• No results found

5. Onderzoeksdesign

5.1. Methodologie

5.1.1. Frame-analyse

Al sinds de jaren ’90 neemt frame-analyse als methodologie een prominente plaats in wat betreft communicatie- en mediastudies (Van Gorp, 2005). Uit de literatuurstudie bleek dat zo’n frame kan opgevat worden als een invalshoek of lens waarmee men naar een bepaald thema – hier: de “vluchtelingencrisis” – kijkt. Entman (1993), een van de vooraanstaande academici in de onderzoekstraditie van de frame-analyse, wijst op de twee belangrijkste aspecten van framing, namelijk selectie (selection) en zichtbaarheid (salience). Zijn definitie van framing luidt als volgt:

[…] to frame is to select some aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem, causel interpretation, moral evaluation, and / or treatment recmomendation for the item described.

In deze optiek zijn frames tools voor journalisten om bepaalde aspecten van een gebeurtenis uit te lichten en op die manier te verduidelijken. Bovendien gaat het niet enkel om aspecten benadrukken, maar ook om aspecten weglaten (De Vreese, 2005; Entman, 1993, Greussing & Boomgaarden, 2017). De frames zijn als het ware een “meta-communicatieve boodschap” (Van Gorp, 2005) die journalisten meegeven aan hun lezers. Bovendien zijn frames “organizing principles that are socially shared and persistent over time, that work symbolically to meaningfully structure the social world” (Reese, 2001). Frames zijn dus niet enkel hulpmiddelen voor journalisten bij het opstellen van nieuwsberichten, maar worden gedeeld door lezers, die frames aanwenden om “betekenis te verlenen aan de werkelijkheid, om situaties te definiëren, verantwoordelijkheden en oorzaken aan te duiden, oplossingen aan te geven en om eventueel een moreel oordeel te vellen” (Van Gorp, 2007). Figuur 4 illustreert ten eerste dat mediaframes niet zomaar in een

vacuüm ontstaan. Externe en interne variabelen dragen bij aan de selectie en inhoud van mediaframes (Van Leuven, 2018). Journalisten zijn dus één van de invloedsfactoren, maar andere zaken zoals de (journalistieke) cultuur, mediaorganisaties en belangrijke gebeurtenissen spelen

Figuur 4: Het framingproces (Deprez, 2010)

even goed een rol. Bovendien leveren zogenaamde frame sponsors, zoals politici en socioeconomische organisaties, een belangrijke bijdrage aan het proces van framebuilding (Deprez, 2010). Ten tweede illustreert figuur 4 de invloed van media op het denkkader van mensen (= framesetting), wat uiteindelijk zelfs een effect kan hebben op hun handelen (=framing-effecten). De driehoeksverhouding tussen politiek, media en publieke opinie wordt ook al in de inleiding van deze masterproef aangehaald, en hier op een andere manier geïllustreerd. Deprez (2010) vermeldt bovendien dat ook de achtergrond van de lezer – zijn individuele waarden en normen, sociodemografische elementen, expertise en interesse – een doorslaggevende rol kan spelen bij het lezen van een nieuwstekst.

Maar hoe moeten academici nu aan de slag om deze frames bloot te leggen? Op die vraag geeft Van Gorp (2005, 2007, 2010, 2018) in verschillende publicaties uitgebreid antwoord. Verschillende andere onderzoekers maken gretig gebruik van zijn methode (Deprez, 2010; Greussing & Boomgaarden, 2017; Van Leuven et al., 2018). Bovendien oppert Van Gorp (2010) enkele strategieën om als onderzoeker subjectiviteit zoveel mogelijk te beperken bij een framing- analyse. Concreet moeten onderzoekers op zoek gaan naar volgende elementen in een tekst:

Een frame package bestaat uit een logische redenering, vertrekkende vanuit een specifieke probleemdefinitie met gerelateerde oorzaak, gevolg en oplossing, en manifeste elementen die deze redenering zouden kunnen ‘triggeren’: woordkeuzes, metaforen, zegswijzen, argumenten, enzovoort. Het overkoepelende idee die het ‘package’ tot een coherent geheel maakt, is het eigenlijke frame (Van Gorp, 2010).

Men kan door middel van codering inductief op zoek gaan naar framing devices (= manifeste elementen) en reasoning devices (= achterliggende logische redenering) (Gamson & Lash, 1983; Deprez, 2010; Van Gorp, 2018; Van Leuven et al., 2018). Door al deze informatie in een matrix te gieten bekomt men vervolgens een tool om deductief te werk te gaan. Op die manier kan men teksten toetsen aan de vooropgestelde frames, aan de hand van de frame packages.

Hoewel deze werkwijze op het eerste zicht eenduidig en concreet lijkt, dienen er toch een aantal belangrijke methodologische en theoretische keuzes gemaakt te worden. Hieronder volgt een overzicht van het academisch debat rond deze vragen. In hoofdstuk 6.3. bespreek ik welke keuzes er voor deze masterproef gemaakt zijn.

Ten eerste is er de vraag hoeveel framing devices in een tekst precies aanwezig dienen te zijn, om te kunnen spreken van een bepaald frame. Greussing & Boomgaarden (2017) noemen dit een

“wildy debated” vraagstuk in de theorie van de framing-analyse. Zij concluderen dat frames niet volledig geëxpliciteerd moeten worden in een tekst (Hellsten, Dawson & Leydesdorff, 2010), en dat zelfs eenmalige vermeldingen van korte labels of metaforen voldoende zijn om van framing te kunnen spreken (Burgers, Konijn, & Steen, 2016; Lakoff & Johnson, 1980; Leskovec, Backstrom & Kleinberg; 2009). Ook Lippmann (1922, 1997) besloot eerder al dat “the strategic integration of a single framing device can be sufficient to evoke a complex narrative of which, except that one element, nothing is explicitly mentioned in the text”. Entman (2004) nuanceert dit echter en meent dat dit enkel klopt voor frames met grote zichtbaarheid in een bepaalde cultuur. Voor minder gekende frames zal meer nadruk en herhaling van bepaalde framing devices in de tekst nodig zijn. Van Gorp (2010) is ervan overtuigd dat onderzoekers hun keuze hieromtrent bij het begin van het onderzoek duidelijk moeten maken, om zo subjectiviteit in de analyse zo veel mogelijk te beperken.

Ten tweede moet de onderzoeker zich afvragen hoe hij citaten van frame sponsors in een nieuwsbericht benadert. Wanneer een politicus in zijn discours een bepaald frame hanteert en deze bijdrage daarna geciteerd wordt in een krantenartikel, kan het oneerlijk lijken om daaruit te concluderen dat de journalist hetzelfde specifieke frame ondersteunt. Dit is nog meer de vraag wanneer de journalist citaten van derden expliciet tegenspreekt. Om dergelijke verwarring te vermijden, focust de studie van Van Leuven et al. (2018) louter op framing door politici en politieke partijen in de media, en laten ze andere vormen van framing voor hun analyse buiten beschouwing. Van Gorp (2010) is van mening dat elk framing device in een nieuwsbericht – dus ook die afkomstig van een externe bron – bijdraagt aan het oproepen van een bepaald frame. Ook De Cock, Sundin & Mistiaen (2019) argumenteren dat – hoewel een citaat van een politicus niet gelijkgesteld mag worden aan de mening van een journalist – dergelijke citaten tendensen uit de maatschappij weerspiegelen en dus zeker niet buiten beschouwing gelaten mogen worden. Kortom, volgens Van Gorp (2010) kiest de journalist er zelf voor om dat bepaalde citaat zichbaarheid te geven in een nieuwsbericht, en moet de onderzoeker dus elk statement of elke bijdrage mee opnemen in de analyse, ongeacht de oorsprong.

Ten derde – en dit is misschien wel de meest fundamentele kwestie – moet men zich de volgende vraag stellen: “Is framing a typical activity for the news media or is framing something that is connected to the construction of meaning in everyday reality […] (Van Gorp, 2010)?” Met

andere woorden, is framing een bewuste keuze van een journalist of zit framing in het alledaagse discours vervat? Indien men deze laatste visie ondersteunt en dus van mening is dat framing vervat zit in taalgebruik, komt men op het terrein van de kritische discoursanalyse. Van Gorp hangt echter duidelijk een meer constructionistische benadering aan. De theorie van het constructionisme zegt dat journalisten nieuwsitems op een bewuste manier vormgeven en lezers aan de hand van framing een bepaald thema helpen te begrijpen (Neuman, Just & Crigler, 1992; Van Gorp, 2007). Binnen deze theorie worden nieuwsframes dus niet geassocieerd met een bepaalde vorm van bias in de media of met hegemonische processen (Angelo, 2002). Dit is echter wel het uitgangspunt van de kritische discoursanalyse, die meent dat taal an sich niet neutraal is, maar onderhevig aan (politieke of economische) machtsstructuren. Verschillende auteurs (Entman, 1993; Greussing & Boomgaarden, 2017; Cihan Koca-Helvaci, 2019) linken het concept van “frames” dan ook aan “topics”, een typisch begrip uit de kritische discoursanalyse (zie hoofdstuk 5.1.2.). In deze masterproef ga ik ervan uit dat de waarheid ergens in het midden ligt. Van Gorp toont met zijn onderzoek uit 2005 aan dat het slachtofferframe tijdens de kerstperiode beduidend aanweziger was in de nieuwsberichten. Zijn enige verklaring hiervoor is dat journalisten actief op zoek gingen naar non-news omdat de kerstperiode empathie en inlevingsvermogen oproept. Toch ben ik van mening – en volg daarin dus de theorie van de kritische discoursanalyse – dat er net zo goed situaties zijn waar framing géén bewuste strategie van de journalist is. Begrippen zoals “vluchtelingenstroom” en “vluchtelingencrisis” zitten dermate in het discours vervat, dat journalisten deze woordenschat onbewust inzetten of niet kunnen vermijden, omdat er gewoonweg geen neutralere begrippen voorhanden zijn. Bovendien toont ook figuur 4 dat niet alleen journalisten aan de basis liggen van mediaframes, maar dat ook andere frame sponsors en

key events een invloed hebben. Kritische discoursanalyse ziet taal als een machtsmiddel van de

heersende elite en dus als een uitdrukking van de dominante ideologie (Hall et al, 1980; Tuchman 1978; van Dijk, 1987). Van Gorps (2010) constructionistische benadering van frame-analyse onderscheidt zich van deze discourskritische visie, maar frame-analyse en kritische discours- analyse zijn volgens mij complementair, zoals ook Greussing & Boomgaarden (2017), Cihan Koca- Helvaci (2019) en Lams (2019) oordelen. Iets meer duiding over de kritische discoursanalyse als onderzoeksveld is dus wel op zijn plaats.