• No results found

François gluurt nieuwsgierig in 't ronde, en verdwijnt ijlings, na een gebiedend, ongeduldig gebaar zijner meesteres

Mevrouw de Roggeveen staat een oogenblik stil, en werpt een blik in haar

toiletspiegel. Inderdaad was haar gelaat ontsteld, en doodelijk bleek, maar zij maakte

zich diets, dat

niemand iets buitengewoons aan haar voorkomen zou bemerken. Zij droeg een donker

reisgewaad en had een fluweelen mantel en bont gereed gelegd. Met saamgeknepen

lippen blijft zij in den spiegel staren. Voortdurend plooiden zich de rimpels op haar

voorhoofd onheilspellender. Met eene toornige beweging van het hoofd wendt zij

zich om, en begint met snelle, onhoorbare schreden het vertrek heen en weer te

loopen.

Zij maakt de rekening op van haar verleden en toekomst. Vooreerst: wie kan haar

goeden naam, hare eer, in het allerminste opzicht verkleinen? - wie kan haar huis

eenige blaam opleggen? - wat zou men kwaads kunnen verspreiden van haar gezin?

Jane's verloving was nooit openbaar bekend geweest, en dien morgen had mevrouw

Van Doornebeeck haar nog uitdrukkelijk verzekerd, dat het feit aan niemand ter oore

was gekomen. Zij had de publieke opinie tot nog toe in niets hoegenaamd aanstoot

gegeven. Iedereen had de Vergennes met beleefdheid ontvangen, eerst na dien

afschuwelijken moord hadden zich eenige ongunstige geruchten verspreid.

Maar Jane.... en met de uiterste bitterheid sloeg zij de handen ineen. Op die dochter

was al hare hoop gevestigd geweest en nu.... eene huivering trilde door hare leden.

Hare trotsche gestalte kromp ineen. Hare gelaatstrekken waren verwrongen van

woeste smart. Het geluk van haar kind was voor goed vernietigd. Onteerd, verleid,

en nog altijd door den schrik in haar denkvermogen gekrenkt, was Jane nu een levend

verwijt, een gevaarlijke lastpost, wier minste woord de vreeselijkste waarheid zou

onthullen. Eerst had zij geleden, om de wille der dochter, wier toekomst nu hopeloos

was vernietigd, want zij had Jane lief op hare wijze en naar haar bijzonder inzicht.

Dat zij haar kind vrijelijk had doen omgaan met de Vergennes, dat zij Jane's terstond

ontlokene genegenheid voor den Franschen edelman had aangemoedigd, strekte haar

geen oogenblik tot bron van zelfverwijt. Zij had recht, om te gelooven, dat de

Vergennes zich een waarachtig

man zou betoonen - had hij haar bedrogen, geheel de residentie was met haar de dupe

geweest. Zij had voor Jane eene schitterende toekomst gedroomd, een nijdig ongeluk

had plotseling al hare luchtkasteelen den bodem ingeslagen. Zou zij nu moedeloos

het hoofd buigen, en stil afwachten, dat de wereld, met schijnbaar vertoon van

medelijden, haar achter haar rug zou bespotten, zou zij nu rustig neerzitten, en daar

ginds een ijdel misbaar doen opgaan over het ongeluk en de vernedering harer familie?

Neen - zij wilde het hoofd omhooghouden tegenover de wereld, zooals zij tot nog

toe met de meeste kracht had gedaan. Reeds had zij mevrouw Van Doornebeeck met

een glimlach geantwoord op al de heele en halve liefelijkheden, die deze beminnelijke

dame had goedgevonden te opperen. De verloving met de Vergennes was nooit

publiek geweest, zij verlangde niet gecondoleerd te worden. Er was hoegenaamd

geene reden voor. Het vreeselijk geval met den Franschen edelman had hare dochter

in den beginne wel doen ontroeren, maar iedereen in Den Haag was er evenzeer van

ontsteld. Daarbij waren na den moord zekere bijzonderheden aan den dag gekomen

omtrent de Vergennes, die het alles, wel beschouwd, eer gelukkig dan ongelukkig

deden schijnen, dat het plan van verloving schipbreuk had moeten lijden. Mevrouw

Van Doornebeeck was dit volkomen met haar eens, en meende, dat het beste in dit

geval zijn zou, er niet langer aan te denken. Mevrouw de Roggeveen had dan ook

verzekerd, dat Jane de eerste ontroering reeds te boven was en dat men besloten had,

ter afleiding een uitstapje naar Brussel of Parijs te ondernemen.

Inderdaad, zij moest haar kind aan aller oog onttrekken. Zelfs aan den dokter mocht

niets blijken van den eigenlijken toestand der zaak, en zij hoopte wel, dat de

vreeselijke waarheid tot nog toe aan niemand vreemds mocht zijn in 't oog gesprongen.

De dokter had gezegd, dat de plotselinge schrik Jane's hoofd had geschokt, maar dat

van den tijd en

van verstandige afleiding nog veel te hopen was. Daarom moest zij met haar kind

op reis. Nemand zou het geheim kennen, en wanneer Jane eens gelukkig herstelde,

wanneer haar jeugdig, krachtig gestel eens de overwinning behaalde, dan bleef de

toekomst misschien nog schoon, dan behoefde men alles niet hopeloos in te zien.

En thans wilde zij in alle stilte vertrekken. Zij had kracht en moed genoeg, om de

eer van hare dochter, van haar naam geheel alleen te redden. Vooraf echter moest

zij nog alles aan haar echtgenoot meedeelen. De heer Van Roggeveen had zich in

het somberst stilzwijgen teruggetrokken, sinds hij op dien noodlottigen avond uit

Amsterdam was teruggekeerd. Beiden hadden zij opzettelijk vermeden, over de

bittere rampen van hun gezin te spreken, maar aan de dreigende blikken, die hij haar

had toegeworpen, had zij duidelijk den toeleg bespeurd, om haar zelve als

hoofdoorzaak van alles te beschuldigen. Voor zijn toorn beefde zij niet. Zij had haar

goeden naam te redden, en daarbij was de gramschap van haar echtgenoot haar eene

bijzaak. Zij wist, wat zij hem had te antwoorden. En daarenboven, het was even goed

z i j n belang Jane's eer te beschermen - hij moest haar steunen.

In weinige oogenblikken had zij al deze dingen overwogen, en terwijl zij haastig