkrant nog eens las; een oude huishoudster,

goedige ziel, hield hem trouw gezelschap.... Vreemd scheen het dus niet, dat zijn

zoon de student eens wat anders zoeken ging, en kennissen vond, dat hij graag in de

Croes-familie verkeerde, met Theo en die aardige meisjes, zijn zusjes, hun lieve

logeetjes en Theo's andere vrienden.

Mevrouw Croes was verrukt van dien ‘vroolijken Frans’. Dat was nou ‘een snoes

van 'n jongen’, vond ze. Een plaaggeest, ondeugend-lustig en dol, en toch ook zoo

hartelijk, prettig-eenvoudig, zoo innig beleefd en eerbiedig voor ouderen, altijd lief,

vol attentie

voor haar. En daarbij.... knap! Zulke aardige oogen, donker, in 't blozende, volle

gezicht, ook zijn borstelig kort-geknipt haar zoo donker, om 't blanke voorhoofd,

zijn lippen zoo frisch, en zijn tanden zoo blinkend.

Der Sonnenjüngling... noemde hem Ada, die juist ‘Der Kampf um Rom’ gelezen

had; ze coquetteerde een beetje met Frans, om Theo te plagen. Maar pratend met

Noortje alleen, zei ze lachend: ‘Zèg, die de Haan is bepaald verliefd op Jeanne! Je

moet maar eens opletten straks onder 't spelen, hoe hij haar aan staat te kijken soms!....

Daarom komt hij zoo dikwijls, begrijp je!... Dat merk je toch wel?.. Hij is bij jelie,

of hij moet er wezen... Maar laat ze maar oppassen, hoor, 't is een flirt!.... Een Don

Juan.... net als die broer van jou.... Dat heb ik al gemerkt.... Als 'k wou.... enfin!... 'k

Zal maar niks meer zeggen... Kijk daar komt jouw vriend aan... der schwarze Teja!....’

Zoo noemde ze Kees Corver.

En Noortje vertelde 't, in blij gefluister, haar zuster over, wat Ada had gezegd.

Maar Jeanne ergerde zich. Ze werd rood en verward. Ze stotterde: ‘Net iets voor Ada

weer.... bespottelijk!.... Heb je nou ooit toch, zoo'n wicht!.... Omdat zij zich nou

aanstelt met Theo!.... Enfin!... Dat 's tot daaraan toe!... Maar laat ze zich asjeblieft

niet met mij bemoeien... Wat gaat 't 'r an?’

‘Nou nou,’ zei Noortje, ‘zég.... eet me niet op! Ik kan 't heusch niet helpen!....

Bespottelijk, om je zoo boos te maken!.... Als Ada dat nou heeft gemerkt, van Frans,

dan mag ze 't toch wel vertellen! Ze zeit immers niks van jou.... ze zeit niet, dat jij

ook op hem bent!....’

‘Dat moest er nog bijkomen!.... Hê? Nee!.... pf!.... Schei er nou asjeblieft over

uit!.... Wie al niet meepraat over verliefdheid!.... Pas jij maar op met je lieve

vriendin!.... Een gevaarlijk kind, hoor! Zoo'n nest!.... En jij ook!.... Kijk zelf maar

wat minder naar Keesje Corver, jij, kleintje!’

‘Ajakkes!.... Mispunt!’ En 't zusje aan 't huilen.

't Was 's avonds, al laat, na een drukken dag, op hun kamertje; Noortje was jarig

geweest, en nu moe, overspannen.... Gemeen van Jeanne! Wat dát er nou mee had

te maken!.... Hé! - ze stampte van woede. 't Was toch al náár genoeg!.... Ja, ze hield

van Kees, ze was dol op 'm, ja, ja!.... Dat wist Jeanne.... best!.... Mocht het dan soms

niet? Mocht je niet houden van iemand!.... Maar Kees had van haar in de laatste

dagen amper notitie genomen.... Vandaag.... haar verjaardag nogal!.... hij was er niet

eens geweest!.... Ze snikte luid-uit.

‘Weest toch stil, kind’ schamperde Jeanne, ‘en schaam je wat?.... Hè?.... Zeg, hoe

oud ben je? Zestien!.... 't Is zonde!.... Dat komt er nou van. Als je omgaat met.... met

zoo'n jongensmeid....’

‘Nou goed kind, i k w i l nou met Ada omgaan! 't Is mijn vriendin!... Dat gaat

jullie niks an!.... Jou en je saaie, stijve vrindinnen!.... Louise, moet die niet 's komen

logeeren?’ en Noortje bootste de stijve pas van het meisje na, in haar nachtjapon

-‘Tennissen! ja, dat zou goed voor haar wezen! Och jé!’

‘Kind!.... Je bent over je slaap, ga na' bed!’ zei Jeanne. En zweeg verder.... Lag er

in bed over na te soezen.... Nonsens was 't, dat Frans op haar.... En zij?.... Och, ze

vond 'm een aardige jongen.... Correct, en toch leuk.... En zoo'n prettig geluid,

sympathiek ja!.... Vroolijk.... en dan soms in-eens haast weemoedig.... Alsof hij iets

had dat hem drukte.... Vreemd!.... Maar hij was niet verliefd op haar.... Och!.... Geen

kwestie!....

Toch keek ze er Frans, in de volgende dagen, vaak heimelijk op aan.... Zou het

mogelijk zijn?.... Zou hij werkelijk.... iets om haar kunnen geven?.... Wel dikwijls

lachte zijn blik haar toe, wel bizonder aandachtig en lang soms.... Wat had ze dan,

dat

hem zou kunnen bekoren.... misschien?.... Dat ze levendig, opgewekt was, en gevat

en wakker, snel van begrijpen kon wezen, schrander.... ja - waren er niet die 't hadden

gezegd? - ook geestig soms, als ze wat opgewonden werd?.... ‘Een leuke snijboon

ben jij,’ had Frans eens gegierd, in een hevige lachbui.... Brutaal!.... O, ze had hem

ook afgestraft! Maar 't was haar geweest of ze zwol van vreugd, en haar blik werd

nóg troebel.... zoo vaak ze 'r aan terugdacht....

Daan vroeger.... had het wel vaak al gezegd.... Dat ze gevat was.... en toch zoo

gevoelig; een zeldzame combinatie, zeide hij. Gevoelig.... ze wist het, zijzelf ja!....

Maar Daan, hoe kwam hij er toch aan?.... En Frans.... hoe kon die er ooit iets van

weten?.... Ze was zoo gesloten.... Ze kón niet anders....

Haar uiterlijk.... zou 't dat kunnen zijn!.... Och, wel nee toch, hoe zou het?... Zoo'n

volle, gezonde, robuuste jongen, plezier hebben in een schraal kind als zij?... Ze was

wel iets dikker geworden in Zandvoort, haar wangen een beetje gevulder en frisscher,

wat minder flets; maar ze had ook natuurlijk weer sproeten gekregen, - o, akelig!

Sproeten! Een ramp was dat.... En kijk me dat vreeselijke haar nu weer zitten!....

Nadat ze maar even zich warm had gespeeld.... was de krul er al uit, viel de kuif in

tweeën, hingen de piekjes nattig en sluik langs haar slapen....

Nee!.... och!.... haar uiterlijk!... Gonne zei 't wel eens, om haar te troosten, dat ze

heusch niet leelijk was, een fijn blank snoetje.... Nou ja, och ja!.... Die was immers

net zoo, Gonne.... Maar die had tenminste haar prachtige haar, dat glanzige bruine,

fijne, kroezende haar....

Nee-nee, haar uiterlijk niet....

Och, alles verbeelding!....

Of - en ze bloosde bij die gedachte - òf 't werd nog veel mooier!....

Dwaasheid! Wat kende hij haar!.... Hoe wist die

jongen, wat zij.... van binnen!.... Gevoelig?.... O! Louter gevoel leek ze somtijds

zichzelf, 't verontrustte haar vaak.... Als zij ooit eens vrij kwam - want nu was ze

altijd als opgesloten - als ze ooit eens een man kreeg, die van haar hield, die alles in

haar wist los te maken, een man aan wien ze zich... héélemaal.... zou mogen geven,

zou willen wijden, een man, dien ze liefhad, liefhad - het duizelde haar - hoe zou ze

hem koesteren, blindelings verwennen.... alles, álles voor hem willen doen.... voor

hem leven en.... doodgaan als 't moest.... Nee, doodgaan, dat zou dan te jammer

zijn....

Maar hoe kon een ander dat weten?... Ze liet immers nooit iets merken.... was

levendig, scherp in haar antwoorden soms.... Bij-de-hand!.... Was 't dát misschien

waar hij schik in had?.... Zelf was hij ook zoo, ja, leuk en geestig, hield óók van

plagen.... Maar néé, geen flirt, dat was onzin van Ada.... Zoo'n kind maakt natuurlijk

geen onderscheid!.... Vroolijk was hij, en wist misschien dat hij knap was, nou ja....

Toch, coquet vond ze 'm niet, daarvoor veel te eenvoudig, te hartelijk, gewoon....

Een aardige jongen.... en intelligent.... Maar, och wel nee, niet verliefd op haar!....

En zij niet op hem ook.... totnogtoe.... gelukkig!....