• No results found

Florent et Octavien, Theseus de Cologne en het al eerder genoemde Baudouin de Sebourc, die grotendeels opgetrokken zijn uit reeds bestaande verhaalelementen

Zoals ik tijdens de bijeenkomsten van de werkgroep geleerd heb, is de werkwijze

van de auteur van de abele spelen kenmerkend voor theater-auteurs. Voor hen was

en is de essentie van het stuk de voorstelling, niet de tekst zoals hij ooit geschreven

werd of bewaard bleef.

Eindnoten:

1. Al zullen er altijd vakgenoten zijn die hierover anders denken. Zo heeft Duinhoven 1979a, 1979b, 1990 voor elk van deze drie abele spelen een bron aangewezen. Volgens Tersteeg 1998 werd Esmoreit - geïnspireerd door historische gebeurtenissen in het veertiende-eeuwse Sicilië - samengesteld uit enkele Miracles de Notre Dame (opgevoerd tussen 1369 en 1374), met name nr. 32 Thierry d'Arragon. Op die (mogelijk) Siciliaanse connectie werd al eerder gewezen door Peeters 1977. Meder 1996a wees op de overeenkomst tussen Esmoreit en het sprookje Aarne-Thompson 652. Sommige bewaard gebleven titels van verloren gegane Middelnederlandse toneelstukken suggereren overigens wel degelijk dat middeleeuwse toneelstukken - als de abele spelen - bewerkingen van bestaande epische romans geweest kunnen zijn: De Pauw 1914, Dabrówka 1992, Meder 1996b, Reynaert 1996 en Van der Poel 2001.

2. Een nieuwe uniforme digitale (genormaliseerde diplomatische) editie van alle Middelnederlandse epische handschriften en fragmenten, bij voorkeur onder auspiciën van de Digitale Bibliotheek

voor de Nederlandse Letteren, op de wijze van de CD-Rom Middelnederlands 1998 is dringend

gewenst. De epische bronnen zijn beschreven in Kienhorst 1988. Een bijgewerkte digitale versie hiervan, deel uitmakend van een ruimer opgezette digitale paleografische atlas van de Middelnederlandse letterkunde en de digitale Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, is een realiseerbare wensdroom. Op het (P.J.) Meertens Instituut KNAW te Amsterdam is van 1-1-1993 tot 1-2-2000 gewerkt aan een Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire

Teksten. Dit artikel is gebaseerd op de alfa-versie van het deel Epiek, waarin de eigennamen

aanzien mogelijk in 2001 vrijgegeven kan worden. Voor vragen over Middelnederlandse literaire eigennamen kan de onderzoeker terecht op: http://www.meertens.knaw.nl/projecten/remlt.html. 3. Over generische en specifieke intertekstualiteit in relatie tot de Middelnederlandse letterkunde

Besamusca 1993, 9-40.

4. Een editie van de Middelnederlandse fragmenten vindt men in Claassens 1993, 160-229. 5. Een uitstekende samenvatting biedt de al jaren nog te verschijnen editie van R.F. Cook en L.S.

Crist, waarover ik dankzij bemiddeling van prof. dr. Geert Claassens in digitale vorm kon beschikken; reden waarom ik niet kan verwijzen naar paginanummers.

6. Serrure 1855, 253-273.

7. Steden zijn gedurende de Middeleeuwen in navolging van het Latijn ‘vrouwelijk’.

8. In een eerdere versie van deze bijdrage had ik in het notenapparaat uittreksels uit het Repertorium

van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten i.s.n. opgenomen, zodat de lezer kon

zien welke eigennaam in welke tekst(en) voorkwam. Maar omdat dit nogal wat ruimte in beslag nam, en door een onverwachte wending van het onderzoek nauwelijks aan de conclusie bijdroeg, heb ik daarvan afgezien in deze definitieve versie.

9. Overeenkomstige eigennamen zijn (in moderne spelling): Afrika, Alexandrië, Antiochië, Babilonië, Damascus, Denemarken, Frankrijk, Gloriande, Hongarije, Naverne en Robrecht. 10. Een uitgesproken negatieve Robrecht in de Brabantsche historiografie is graaf Robrecht van

Namen, broer van graaf Gwijde van Saint Pol, een tijdgenoot van de abele spelen-auteur. Deze Robrecht staat bekend als ‘de ongetrouwe’, omdat hij - commandant van de achterhoede - hertog Wencelijn niet te hulp schoot toen die in AD 1371 - maar misschien was de Esmoreit toen al geschreven en opgevoerd - slag leverde met markgraaf Willem van Gulick: Die alder excellenste

cronyke van Brabant, Dat XLIX. capittel. Hoe dorloghe began tusschen hertoge Wencelijn van Brabant ende marcgrave Willem van Gulyck. Ende vanden strijde te Baeswildere, daer hertoge Wencelijn ghevanghen werdt.

11. Verdenius 1917, vs. 769-816, m.n.: Ic wilstu hads enen astronomien, / Entu niene daets, vro

no spade, / Het ne ware bi sinen rade; / Want God ne maecte noit dinc, / Die hi met redenen niene bevinc; / Ende hier vant die wise Platoen / In dinghen der naturen doen, / Entie naturen van den sterren. (vs. 784-791).

12. De abele spelen werden vrijwel zeker geschreven te Brussel voor een Brussels publiek. Vandaar dat ik de Brabantse historiografie in mijn inderzoek betrokken heb. Weduwnaar hertog Heinric II van Brabant hertrouwde met Sophie, dochter van Elisabeth van Thüringen. In Die alder

excellenste cronyke van Brabant staat zij bekend als gelijkend op haar moeder.

13. Gorissen 1972.

14. In Johan uss dem Virgiere, de Duitse vertaling van de van oorsprong Middelnederlandse roman

Joncker Jan uut den Vergiere komt een Saraceense reus voor, Isenwit geheten. De abele

spelen-auteur heeft vrijwel zeker Joncker Jan gekend en gebruikt.

15. Isembart is door zijn oom koning Lodewijk (de Vrome) gedwongen Frankrijk te verlaten, en loopt daarom over naar de Saraceense (Engelse!) koning Gormont. Samen met Gormont valt hij Frankrijk binnen om zich te wreken. Hierbij strijdt Isembart onwetend met zijn vader. Uiteindelijk winnen de christenen, en Isembart keert in zijn laatste ogenblikken terug van zijn dwaalspoor. Hooguit kan enige gelijkenis met Robbrecht in Esmoreit geconstateerd worden, maar niet meer dan dat. In het chanson de geste Les Narbonnais komt éénmaal een Saraceense koning Isambart voor, maar uit niets blijkt dat de abele spelen-auteur vertrouwd was met die materie.

16. Claassens 1993, 140-159. 17. Van Anrooij & Sleiderink 1996.

18. ‘C'est une poëme banal, inspiré par d'autres chansons épiques et par des romans courtois, mais l'auteur entretient l'intérêt par de fréquents changements de scène et par un mélange de récits de batailles et d'amours. Ce poème eut au XIIIe siècle un immense succes [...]’, in: Dictionnaire 1964, 454-456.

19. Tenzij men Sesilien als een verbastering van Sebillien (Sevilla) interpreteert. Spaanse antroponiemen in het tweede stuk van de Ferguut zijn: Faussette, Galarant, Laquis, Mereagis en Sibilie - Spaanse toponiemen: Amarie, Candie, Portegale, Spaengie, Tudele en Valentse. 20. Onzeker is of hier een verlezing van u en n aan ten grondslag ligt, vergelijkbaar met: Anjou >

Avenioen in Jacob van Maerlants Historie van Troyen, vs. 29159 en Alexanders Geesten boek VII, vs. 1591. Graesse 1972, dl.2, 8 onderscheidt een Navarra Francia alias Basse Navarre in de Franse Pyraneeën, en Navarra Alta in Spanje met de varianten Navarnia en Navernia.

21. Item uut Vranckerijck quamen den hertoge te hulpen die coninck van Navarre ende noch meer andere heeren, maer die grave van Henegouwe en woudtse niet laten passeren doer sijn lant, dwelck vernemende hertoge Jan, so track hi metten grave vanden Baren, sinen neve, met IIIIM platen oft helmen te ghemoete den heeren uut Vranckerijcke. Ende als hi comen was tot Nyvele, so en dorste die grave van Henegouwe die Fransoysen niet beletten, maer hi lietse passeren. (Van der swaerder reisen die de hertoghe dede te Rode waert). Het citaat in de Brabantsche Yeesten (5,3322-5,3332) luidt: Die hertoghe hadde in Vrancrike / Maghe machtich ende rike, / Die hem waren int derde let, / Die coninc van Averne, ende oec met / Die grave van Stampes, te waren, / Die oec sijnre kinder oem waren, / Met quam die grave van Alisoen: / Dese quamen neder doen, / Om te pruvene oft si die saken / Te goeden poente mochten maken: / Te samen namen si haer vaert / Met meneghen man te Brabant waert. Drs. Jaap Tigelaar (UU) was zo

goed mij zijn digitale werkeditie van Die alder excellenste cronyke van Brabant ter beschikking te stellen, zonder welke deze bijdrage niet geschreven had kunnen worden.

22. Die voorgenoemde hertoech Henrijc nam te huwelijc vrou Machtelt, des graven Matheeus dochter van Bolonien oft Bonen, daer hij VI kinder aen wan, als Henrijc, die na hem hertoech bleef, ende Godevaert, die men hiet van Loven, een dochter, die Marie hiet ende troude den IIII. keyser Otte, die ander troude grave Otte van Gelre, die derde troude die grave van Alverne in Vrancrijc, ende die IIII. dochter, ghehieten Machtelt, troude die paleysgrave vanden Rijne ende daer na troude sy den grave Floreys van Hollant ende hair sone, graef Willem van Hollant, wert naderhant gecoren coninc van Almanien, die vanden Vriezen verslaghen wert. (Die alder excellenste cronyke van Brabant, capittel XXXII).

23. Waarmee ik mijn eerder geuite bezwaren intrek: Kuiper 1997, 291-297. 24. Klein 1997, De Wachter 1998, 371.

25. Dankzij bemiddeling van prof. dr. Geert Claassens kon ik gebruik maken van een ongepubliceerde kritische editie van prof. dr. Thomas Klein.

26. Verwijs 1868.

27. De situatie doet sterk denken aan het eerste boek van de Roman van Heinric en Margriete van

Limborch, waarin Echites, zoon van de graaf van Athene, verliefd wordt op Margriete van

Limborch die daar incognito als hofmeisje van de gravin van Athene verblijft. Ook hier doet de moeder er alles aan om de liefde te vernielen.

28. Lanseloets intentie was niet kwaad: net zo min als het Adams bedoeling was zijn Heer te beledigen door Eva haar zin te geven (Kuiper 1994).

29. Van Thienen & Salemans 1999; Salemans 2000, 115-121.

30. Lanseloet en Sandrijn worden in een refrein met de stokregel Heb ic u iet misseyt lief verghevet

mi in één adem genoemd met historische voorbeelden als Amnon, Thamar, Jason en Medea:

Lyna & Van Eeghem 1930, I, nr.V, 16-19. Hetzelfde refrein, met varianten, staat ook in de refreinenbundel van Jan van Doesborch (Kruyskamp 1940, dl.2, 108). De jongste bijdrage aan het hedendaagse debat over de interpretatie van het stuk, met verwijzing naar recente literatuur, is Ramakers 2000.

31. In Kuiper 1997 bepleitte ik de mogelijkheid dat Denemerken een verwarring van La Marche zou kunnen zijn. Dit vanwege de verschillende manieren waarop de naam Denemerken in het stuk gespeld wordt. Na lezing van de Brabantsche Yeesten en Die alder excellenste cronyke

van Brabant is mij echter gebleken dat La Marche geen rol speelt in de Brabantse historiografie,

wel het graafschap Mark alias Der Merken, gelegen in het hart van het Ruhr-gebied. 32. In Baudouin de Sebourc komt een Perceval de Danemarche uit de lucht vallen. 33. Brabantsche Yeesten, bk.3, k.14-17 (CD-Rom Middelnederlands 1998).

34. Maar die was er zeer waarschijnlijk nog niet toen het stuk geconcipieerd werd. De rol van de Warande Huedere is zowel komisch: hij tracht het gedrag van de ridder te imiteren in de hoop ook een vrouw te vangen - als praktisch: hij brengt Reinout in contact met Sanderijn. Over de herkomst van de tekstenverzameling Brinkman 2000.

35. Kuiper 1997, 291-297.

36. 02.906 In een stat die hiet rynast [826] / 01.929 In ene stat die heet rawast [847] / 05.916 In

een stadt geheeten reynast / 06.918 In eyn stat die heiss rynast / 07.917 In ein stat die hies rynast / 08.917 In eyn stat die hiesch rynast / 09.913 In een Stadt die hiet Rimast / 10.921 In een Stadt die heet Ramast / 11.927 In eenen Stadt die hiete Rimast / 12.921 In eene Stadt die hiete Rimast / 13.921 In eene Stadt die hiete Riemast / 03=>* / 04=>* / 14=>* (Salemans 2000,

begrijp, zegt hij dat Sanderijn eenzelfde lot als Blancefloer is overkomen: zij zit vast in een harem.

38. De volgende atlassen hebben zich bewezen in het onderzoek naar plaats- en landennamen: Andree 1886, Van der Meer & Mohrmann 1948, Engel 1977, Matthew 1985, Pagani 1990 en Smith 1991.

111